Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dialectiek der verlichting*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dialectiek der verlichting*

13 minuten leestijd

Dr. Jacob Klapwijk is voor de lezers van dit blad geen onbekende: tot tweemaal toe verscheen er in Radix reeds een artikel van zijn hand. Op 7 mei j.1. hield dr. Klapwijk zijn openbare les als lector in de nieuwe filosofie aan de Vrije Universiteit. Het voor ons liggende boek bevat de tekst van deze toespraak, aangevuld met een aantal extra hoofdstukken. De titel luidt: Dialektiek der verlichting. Een verkenning in het neomarxisme van de Frankfurter Schule. De uitgever is Van Gorcum te Assen. De prijs voor 118 pagina's, in handzaam formaat, is billijk: ƒ 14,-. Degenen die de schrijver al kennen van zijn schetsen in het blad Beweging worden hier opnieuw getroffen door de rake manier van formuleren. Daarnaast moet de helderheid van compositie worden genoemd: alles is afgemeten en overzichtelijk. Zij die enigszins in de behandelde materie thuis zijn, zullen natuurlijk wel bepaalde onderwerpen missen en zouden vermoedelijk andere breder behandeld willen zien. Maar de auteur heeft zich weloverwogen beperkingen opgelegd. Hij heeft een introductie willen bieden en ik meen dat hij daarin uitstekend geslaagd is. Het eerste en het laatste hoofdstuk zijn van algemene aard. In de hiertussen liggende hoofdstukken worden de belangrijkste vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule afzonderlijk belicht: Marcuse (1898), Adorno (1903-1969), Horkheimer (1895-1973) en Habermas (1929). Al deze figuren zijn gedurende kortere of langere tijd verbonden geweest aan het Institut für Sozialforschung van de universiteit van Frankfort, vandaar de naam 'Frankfurter Schule'. De ondertitel spreekt van het 'neomarxisme' van de Frankfurter Schule en de vraag rijst daarom wat dit «eomarxisme onderscheidt van het marxisme. Luisteren we naar Klapwijk: 'Allerlei kernmomenten uit de leer van Marx zijn terzijde geschoven, o.a. de leer van de klassenstrijd en van het proletariaat als revolutionair subject in spe.' En dan komt het: 'Voor de neomarxisten zijn nl. (. . .) ook de arbeiders in de gevestigde orde ingekapseld (. . .).' (p. 7 e.v.) Marx verwachtte alles van de bewustwording van de werkende stand. De arbeiders, meende hij, hadden niets te verliezen dan hun ketenen en alles te winnen bij een communistische maatschappij. Deze droom is vervlogen, althans wat de neomarxisten betreft. Zij geloven niet dat de moderne arbeider nog geïnteresseerd is in de ondergang van de huidige maatschappij. Moeilijker te beantwoorden is de vraag in hoeverre de Frankfurters überhaupt nog neo-marxisten kunnen heten. In de onderhavige studie komt voor mijn besef deze kwestie niet helemaal uit de verf. Van de bovengenoemde staat Marcuse nog het dichtst bij Marx. Maar bij de latere Horkheimer - men leze het prachtige hoofdstuk over 'Horkheimer en het religieuze heimwee'! - is de afstand tot Marx zo groot geworden dat de vraag rijst of het nog wel zinvol is hier van neomarxisme te spreken. Hoe dit ook zij, van allen geldt dat de portee van hun filosofie pas goed duidelijk wordt wanneer zij wordt gesteld tegen de achtergrond van het marxisme en van de bredere traditie waarin het marxisme zelf staat: de traditie van de verlichting. 'Verlichting' - of in het Duits: 'Aufklärung' - is een cultuurhistorisch begrip met twee lagen. In de eerste plaats wordt het in algemene zin gebruikt in de zin van 'bevrijding van bijgeloof en vooroordelen'. Van Adorno en Horkheimer verscheen in 1948 een boek onder de titel "Dialektik der Aufklärung'. Het verscheen - nauwelijks opgemerkt - bij de uitgever Querido in Amsterdam. Hier ziet de term verlichting vooral op het streven het menselijk bestaan te bevrijden uit de ban van de religieus-mythische traditie. Een voorbeeld van een dergelijke verlichting zien de auteurs in de Griekse oudheid: Homerus, de opkomst van het rationele denken, etc. Maar het begrip heeft tevens nog een andere 'laag', ook bij Adorno, Horkheimer en de anderen. Het duidt ook een bepaalde geestesrichting aan, die nl. welke in de 18e eeuw de boventoon ging voeren en die 'vrijheid en verdraagzaamheid' in haar vaandel voerde en aan niets zo het land had als aan godsdiensttwisten. De belangrijkste kampvechters van de 'tolerantie' zijn wel bekend: John Locke en David Hume in Engeland, Voltaire in Frankrijk, Lessing en Kant in Duitsland. Het is de richting waaraan de Franse revolutie veel van haar geestelijke wapentuig ontleende. Wat is 'dialectiek der verlichting'? In eerste instantie kunnen we onder 'dialectiek' eenvoudigweg verstaan een omslag die zich van binnenuit in iets voltrekt (cf. p. 5). Dat de verlichting dialectisch is, betekent niets anders dan dat de als bevrijding aangediende 'ontmythologisering' omslaat in een ontluistering van het leven. Het betekent dat veel van de zgn. vooruitgang in wezen voos is, dat het mythische levensgedrag in andere vormen terugkeert en uitloopt in een alzijdig doorwerkende verstarring van het leven - Marcuse sprak hier van 'één-dimensionaliteit'. Kortom, dialectiek der verlichting is de 'omslag van verlichting en verblinding' (p. 17). Het voor ons liggende boek biedt een deskundig overzicht van de verschillende uitwerkingen die de Frankfurters aan de 'dialectiek van de verlichting' hebben gegeven. Een dergelijk overzicht was naar mijn weten nog niet voorhanden in het Nederlandse taalgebied.1 Dr. Klapwijk heeft een goede greep gedaan, want er is alle reden om gespitst te luisteren naar datgene wat de Frankfurter Schule te zeggen heeft. Bij alle bezwaren die men tegen dit denken moet hebben, dwingt de radicaliteit ervan respect af. De rampzalige omslag in het Westerse mondigheidsstreven, van verlichting in verblinding, wordt niet aan invloeden van buiten toegeschreven - het zijn niet de anderen die de schuld krijgen en het is ook niet de ongunst van de omstandigheden die verantwoordelijk wordt gesteld neen, de mogelijkheid van de omslag wordt in de kern van het verlichtingsideaal aangewezen. De vrijheid die werd nagejaagd, had altijd al het begin van onvrijheid in zich; de prijs die voor deze vrijheid betaald moest worden was de onderdrukking van het natuurlijke leven, zowel van de natuur om ons heen als van het eigen lichaam. De lezers die min of meer vertrouwd zijn met de Reformatorische wijsbegeerte zullen bij het laatste herinnerd worden aan wat Dooyeweerd heeft geschreven over de spanning tussen het vrijheids- en het beheersingsideaal binnen het humanistische grondmotief. De overeenkomst is er inderdaad, maar er zijn ook enkele zwaarwegende verschillen. Om te beginnen is de plaatsing anders. Dooyeweerd tekent een spanning welke haar oorsprong vindt in een religieuze tweespalt, een twee-spalt in de religie van het moderne Westen, die eerst vandaaruit heel het leven doordringt. Hier staat ten diepste religie tegenover religie, humanisme tegenover evangelie. Eigenlijk is dit een hoopvolle overtuiging: er is immers zicht op ontkóming, op een doorbraak naar buiten, naar de echte levensruimte. Daarentegen wordt de dialectiek waarover we het nu hebben, getekend als een noodlottig iets. De kritiek op de westerse cultuur die de Frankfurter Schule naar voren brengt, is scherp; zij schijnt soms langs de waarheid te strijken.2 Het merkwaardige is echter dit, dat men - om met prof. Van Riessen te spreken - de dialectiek accepteert. Men stelt zich op het standpunt dat we erfgenamen van de verlichting zijn, of we willen of niet.3 Dit leidt tot een haast vertwijfelde positiekeuze. Het kritisch-rationele denken wordt voor de crisis van het Westen verantwoordelijk gesteld. Hier ziet men de zetel van de macht die het leven plat en vlak heeft gemaakt - het is alsof we een moderne Luther op de 'Hure Vernunft' horen schelden! - en toch wordt er niet met deze 'rede' gebroken. Met het denken, tegen het denken in: zo luidt de merkwaardige formulering van Adorno. Enfin, men leze zelf wat Klapwijk in het vijfde hoofdstuk schrijft, onder de titel 'Adorno en de negatieve dialektiek', bepaald niet het eenvoudigste hoofdstuk, maar naar de inhoud gerekend één van de belangrijkste. 'Wij hebben het over de Dialektiek der Bevrijding - eigenlijk een overbodige zinsnede, omdat ik geloof dat alle dialectiek bevrijding is . . . ' , aldus Marcuse, geciteerd door Klapwijk (p. 110). We zijn hier m.i. bij het hoofdprobleem van het neomarxisme aanbeland. Dr. Klapwijk omschrijft 'dialectiek' terecht niet alleen als een 'omslag' (zie hierboven), maar ook als een 'beweging door tegenstellingen heen' (p. 106). De dialectiek doelt niet uitsluitend op een omslaan van het één in zijn tegendeel, maar eveneens opeen doorgaande beweging, door deze en andere omslagen heen. Het meest sprekend is in dit opzicht de leer van Marx. Daar wordt het kapitalisme voorgesteld als een kwaad, zelfs als de laatste vijand, maar dan toch als een vijand waar men niet buiten kan: het communisme kan zich slechts verwerkelijken op basis van het volgroeide kapitalisme, omdat - zo meent Marx - alleen het kapitalisme het produktieapparaat voortbrengt dat vereist is om de communistische samenleving te zijner tijd van de nodige goederen te voorzien en het is ook het kapitalisme dat de arbeiders in grote getalen bijeen brengt en zo het ontstaan van een proletarische massa-beweging mogelijk maakt. Is evenwel de communistische samenleving eenmaal een feit, dan is naar de overtuiging van Marx het kapitalisme en de 'vervreemding' die daarbij hoort, voorgoed passé. Door deze overtuiging wordt heel het marxisme-leninisme gedragen: het kapitalisme, of breder: de burgerlijke wereld, is een noodzakelijk kwaad en tevens een kwaad dat men door een volgende omslag heen op ondubbelzinnige wijze achter zich laat. Iets hiervan vinden we reeds bij Hegel, de leermeester van Marx. Deze is er steeds op uit het negatieve ingeschakeld te denken in de vrijheidsgeschiedenis van de mensheid, maar dan zó dat de uitkomst van dit proces toch ondubbelzinnig positief is. 'De wonden van de geest genezen, zonder dat er littekens blijven', schreef Hegel in zijn Phänomenologie des Geistes. Het vertrouwen in de goede uitkomst van de dialectiek is bij de vertegenwoordigers van de Frankfurter Schule nog niet geheel verdwenen. Dr. Klapwijks studie geeft de nodige illustraties. 'Alle dialectiek is bevrijding' hoorden we boven Marcuse verzekeren. En zelfs Adorno, de meest pessimistische onder de Frankfurters, weet nog te gewagen van de bevrijdende kracht van het verlichte denken (p. 109, 61 e.V.). Klapwijk spreekt van een gelóóf en stelt dit in het slothoofdstuk als een mythisch geloof tegenover een persoonlijk geloof. Zo loopt zijn boek uit op een indrukwekkend getuigenis. En toch heeft juist dit slotgedeelte iets onbevredigends. Het zou m.i. nodig zijn geweest het geloof in de dialectiek dat men bij de Frankfurters aantreft, scherper af te grenzen van het marxistisch-leninistisch geloof in de dialectiek van de geschiedenis. De opmerking op p. 109 over een dialectiek die in staat is 'de harten van miljoenen sneller te doen kloppen' kan eigenlijk alleen maar op het marxisme-leninisme zien. Het is voor mij de vraag of het nu juist déze dialectiek is die, zoals de auteur ter plaatse betoogt, als een verborgen geloof in de gedachtenwereld van de Frankfortse neomarxisten terugkeert. Ik meen dat dr. Klapwijk op dit punt de discontinuïteit onderschat. Het neomarxistische geloof in de dialectiek is doortrokken van pessimisme. Zelfs Marcuse, die - zoals gezegd - nog het dichtst bij Marx staat, besluit zijn meest bekende werk, One-Dimensional Man, met de veelzeggende spreuk van Walter Benjamin: 'Slechts terwille van de hopelozen is ons de hoop gegeven'. Dit neomarxisme biedt geen perspectief voor concrete acties, daarvoor is zijn kritiek op het heden te totaal (vgl Adorno's 'Das Ganze ist das Unwahre'). De 'goede uitkomst' van de dialectiek is wellichtniet meer dan een principiële mogelijkheid, die men wil openhouden om het heden uit te kunnen houden, ofwel - technischer uitgedrukt - een regulatieve idee (vgl het bovengenoemde hoofdstuk over 'Horkheimer en het religieuze heimwee'). Het moet mede aan dit pessimisme worden toegeschreven dat de jongeren zich massaal van het neomarxisme hebben afgewend en hun toevlucht hebben genomen tot het marxisme-leninisme, dat zich aan een 'dialectiek van de verlichting' niets gelegen laat liggen en over de bevrijding van het proletariaat is blijven praten alsof er niets aan de hand is. Aan de Vrije Universiteit - als ik een voorbeeld mag noemen - zijn het niet neomarxistische studenten, maar marxistisch-leninistisch georiënteerde studenten waaromheen de recente moeilijkheden zijn ontstaan. Het zijn, althans wat de kerngroep betreft, leden van de CPN en vrienden van De Waarheid, het blad dat, zoals bekend, nimmer ongeveinsde sympathie voor de neornarxisten heeft getoond. Voor deze studenten is het neomarxisme een 'randstroming van het westeuropese marxisme', 'allerminst representatief voor het westeuropese marxistische denken'.4 Het slothoofdstuk zou aan reliëf hebben gewonnen indien de schrijver deze recente 'omslag' mede in het beeld had betrokken. Om nog een andere reden bevredigt het laatste hoofdstuk niet geheel. Terecht stelt Klapwijk met nadruk dat de 'dialectiek der verlichting' niet maar uitsluitend een theorie is, maar dat het hierin tevens om een crisis van de cultuur gaat waarin ook de christen met zijn levenspraktijk staat. Maar nu zou de indruk kunnen achterblijven dat hij de diagnose die het neomarxisme stelt, onderschrijft, dat hij - anders gezegd - de maatschappijkritiek van bijv. een Marcuse voor zijn rekening neemt, terwijl toch zijn leermeester, wijlen prof. Zuidema, deze kritiek als revolutionair bestempelde, en dat hij eerst tegen het vertrouwen in een dóórgaande beweging het christelijke gelóóf in stelling brengt. Zo is het stellig niet door hem bedoeld. Dat er verschil in taxatie van de dingen bestaat tussen een reformatorische en een neomarxistische filosofie, dat is, om zo te zeggen, voortdurend voorondersteld en het schemert in de loop van het betoog ook steeds door. Niettemin was het goed geweest indien het tegen het einde explicieter geworden zou zijn dan nu het geval is. Het zal nauwelijks nodig zijn aan het slot van deze bespreking dit boek nog uitdrukkelijk aan te bevelen. Het is trouwens een boek dat ook zonder deze aanbeveling zijn weg wel zal vinden. De kritiek die naar voren werd gebracht, bedoelt in wezen niet meer te zijn dan een aansporing aan het adres van de auteur om bij een volgende gelegenheid de draad weer op te nemen.5

* Bespreking van Dialektiek der Verlichting, Een verkenning in het neomarxisme van de Frankfurter Schule door Dr. Jacob Klapwijk 1976.

i De zaak zelf is wel eerder aan de orde geweest, zo bijv. op het lustrumcongres van de Centrale Interfaculteit van de VU. Dr. Klapwijk was één der sprekers. De referaten zijn onlangs verschenen onder de titel 'Vrede met de rede?' (Van Gorcum, Assen).

2 In deze zin heeft prof. dr. J. P. A. Mekkes zich eens uitgedrukt in een artikel in Beweging 37 (1973) no. 3.

3 In een artikel in de bundel die in de eerste noot wordt genoemd, heb ik dezelfde opvatting bij Paul Ricoeur aangewezen (p. 49 e.v.).

4 Citaten uit een artikel van drie studenten, P. Bakker, N. Keppel en J. Roeleveld, n.a.v. een brochure van de hoogleraren Verkuyl en Blauw, VU-Magazine 5 (juni 1976) p. 10.

5 Met dank aan drs. Siebe Schaap te Blokzijl, met wie ik bij de voorbereiding van deze recensie enkele kwesties kon bespreken

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1976

Radix | 52 Pagina's

Dialectiek der verlichting*

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1976

Radix | 52 Pagina's