Van een chaotische industriële maatschappij naar een betere informatiemaatschappij?
Achtergronden van het golvenmodel van Alvin Toffler
1. Inleiding
Na de tweede wereldoorlog heeft er een geweldige ekonomische groei plaatsgevonden. Deze groei ging gepaard met een grote toename van de materiële welvaart. Het geloof in het menselijk kunnen kreeg sterke impulsen. In het begin van de zeventiger jaren echter, stagneerde de ekonomische groei en traden er allerlei krisisverschijnselen op zoals dreigende uitputting van de energiebronnen, het dreigend grondstoffentekort, de milieuvervuiling, de toenemende kloof tussen rijke en arme landen etc. In de tachtiger jaren verbeterde de situatie nauwelijks. De werkloosheid nam nog steeds toe, de mens bleek niet in staat om de bewapeningsspiraal te doorbreken en nieuwe technologieën konden de problemen ook niet oplossen. Het vooruitgangsideaal en de ontwikkeling van wetenschap en techniek werden in de zestiger jaren al door velen bekritiseerd. Fundamentele vragen werden gesteld over de zin van de techniek en de plaats van de mens in de technische samenleving. De optredende krisis deed deze kritiek sterk toenemen. Schuurman heeft uitgebreid aandacht gegeven aan deze kritiek en de voorgestelde remedies om de krisis te bezweren.1 Hij onderscheidt twee hoofdstromingen. Tot de eerste hoofdstroming behoren de technokraten, die wetenschap en technologie zeer positief waarderen. Zij stellen dat de oplossing van de huidige problemen gezocht moet worden in de toepassing van de moderne techniek, waarbij de komputer een der belangrijkste instrumenten zal zijn. Aan de andere kant staan de revolutionaire utopisten, die de technische samenleving zien als een bedreiging voor de vrijheid van de mens. Zij pleiten voor een maatschappelijke revolutie die de komst van het rijk van de vrijheid en het rijk van de vrede moet bewerkstelligen. De socioloog Alvin Toffler pretendeert een nieuwe weg te wijzen. Hij keert zich fel tegen de anti-technologische retoriek van de revolutionaire utopisten. Hij verwijt hen dat ze in een nostalgische melancholie terug willen naar een soort pre-industriële maatschappij. Deze terugkeer is volgens hem onmogelijk en zal leiden tot een massale zelfvernietiging. Aan de andere kant wijst Toffler de aanpak van de technokraten ook af. Hij verwijt hen dat ze in hun planning, waarin ekonomische vooruitgang het doel is, onvoldoende rekening houden met de mens. De technokratische planning is de-humaniserend en daarom niet geschikt om de maatschappij te beheersen. Alvin Toffler gelooft dat de huidige krisis te maken heeft met het einde van het industriële tijdperk en de opkomst van een nieuwe beschaving. Te midden van alle verwoesting en verval ziet Toffler opmerkelijke bewijzen van 'geboorte en nieuw leven'. Daarom is pessimisme en doemdenken onverantwoord. Toffler is optimistisch. In de nieuwe maatschappij zal de kloof tussen producent en konsument gedicht worden, 'waardoor — samen met verstandig handelen onzerzijds — we getuigen zouden kunnen zijn van de eerste echt menselijke beschaving uit de ons bekende geschiedenis'.2 Om zijn optimisme te funderen geeft Toffler een analyse van de geschiedenis, een model voor de grote maatschappelijke omwentelingen en enkele karakteristieken van de nieuwe (informatie-) maatschappij. Hij doet revolutionaire voorstellen en komt tot gewaagde voorspellingen. Toffler's gedurfde en optimistische toekomstvisie is waarschijnlijk het geheim van zijn grote populariteit en de enorme verkoop van zijn boeken. In dit artikel zullen we nader ingaan op de ideeën van Alvin Toffler. In hoofdstuk 2 zal eerst, als illustratie van recente ontwikkelingen op het gebied van de moderne technologie, ingegaan worden op de ontwikkeling van 'intelligente' systemen. In de hoofdstukken 3 t/m 7 staan Toffler's ideeën centraal. Achtereenvolgens wordt aandacht gegeven aan zijn golvenmodel en methode van onderzoek (hoofdstuk 3), aan de struktuur van de samenleving (hoofdstuk 4), aan de struktuur van de grote maatschappelijke omwentelingen (hoofdstuk 5), aan de sociale instituties van de nieuwe maatschappij (hoofdstuk 6) en tenslotte aan de positie van de mens te midden van al die veranderingen (hoofdstuk 7). In hoofdstuk 8 wordt Toffler's model nader besproken. We laten zien dat Toffler enkele belangrijke basiskoncepten uit de systeemtheorie heeft overgenomen. Tevens blijkt dat de wetenschappelijke basis voor zijn hoofdkonceptie — nl. de vorming van een betere informatiemaatschappij uit een chaotische industriële maatschappij — uitermate zwak is. Tenslotte wordt in hoofdstuk 9 aangegeven waar de belangrijkste bijdragen van Toffler aan het denken over de toekomst liggen.
2. Technologische ontwikkelingen
De vraag moet gesteld worden of het karakter van de huidige technologische ontwikkelingen inderdaad zodanig is dat grote veranderingen in de maatschappij te verwachten zijn. Deze vraag moet bevestigend beantwoord worden. De ontwikkelingen op het gebied van bv. de biotechnologie, de informatica-wetenschappen, de kommunicatie-technologie en de mikroelektronica gaan bijzonder snel. We willen dit illustreren aan de hand van de stand van zaken en de verwachte ontwikkelingen op het gebied van de zogenaamde vijfde-generatie computers. Omstreeks de tweede wereldoorlog werden de eerste geprogrammeerde rekenmachines gebouwd. Nog geen vijftien jaar later werden computers op grote schaal geproduceerd en vond er een sterke toename plaats in het gebruik. Deze toename werd extra versterkt door de ontwikkeling van geïntegreerde circuits (chips). In 1950 wees Claude Shannon al op het feit dat de computer niet alleen kan rekenen maar ook symbolen kan manipuleren.3 Daarmee zou het mogelijk moeten zijn om de computer met 'kunstmatige intelligentie' (AI, Artificial Intelligence) uit te rusten.4 Het onderzoek naar 'intelligente' systemen heeft grote impulsen gekregen door het japanse vijfde-generatie computerprojekt dat in 1982 gestart is.5 Dit projekt heeft een budget van haast 1 miljard dollar en een looptijd van tien jaar. De te ontwikkelen 'intelligente' systemen moeten kunnen leren, gegevens analyseren en combineren, konklusies trekken en beslissingen nemen, gesproken woorden en afbeeldingen begrijpen en met de mens in gesproken omgangstaal kunnen kommuniceren. Het onderzoek naar AI heeft zich in eerste instantie toegespitst op de zogenaamde expert-systemen. Deze systemen bevatten alle relevante kennis op een specifiek gebied van de menselijke ervaring, tezamen met een aantal redeneerregels. Zo analyseert het expertsysteem DENDBAL de gegevens verkregen met behulp van de massaspektrometer en leidt daaruit de chemische struktuur van een materiaal af. Het programma MYCIN diagnosticeert bloed- en hersenvliesinfekties en adviseert de arts over de voor te schrijven antibiotica. Het expertsysteem MOLGEN adviseert biologen over het klonen van genen en helpt met de analyse van DNA-gegevens. Geologen maken gebruik van het programma PROSPECTOR, dat voorspellingen doet over ertsafzettingen. Tenslotte wijzen we nog op het HASP/SIAP-programma dat door defensie gebruikt wordt voor de analyse van signalen met een hoge achtergrondruis, zoals het interpreteren van oceaangeluiden onder lawaaiige omstandigheden. De meeste expertsystemen zijn inter-aktief en de gebruiker kan het systeem vragen om argumenten voor een bepaalde oplossing of een bepaald advies. De betrouwbaarheid van dit type systemen kan hoog zijn. Onderzoek heeft aangetoond dat bv. het programma MYC1N 'werkt' op het niveau van de specialist in het ziekenhuis en boven het niveau van de huisarts.6 Op het gebied van de spraakanalyse en spraakgeneratie worden grote vorderingen gemaakt. In de research zijn al chips ontworpen en gemaakt die in specifieke situaties eenvoudige vragen kunnen analyseren en daarop een gepast antwoord kunnen geven. De toepassing van AI in robotica is erg komplex. 'Intelligente' robots moeten namelijk aan nieuwe situaties het hoofd kunnen bieden. Dit houdt in de analyse van een situatie, het opzetten en uitwerken van alternatieven, het kiezen van de beste oplossing en tenslotte de uitvoering van de taak. Als de gekozen oplossing toch tot problemen leidt, dan dient de robot dit in een zo vroeg mogelijk stadium in te zien en de juiste korrekties aan te brengen. Om deze taken te kunnen doen is o.a. nodig: patroonherkenning, probleemoplossend vermogen, representatie en opslag van informatie, begrijpen van de omgangstaal, het bezitten van een 'wereldbeeld' en tenslotte leergedrag. 'Intelligente' systemen hebben veel toepassingsmogelijkheden zoals bv. in de fabrikage, het kantoor, de gezondheidszorg, het onderwijs, de defensie etc. De ontwikkelingen gaan erg snel. Toepassing van deze technieken in de maatschappij zal niet alleen resulteren in grote veranderingen in de arbeidssituatie maar ook invloed uitoefenen op alle sociale instituties in de samenleving.7
3. Alvin Toffler, zijn model en zijn methode van toekomstonderzoek
3.1. Inleiding
Alvin Toffler is geboren in 1928 in New York City. Na zijn studie sociologie werkte hij vijf jaar als arbeider in een fabriek. Tussen zijn twintigste en dertigste was hij marxist. Op latere leeftijd vond hij de marxistische benadering ontoereikend voor de analyse van de problemen van de samenleving. Toffler houdt zich intensief bezig met de toekomst. Hij is met name bekend geworden door zijn boeken 'Future Shock' en 'The Third Wave'. In deze twee boeken bekijkt hij de toekomst vanuit een verschillend perspektief. In 'Future Shock' staat de mens centraal. Hoe reageert de mens op alle ekonomische, sociale en maatschappelijke veranderingen? Kan de mens de nieuwe maatschappij wel aan? Wat zijn de gevolgen als dat niet het geval is? Welke strategieën kan de mens toepassen om te leren leven in en met de toekomst? In 'The Third Wave' besteedt Tof fier meer aandacht aan de struktuur van de veranderingen. Hij analyseert de karakteristieken van de industriële maatschappij en die van de nieuwe (informatie-) maatschappij. Tevens geeft hij een theoretische onderbouwing van zijn model. Tenslotte analyseert Toffler de maatschappelijke gevolgen als niet adequaat gereageerd wordt op de veranderingen. In het recent verschenen boek 'Previews & Premises' geeft Toffler op specifieke punten een nadere uitwerking van zijn ideeën. Hij gaat met name in op de positie van de arbeid, de plaats van de vrouw en zijn methode van toekomstonderzoek.
3.2. Het golvenmodel
Toffler wijst erop dat we in een tijd leven van grote maatschappelijke veranderingen en tegenstellingen. Enerzijds valt te wijzen op de neergang van veel (zware) industrieën, het dreigende grondstoffentekort, de milieuproblematiek, het uiteenvallen van gezinnen en de leegloop van de kerken. Anderzijds zien we de opkomst van nieuwe (high-tech) industrieën, de ontwikkeling van nieuwe materialen, opkomst van zonne- en windenergie, het ontstaan van nieuwe samenlevingsvormen en de opbloei van sekten. Al deze verschijnselen staan volgens Toffler niet los van elkaar, maar vormen een samenhangend geheel. Om recht te doen aan deze samenhang gebruikt Toffler de metafoor 'veranderingsgolf' of kortweg 'golf'.8 Met behulp van deze metafoor schept Toffler orde in grote hoeveelheden informatie van verschillend karakter en levert hij inzicht in de richting van de veranderingen. De inhoud van de metafoor 'golf' wordt het meest duidelijk als we kijken naar Toffler's opvatting over de geschiedenis. Hij beschouwt de geschiedenis als een opeenvolging van aanrollende veranderingsgolven. Tot nu toe is er, aldus Toffler, sprake geweest van drie grote veranderingsgolven. De eerste golf was de verandering naar de agrarische maatschappij. Voorzag de mens zich eerst in zijn onderhoud door de visvangst, de jacht of het verzamelen van produkten, nu bewerkt hij de natuur: landbouw en veeteelt komen op. De agrarische maatschappij wordt door Toffler de 'Eerste- Golfmaatschappij' genoemd. In deze maatschappij wordt het overgrote deel van de door de mens geproduceerde levensmiddelen, goederen en diensten door hemzelf geconsumeerd. De tweede veranderingsgolf was de overgang van de agrarische maatschappij naar de industriële maatschappij. Kenmerkend voor de ontstane 'Tweede-Golfsamenleving' is de scheiding tussen produktie en konsumptie. Men produceert niet meer voor eigen gebruik maar men produceert voor de markt. Op dit moment bevinden we ons volgens Toffler in de derde veranderingsgolf. De industriële maatschappij is bezig af te sterven en een nieuwe maatschappij komt op. In deze nieuwe maatschappij, de Derde-Golfmaatschappij genoemd, voorziet Toffler weer een vervaging van de scheidslijnen tussen produktie en konsumptie, d.w.z. men gaat weer meer voor eigen gebruik produceren.
3.3. Toffler's methode van toekomstonderzoek
Het zojuist beschreven golvenmodel bepaalt de door Toffler gebruikte methode van toekomstonderzoek in hoge mate.9 In maatschappelijk stabiele periodes ('binnen' een golf) is rechtlijnige extrapolatie van de sociale en ekonomische veranderingen vaak mogelijk. Toffler kent dan ook veel waarde toe aan een systematische en kwantitatieve analyse van deze veranderingen. In het golvenmodel ligt juist alle nadruk op de verstoringen van de kontinuïteit, op de vernieuwingen en op de breekpunten. Nu leven wij in een overgangsperiode, namelijk die van de Tweede- naar de Derde-Golfmaatschappij. In zo'n periode is rechtlijnige extrapolatie niet mogelijk en gaat het om het signaleren van de tekenen van de 'geboorte' van de nieuwe maatschappij, het zoeken naar samenhangen in deze tekenen en tenslotte het analyseren van de richting waarin het een en ander convergeert. Toffler kent veel belang toe aan het zoeken naar samenhangen. Zo oefenen bijvoorbeeld ekonomische veranderingen een sterke invloed uit op de energiehuishouding, het milieu en de gezinsstruktuur. Al deze zaken hangen samen en zijn via ingewikkelde terugkoppelingsmechanismen aan elkaar verbonden. In de Tweede-Golfcultuur werd volgens Toffler te veel nadruk gelegd op een specialistische analyse van de maatschappij, hetgeen resulteerde in een fragmentarisch toekomstbeeld. Denken over de toekomst moet 'synthetisch', 'generalistisch' gebeuren. Toffler erkent dat, zeker in periodes van grote veranderingen, futurologie veel subjektieve elementen bevat. Voorspellingen op sociaal gebied zijn volgens Toffler dan ook nooit zonder waardeoordeel. Hij heeft ook niet de pretentie dat de resultaten van zijn toekomstonderzoek 'objektieve' voorspellingen zijn.
4. De Tweede- en Derde-golfmaatschappij
4.1. De struktuur van de maatschappij
Om meer inzicht te krijgen in de onderlinge verhoudingen van de maatschappelijke verschijnselen heeft Toffler gezocht naar datgene wat alle beschavingen gemeen hebben.10 Alle beschavingen hebben subsystemen die Toffler aanduidt met de term 'sferen'. Zo leeft elke beschaving in een bepaalde relatie met haar natuurlijke omgeving. Natuurlijke hulpbronnen worden op een bepaalde manier gebruikt, veranderen de samenleving en beïnvloeden op haar beurt de omgeving weer (denk bv. aan de milieuvervuiling). Dit geheel duidt Toffler aan met de term 'biosfeer'. Elke beschaving heeft ook een specifieke manier om energie op te wekken, goederen en diensten te produceren en deze te distribueren. Het energie-, produktie- en distributiesysteem zijn erg nauw met elkaar verweven en worden tezamen de 'technosfeer' genoemd. Elke samenleving kent zijn eigen sociale instituties, zoals bv. gezin, school, kerk, vakorganisatie etc. Dit geheel van sociale instituties noemt Toffler de 'sociosfeer'. Alle beschavingen beschikken voorts over een informatie- en kommunicatiesysteem. Hierin wordt de informatie, die nodig is om het systeem in stand te houden, geproduceerd, getransporteerd en opgeslagen. Toffler spreekt over de 'infosfeer'. Verder vinden we in elke maatschappij ook een zogenaamde 'psychosfeer'. Binnen deze sfeer zijn de opvattingen over samen-zijn, gemeenschapsgevoel, struktuur van het leven en de zin van het bestaan ondergebracht. Tenslotte treffen we in alle beschavingen ook een 'machtssfeer' aan. Dit is het geheel van de formele en informele instituties waardoor de macht in de maatschappij verdeeld en uitgeoefend wordt. Al deze sferen zijn op een komplexe manier met elkaar verbonden. Toffler geeft geen uitgebreide analyse van de inter-relaties van de sferen. Hij wijst er bv. wel op dat de technosfeer een grote invloed heeft op de sociosfeer en dat de techno- en sociosfeer samen een grote invloed uitoefenen op de infosfeer. Binnen de samenleving is echter nog een andere dimensie aanwezig, die als het ware alle sferen doortrekt. Elke samenleving heeft een zogenaamde 'superideologie' om 'haar bestaan te rechtvaardigen, haar plaats in de geschiedenis en het universum te rechtvaardigen en haar handelingen te verdedigen en te rationaliseren. Het is de kulturele bovenlaag die het geheel bedekt en daar mede vorm aan geeft. Die ideologie weerspiegelt zich in alle sferen, van het gezinsleven tot de technologie'.11 Bij revolutionaire omwentelingen, zoals bij de opkomst van de Eerste, Tweede en Derde Golf, vinden er radicale veranderingen plaats in de genoemde sferen en de superideologie.
4.2. De Tweede-Golf maatschappij
Allereerst willen we ons bezighouden met het wereldbeeld, de superideologie van de Tweede-Golfmaatschappij. Deze superideologie wordt door Toffler de 'indust-realiteit' genoemd. Het lijkt, aldus Toffler, dat er in de industriële maatschappij grote konflikten zijn tussen de verschillende ideologische stromingen zoals bv. marxisten en kapitalisten. Op veel punten verschillen deze ideologieën inderdaad radikaal. Maar, zonder het te weten hangen ze dezelfde fundamentele premissen aan en geloven ze in dezelfde superideologie. Toffler zegt: 'beide predikten ze de superioriteit van het industrialisme, beide waren ze enthousiaste apostelen van de indust-realiteit'.12
De indust-realiteit berust op drie beginselen13:
1. De natuur. De industriële maatschappij gaat er vanuit dat de natuur een objekt is dat 'er slechts op wachtte om geëxploiteerd te worden'. Het beeld van de mens wordt dan ook gezien als 'tegenstander en overwinnaar van de natuur'.
2. De oorsprong van de mens. De mens wordt niet alleen gezien als baas over de natuur maar ook als 'de bekroning van een lang geleden begonnen evolutieproces'. Deze gedachtengang leidde tot de idee dat de selektiewetten van de evolutie ook gelden voor komplete samenlevingen. Daarom beschouwde men de Tweede-Golfmaatschappij ook als superieur ten opzichte van andere maatschappijen.
3. Het laatste beginsel verbindt de natuur en de mens aan elkaar. Dit beginsel is dat 'van de vooruitgang — het idee dat de loop van de geschiedenis onvermijdelijk leidt tot een beter bestaan voor de mensheid ...de komst van de Tweede Golf leidde ertoe dat dit begrip belangrijk werd'. Deze drie grondbeginselen verklaren en rechtvaardigen de werkelijkheid van de Tweede Golf.
Zoals reeds is aangestipt in 3.2., bracht de Tweede Golf een scheiding met zich mee tussen de produktie en de konsumptie. Uit deze scheiding ontstaat op 'natuurlijke wijze' een stelsel van met elkaar verbonden 'principes', een 'code', die karakteristiek is voor de industriële samenleving.14 Deze principes bepalen alle aspekten van het menselijk gedrag in de Tweede-Golfmaatschappij. Toffler noemt de volgende principes:
1. Standaardisatie. In de Tweede-Golfmaatschappij is standaardisatie een belangrijk principe dat overal wordt toegepast, bv. in de produktie, arbeid, salaris, leerprogramma's etc. Door de standaardisatie werd de maatschappij veel efficiënter gestruktureerd.
2. Specialisatie. Specialisatie komt het meest duidelijk naar voren in de arbeid waar het leidt tot efficiëntie en daarmee tot verlaging van de kostprijs en een verhoging van de produktie. Deze specialisatie ging ook gepaard met professionalisering, waarbij de markt het bemiddelende orgaan is tussen de professional (de kennisbezitter) en de klant.
3. Synchronisatie. De steeds dieper wordende kloof tussen produktie en konsumptie leidde tot synchronisatie. In de Tweede-Golfmaatschappij mogen machines niet stilstaan en deze hebben een eigen ritme. De werkzaamheid van de mens, zijn ritme en zijn sociale leven in het gezin en de maatschappij worden aangepast aan en afgestemd op het produktieproces.
4. Koncentratie. In de Tweede-Golfmaatschappij vindt er koncentratie plaats op veel gebieden, bv. met betrekking tot de energiebronnen (fossiele brandstoffen), bevolking (steden), geld (banken), kapitaalgoederen (mammoetconcerns) en produktie (grote fabrieken).
5. Maximalisatie. De wens om tot een hogere efficiëntie te komen resulteerde in 'maximalisatie'. Schaalvergroting werd toegepast in de industrie, het onderwijs, de gezondheidszorg etc.
6. Centralisatie. Tenslotte vinden we in de industriële maatschappij een sterke centralisatie van de macht, bv. in het leidinggeven en in de politiek. Met nadruk stelt Toffler dat deze zes principes hun toepassing vinden in zowel de kapitalistische als de socialistische variant van de Tweede-Golfmaatschappij.
4.3. Krisis
De Tweede Golf heeft veel welvaart gebracht. Het systeem bevindt zich nu echter in een ernstige krisis. Toffler wijst op de volgende punten. Ten eerste, er wordt onherstelbare schade toegebracht aan de biosfeer en het einde van de fossiele brandstoffen is in zicht. Ten tweede, het Tweede-Golfsysteem bevindt zich intern ook in een krisissituatie. We vinden krisis in het systeem van de sociale voorzieningen, bij het onderwijs, in de gezondheidszorg, in het waardenstelsel en in de rolpatronen. Tenslotte leidt dit allemaal tot een krisis in de persoonlijkheid. De grondbeginselen en de principes (zie 4.2.) van de Tweede-Golfmaatschappij zijn aan het wankelen. De 'Tweede-Golfstrategieën' voor het oplossen van de problemen werken niet meer. We leven in een herstruktureringsperiode. We staan aan het 'sterfbed van de Tweede- Golfmaatschappij' en als 'we goed luisteren, kunnen we de Derde Golf reeds op niet al te verre kusten horen beuken'.15
4.4. De Derde-Golf maatschappij
De Derde-Golf komt er aan en het is al mogelijk om enige hoofdkenmerken daarvan te identificeren. Grote veranderingen vinden plaats in de beginselen van de superideologie.16 Ons beeld van de natuur, de mens en de vooruitgang blijft niet gelijk. In plaats van de natuur te beschouwen als een objekt dat de mens exploiteert en waartegen hij strijdt, wordt nu de nadruk gelegd op harmonie en symbiose. De mens wordt niet meer gezien als kroon van de evolutie. Door de genetica en de kunstmatige intelligentie zet de mens de 'natuurlijke' evolutie buiten spel en wordt hij de ontwerper van de evolutie. Tenslotte, het materiële vooruitgangsbegrip van de industriële maatschappij maakt plaats voor een veelomvattender begrip, waarin verscheidenheid en rijkdom van de cultuur centraal staat. De veranderingen in de superideologie betekenen ook een verandering in de gedragscode, de principes van de samenleving.17 De Tweede-Golfmaatschappij werd gekenmerkt door standaardisatie, specialisatie, synchronisatie, concentratie, maximalisatie en centralisatie. In de Derde-Golfmaatschappij gaan deze principes als het ware in hun tegendeel over. Dit blijkt bv. uit de produktie. De traditionele massaproduktie verdwijnt en maakt plaats voor produktie volgens de wensen van de klant. We vinden ook een verscheidenheid aan levensstijlen, onderwijsmogelijkheden, media etc. etc. Kortom: de-standaardisatie en de-massificatie. Evenzo doen nieuwe managementtechnieken en bestuursstrukturen hun intrede: de-centralisatie. Verder vinden we op allerlei gebieden de-specialisatie, de-synchronisatie en de-concentratie.18
5. Het proces van de maatschappelijke omwentelingen
Tot nu toe hebben we nog weinig aandacht besteed aan de oorzaak en de struktuur van de maatschappelijke omwentelingen. De vraag komt naar voren: Waarom komt de Derde Golf nu op? Volgens Toffler kunnen we niet spreken van 'de' oorzaak van de Derde Golf. Er bestaat geen 'onafhankelijke variabele' waarvan alle andere variabelen afhankelijk zijn. De vraag naar de oorzaak van de Derde-Golf zou wel eens 'een typische Tweede- Golfvraag kunnen zijn', aldus Toffler. Voor de beschrijving van de struktuur van deze omwentelingen grijpt Toffler terug op de theorie van de fysisch-chemicus en Nobelprijswinnaar Dr. Ilya Prigogine.19 Prigogine ontwierp een theorie voor kleine open chemische en biologische systemen. Hij wijst erop dat binnen een systeem altijd sprake is van kleine veranderingen. Elk systeem gonst inwendig van fluktuaties. Soms worden fluktuaties door een negatieve terugkoppeling afgezwakt of onderdrukt. Bij een positieve terugkoppeling echter, worden sommige fluktuaties op een geweldige manier versterkt, tot aan het moment waarop de stabiliteit van het gehele systeem gevaar loopt. Het systeem is dan instabiel en het interne evenwicht kan, door interne spanningen of door een oorzaak van buiten het systeem, verbroken worden. Zo'n ineenstorting van de evenwichtstoestand resulteert in veel gevallen niet in een chaos, maar in een geheel nieuwe, hoger georganiseerde struktuur. Deze kan inwendig meer interakties bevatten en complexer zijn dan de vroegere struktuur. In dit proces zijn twee belangrijke stadia te onderscheiden:
1. De oorspronkelijke evenwichtstoestand van het systeem. Kennis van de evenwichtswaarde van alle variabelen en de relaties daartussen maakt het mogelijk om bij een verandering te voorspellen hoe het systeem daarop reageert. Kortom, een deterministische beschrijving is mogelijk.
2. De overgangsperiode naar een andere toestand. Fluktuaties worden dusdanig versterkt dat het systeem instabiel wordt en overgaat naar een nieuwe, hogere ordening. Vanuit de kennis van de oorspronkelijke evenwichtstoestand van een systeem is de optredende struktuur niet te voorspellen. Wanneer er weer eenmaal een nieuwe struktuur aanwezig is kan deze weer deterministisch beschreven worden. Toffler vindt Prigogine's theorie belangrijk omdat deze theorie toeval en causaliteit kombineert en laat zien hoe door een chaos heen een nieuwe hogere ordening kan ontstaan.
6. Sociale instituties in de Derde-Golfmaatschappij
Toffler gaat in zijn boeken breed in op de sociale instituties van de Derde- Golfmaatschappij. De beschrijving geschiedt meestal aan de hand van de begrippen de-massificatie (zie 4.4.), vergankelijkheid, nieuwheid en verscheidenheid (zie noot 18). Achtereenvolgens zullen we aandacht geven aan huwelijk en gezin, bedrijf en arbeid, het onderwijs en het politieke systeem. Deze items geven een goed beeld van de door Toffler verwachte ontwikkelingen met betrekking tot de sociale instituties en zij zijn tevens een illustratie van het in de hoofdstukken 3-5 gegeven materiaal.
6.1. Huwelijk en gezin
De overgang van de agrarische maatschappij naar de industriële maatschappij ging, aldus Toffler, gepaard met een stroomlijning van het gezin.20 In de agrarische maatschappij bestond het gezin meestal uit drie generaties en de aanwezige knechten hoorden er ook bij. In de industriële maatschappij ontwikkelde zich dit tot het zogenaamde kerngezin bestaande uit vader, moeder en kinderen. In dit kerngezin was de vader de kostwinner en de vrouw bleef thuis.21 Dit gezinsmodel werd aanvaard omdat het paste bij de beginselen van de industriële maatschappij. Met de ineenstorting van de Tweede-Golfmaatschappij stort ook de Tweede-Golfgezinsstruktuur in. Het kerngezin wordt vervangen door een hele verscheidenheid van gezinsmodellen en individuele rollen: alleen-wonenden, samen-wonenden, gehuwden, communes, ouderen-communes, homosexuele paren, polygamie, professionele opvoedingsinstituten etc.; waarbij de meeste van deze vormen zowel met als zonder kinderen zullen voorkomen. Toffler verwacht dat het 'Derde-Golfgezin' een belangrijker funktie in de maatschappij zal krijgen dan het Tweede-Golfgezin in de industriële maatschappij had. Hij wijst op het feit dat in de nieuwe maatschappij zowel arbeid als scholing weer voor een deel terug zullen gaan naar de eigen woning.22 Toffler verwacht dat het levenslange huwelijk in de Derde-Golfmaatschappij steeds minder zal voorkomen. Het huwelijk wordt vergankelijk en het seriële huwelijk — dat bestaat uit een patroon van achtereenvolgende, tijdelijke huwelijken — acht Toffler een 'natuurlijke, onvermijdelijke uitgroei van de sociale orde'.23
6.2. Bedrijf en arbeid
In de Tweede-Golfmaatschappij werd het bedrijf gekarakteriseerd door een starre, niet-veranderende, bureaucratische organisatie. Met de komst van de Derde Golf zal de onderneming radicaal veranderen.24 De hervorming van de onderneming maakt deel uit van de veel-omvattende veranderingen die de gehele sociosfeer betreffen. In het Derde-Golfbedrijf zullen organisatorische veranderingen voortdurend plaatsvinden, projektorganisatie wordt erg belangrijk en 'up-down'-relaties zullen in belang afnemen ten gunste van 'side'- relaties (d.w.z. relaties op hetzelfde niveau). Dit alles betekent een nieuw type arbeid en dat vereist een nieuw type arbeider. Toffler verwacht dat de geestdodende arbeid zal verdwijnen en de nieuwe arbeid inventiever en verantwoordelij ker zal zijn.25 Naast intellektuele kapaciteiten zullen sociale, esthetische, expressieve en andere vaardigheden van toenemend belang zijn. Door veranderingen in zowel de produktieve als de administratieve sektor zullen, mede door de ontwikkelingen op het gebied van de telekommunicatie, veel banen naar de eigen woning verhuizen.26 Daardoor zal de arbeid weer ingebed worden in het totale gezinsleven. Toffler verwacht dat dit zal resulteren in een grotere sociale stabiliteit van het gezin en een verdieping van de banden binnen het gezin. Ten aanzien van de huidige werkloosheid stelt Toffler dat deze struktureel is.27 Deze kan alleen maar opgevangen worden door herscholing, waardoor de werknemer zowel een nieuw vak zal aanleren alsmede leren leven in een nieuwe kultuur.
6.3. Onderwijs
Volgens Toffler is het huidige onderwijssysteem nog te veel een spiegel van het industriële tijdperk, het is meer gericht op het verleden dan op de toekomst. Om het onderwijs beter te laten aansluiten bij de eisen van de nieuwe maatschappij dient de organisatiestruktuur te veranderen, een nieuw curriculum opgezet te worden en moet het bijdragen tot een 'future-focussed orientation'. 28 Toffler verwacht een decentralisatie van het onderwijs (o.a. meer onderwijs door de ouders), sterkere integratie met de maatschappij, een levenslange educatie, een voortdurende aanpassing van het leerplan en flexibiliteit in het klassensysteem. In het curriculum dienen kommunicatie en sociale vaardigheden centraal te staan en een 'future-focussed orientation' kan bevorderd worden door toekomstliteratuur en toekomstspelen.
6.4. Het politieke systeem
Het politieke systeem van de Tweede Golf is gebaseerd op de idee van vertegenwoordiging. Volgens Toffler is die vertegenwoordiging schijn. De democratie brengt een elite voort die de macht in handen heeft. Daarmee degenereren verkiezingen tot een 'geruststellingsritueel', dat de burger het idee geeft dat hij meeregeert.29 Het huidige politieke systeem heeft een typische Tweede-Golfstruktuur en voldoet niet meer. Toffler noemt enkele knelpunten30:
1. Veel problemen beperken zich niet tot de nationale staat maar hebben een mondiaal karakter.
2. Door de sterke segmentatie van het beleid (aparte ministeries met overlappende gebieden, etc.) vindt er onvoldoende integratie van elkaar beïnvloedende elementen plaats.
3. De besluitvorming moet steeds sneller gebeuren, hetgeen in het politieke systeem van de Tweede Golf niet mogelijk is.
4. De politieke struktuur is gebaseerd op eensgezindheid terwijl in de nieuwe maatschappij diversiteit een belangrijk kenmerk zal zijn. 5. Het aantal beslissingen dat genomen moet worden is te groot.
Toffler kan nog geen precieze blauwdruk geven van de democratie van de volgende eeuw. Wel noemt hij enkele basisprincipes waarop de nieuwe politieke instituties gebaseerd zullen moeten worden31:
1. In de nieuwe maatschappij gaat het om minderheden (verscheidenheid), hetgeen zijn weerslag moet vinden in het politieke systeem. We moeten, aldus Toffler, komen tot een op minderheden gebaseerde democratie zodat er een versmelting plaatsvindt van meerderheidsbeginsel en minderheidsmacht.
2. De democratie moet semi-direkt zijn, d.w.z. een kombinatie van vertegenwoordiging door anderen (het huidige systeem) en zelfvertegenwoordiging. Een van de mogelijkheden voor zelfvertegenwoordiging ligt in het gebruik van referendums. Ook is het mogelijk om met behulp van moderne kommunicatiemiddelen vanuit de huiskamer deel te nemen aan bv. gemeenteraadsvergaderingen en elektronisch een stem uit te brengen.
3. De besluitvorming is nu grotendeels gecentraliseerd op het centrale niveau. Veel besluiten zullen echter genomen moeten worden op het niveau waar ze thuis horen bv. trans-nationaal of regionaal. Al met al zal het duidelijk zijn dat in de nieuwe maatschappij een grotere democratische participatie noodzakelijk is. Voortgaande democratisering is dan ook geen systeem waarvoor al dan niet gekozen kan worden, maar 'een uit de evolutie voortvloeiende noodzaak'.32
7. Mens en verandering
7.1. De toekomst-shock
De mens staat grote veranderingen te wachten. De overgang van de Tweede- Golfmaatschappij naar de Derde-Golfmaatschappij gaat niet alleen gepaard met grote veranderingen in de omgeving van de mens, maar ook met veranderingen in de mens zelf: zijn wereldbeeld en zijn zelfbeeld. Als tweede belangrijk punt moet genoemd worden dat het leven in de Derde-Golfmaatschappij hoge eisen stelt aan het individu. Immers, de nieuwe kuituur wordt gekenmerkt door vergankelijkheid, nieuwheid en verscheidenheid. De grote vraag is: kan de mens de achtereenvolgende veranderingen wel aan, kan hij de nieuwe dingen verwerken en kan hij keuzes maken uit de vele nieuwe mogelijkheden? Over deze vragen mag niet lichtvaardig worden gedacht. Het betreft niet alleen de materiële omgeving van de mens, maar ook zijn religie, zijn levensstijl en zijn subcultuur. De nieuwe maatschappij zal bestaan uit een groot aantal verschillende religies, levensstijlen en subculturen, die op zich ook steeds weer veranderen. Uit de vele mogelijkheden moet de mens steeds weer een nieuwe keuze doen en zijn 'oude' keuze achter zich laten. Toffler spreekt zelfs over het 'consumeren van levensstijlen en waarden'.33 Verandering van levensstijl is de 'sociale mobiliteit van de toekomst'. Hier dreigen echter grote gevaren: een identiteitscrisis ligt op de loer. Toffler gaat uitgebreid in op het aanpassingsvermogen van de mens.34 Een duidelijk verband is aanwezig tussen de aard en het tempo van de veranderingen en de lichamelijke gezondheid van de mens. Te grote veranderingen kunnen zelfs de dood veroorzaken. De mens kan zich goed aan nieuwe situaties aanpassen als het aantal nieuwe stimuli niet te groot is. O verstimulatie leidt echter tot fysieke en psychische problemen. Overstimulering kan zich bv. voordoen bij soldaten in de oorlog, bij het zien van een tornado en bij het gaan leven in een nieuwe kuituur. Bij de komst van de nieuwe maatschappij kan o verstimulatie ook gemakkelijk plaatsvinden. Tof fier spreekt dan van een 'future shock'.
7.2. Overlevingsstrategieën
De meeste veranderingen kunnen we niet tegenhouden en daarom zullen we moeten leren met deze veranderingen om te gaan. Toffler geeft veel aandacht aan de zogenaamde overlevingsstrategieën.35 Een van de belangrijke strategieën om te overleven is het ontwikkelen van 'personal stability zones'. In deze techniek ligt de nadruk op het 'managen' van veranderingen. Indien we ons op verschillende levensgebieden in een stabiele situatie bevinden dan kunnen we ons op andere gebieden wel blootstellen aan snelle veranderingen. Een andere belangrijke strategie is de ontwikkeling van de-stimulatietechnieken, waardoor de over-stimulatie als het ware teruggedraaid wordt. In crisissituaties moet het ook mogelijk zijn om experts te raadplegen of de problemen in gespreksgroepen door te praten. Van uitermate groot belang acht Toffler de instelling van 'half-way houses', 'enclaves of the past' en 'enclaves of the future'. Het betreft kleine enclaves waar de veranderingen bewust beheerst worden ten einde de mens aan de veranderingen te laten wennen (therapeutische doelstelling). Door middel van 'half-way houses' kan de mens geleidelijk blootgesteld worden aan nieuwe situaties. In de zogenaamde 'enclaves of the past' kunnen slachtoffers van de 'future shock' behandeld worden, in deze leefeenheid is het tempo van de veranderingen laag. Tenslotte, in de 'enclaves of the future' is een hoog veranderingstempo aanwezig zodat mensen zich (onder begeleiding) kunnen voorbereiden op nieuwe, snel-veranderende situaties. Zoals reeds eerder aangegeven (6.3) dient het onderwijs toekomstgericht te zijn. Echter, educatie tezamen met het toepassen van overlevingsstrategieën is niet voldoende. De technologische vooruitgang, zowel wat betreft zijn tempo als zijn richting, dient beheerst te worden. Deze beheersing is noodzakelijk om enerzijds een massale toekomst-shock te voorkomen en anderzijds om nieuwe mogelijkheden te ontdekken om de kuituur van morgen te ontwerpen. In het te voeren beleid dient humanisering van de techniek centraal te staan. Een grote nadruk dient gelegd te worden op de psychologische en sociale neveneffekten van de nieuwe technologieën. Methodieken om de 'quality of life' te meten dienen ontwikkeld te worden en zo kan door terugkoppeling de technologische ontwikkeling gestuurd worden. Deze manier van toekomstbenadering noemt Toffler 'social futurism'. Op democratische wijze dienen 'long-range social goals' vastgesteld te worden,36 aan de hand waarvan ontwikkelingen beoordeeld en gestuurd kunnen worden. Het uiteindelijke doel van Toffler's 'social futurism' is dat de mens zijn eigen toekomst ontwerpt en daarmee zijn eigen evolutie beheerst.37
8. Diskussie
8.1. Inleiding
Toffler heeft een vlotte schrijfstijl. Zijn boeken zijn daarom niet alleen gemakkelijk leesbaar maar tellen ook een respektabel aantal pagina's. Hij brengt materiaal van verschillend karakter bij elkaar, zoals bv. persoonlijke getuigenissen, kranteartikelen en wetenschappelijke rapporten. Tevens komen zijn gegevens uit verschillende vakgebieden zoals bv. de biologie, techniek, elektronica, psychologie en sociologie. Hij selekteert zijn materiaal op subjektieve wijze, definieert zijn begrippen niet of nauwelijks en grenst ze vaak ook niet af van andere, door hem gebruike begrippen. Een en ander gaat gepaard met een beperkte kennis van zowel de filosofie als de theologie, met een haast grenzeloos optimisme en een creatieve, fantasie-volle geest. Bovenstaande ingrediënten staan niet alleen borg voor een niet-conventionele kijk op de betreffende problematiek maar gaan ook gepaard met inconsistenties, onduidelijkheden en niet altijd aan de werkelijkheid gerelateerde oplossingen.38 Het is dan ook niet zinvol om heel Toffler's werk aan een gedetailleerde analyse te onderwerpen en af te wachten, al of niet handenwringend, of zijn voorspellingen uitkomen. We zullen dan ook de diskussie relateren aan enkele belangrijke aspekten van zijn werk. De belangrijkste bijdragen van Toffler aan het denken over de toekomst liggen ons inziens in de volgende punten. Ten eerste, Toffler geeft een model van de grote maatschappelijke omwentelingen. Ten tweede, Toffler heeft veel aandacht voor de mens te midden van de veranderingen. Alvorens deze bijdragen van Toffler met betrekking tot het denken over de toekomst te kunnen beoordelen is het nodig om zijn model en het door hem gebruikte materiaal nader te evalueren.
8.2. De maatschappij als systeem
In zijn publikaties schenkt Toffler relatief weinig aandacht aan de vooronderstellingen die ten grondslag liggen aan zijn model. Verschillende van de door hem gebruikte termen zoals terugkoppeling, zelforganisatie en geheel, zijn ontleend aan de systeemtheorie. In deze theorie wordt uitgegaan van het 'geheel'. Vanuit dit geheel worden de onderdelen en hun onderlinge relaties begrepen. Toffler heeft veel waardering voor de aanpak van de systeemtheorie. Zo ziet hij de opkomst van de systeemtheorie als een van de symptomen van de nieuwe kuituur. In de Tweede-Golfkultuur dacht men de totale maatschappij te begrijpen door de bestudering van de afzonderlijke onderdelen. In de Derde-Golfkultuur wordt daarentegen het accent gelegd op 'de kontekst, onderlinge verhoudingen en het geheel'.39 Kunnen we zeggen dat Toffler een typische vertegenwoordiger is van de systeemtheorie? Op deze vraag kan geen volmondig ja geantwoord worden, maar er blijken wel veel overeenkomsten te zijn tussen het denken van Toffler en dat van de systeemtheoretici. Een andere analyse van deze overeenkomsten maakt Toffler's positie duidelijker en geeft meer inzicht in zijn theoretische vooronderstellingen. De systeemtheorie en de systeembenadering zijn al meer dan dertig jaar oud.40 De systeemtheorie kan beschouwd worden als een nieuwe variant van het organistische denken. Het organistische denken vat de maatschappij op als een organisme dat onderhevig is aan groei en verval en dat zich ontwikkelt tot nieuwe, meer gedifferentieerde vormen; dit denken is nauw verbonden met het sociaal-darwinisme (d.i. de toepassing van de evolutiegedachte op de ontwikkeling van de maatschappij). In de systeemtheorie is dit basiskoncept overgenomen en nader uitgewerkt met behulp van nieuwe inzichten die verworven zijn in een aantal verschillende disciplines, zoals de biologie (von Bertalanffy), cybernetica (Wiener), informatie- en communicatietheorie (Shannon), 'operations research' (onderzoek naar de werking van gedefinieerde, specifieke systemen), speltheorie (von Neumann) en simulatietechnieken met behulp van de computer (Forrester). Het systeemdenken is met name bekend geworden omdat het ten grondslag heeft gelegen aan de rapporten van de Club van Rome. In deze diskussie willen we op vier kenmerkende overeenkomsten tussen Toffler en de systeemtheoretici nader ingaan.
1. In de systeemtheorie staat het geheel centraal. Een systeem wordt gekarakteriseerd door zijn onderdelen en de relaties daartussen (terugkoppeling). Het geheel is meer (belangrijker) dan zijn onderdelen. Het doel van het systeem is overleven en dat doel bepaalt in hoge mate de sociale, politieke en ekonomische gedragingen. Deze elementen vinden we ook bij Toffler terug. De onderdelen van het systeem worden door Toffler sferen genoemd. Deze sferen zijn via ingewikkelde terugkoppelingsmechanismen aan elkaar verbonden.41 Een belangrijk element in Toffler's model is de zogenaamde superideologie, die alle sferen doortrekt. De super-ideologie fungeert als het centrale systeem (hoogste in de hiërarchie) waaraan de subsystemen (sferen) onderworpen zijn. Deze benadering heeft grote gevolgen voor de mens, zijn vrijheid en zijn verantwoordelijkheid. Hiermee komen we gelijk op het volgende punt.
2. Binnen de systeemtheorie worden moraal, ethiek en religie opgevat als variabelen die als regulerende (cybernetische) principes funktioneren en die gericht zijn op het doel van het systeem (overleven). Daarmee is menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid uiteindelijk bepaald en begrensd door het systeem. Deze elementen vinden we ook bij Toffler terug. Als eerste moet genoemd worden dat volgens hem moraal, ethiek en religie passen bij en gekarakteriseerd worden door de desbetreffende kuituur. Zo schrijft Toffler dat de sociosfeer van de Tweede Golf (waaronder hij ook kerk en gezin rangschikt) aangepast is aan de stijl en de behoeften van de industriële technosfeer.42 Ergens anders schrijft hij dat de religie van de Derde-Golfmaatschappij ook bepaald wordt door vergankelijkheid, nieuwheid en verscheidenheid.43 De positie van moraal, ethiek en religie blijkt ook uit de samenhang van sferen. Vanwege deze samenhang zullen veranderingen in bv. de technosfeer hun invloed uitoefenen op het waardensysteem en de religie. Elke verandering, zeker als het de komst van een nieuwe maatschappij betreft, gaat gepaard met grote veranderingen op het gebied van de moraal, ethiek en religie.44 Toffler vindt dat alle verschillen tussen de godsdiensten ondergeschikt zijn aan het grote konflikt, nl. dat tussen de Tweede en Derde Golf.45 Hij stelt ook dat de kerken moeten helpen bij het verminderen van de schuldgevoelens die gepaard gaan met de afbraak van het traditionele kerngezin door de opkomende Derde Golf.46 Tevens moeten we volgens Toffler bij de komst van de Derde Golf 'zorgen voor nieuwe en integrerende wereldbeschouwingen ...en zien te komen tot een integratie van persoonlijke zingeving met een grotere en meeromvattende wereldbeschouwing'.47 Kortom, we moeten onszelf, onze religie en onze waardenpatronen, en onze sociale instituties zo veranderen dat we de realiteit van de Derde Golf aankunnen. Dat daarmee de vrijheid en de verantwoordelijkheid van de mens ondergeschikt is gemaakt aan de komende nieuwe maatschappij wordt door Toffler nauwelijks beseft. Voorzover hij zich daarvan wel bewust is, is 'het de prijs die we moeten betalen voor een werkbare en behoorlijke toekomst voor de mensheid'.48
3. Systeemtheoretici gaan er van uit dat de systeemtheorie het juiste instrument is voor de beheersing van de werkelijkheid en het oplossen van de huidige problemen. Het doel van het totale systeem is immers overleven. Daarom is een politiek gebaseerd op de systeemtheorie dan ook een wereldpolitiek die met name oog heeft voor ontwikkelingen op de lange termijn. Ook Toffler pleit voor een mondiale aanpak van de problemen en voor het opstellen van een lange termijn politiek (zie 6.4.). Daartoe dient de techniek beheerst en ingezet te worden ter realisering van de meest wenselijke toekomst. Toffler is optimistisch: met verstandig handelen onzerzijds blijft de zelfvernietiging uit en wordt de grondslag gelegd voor een nieuwe, democratische wereld.49
4. In het voorgaande is al gewezen op de sociaal-darwinistische wortels van de systeemtheorie. Het sociaal-darwinisme komt bij Toffler ook sterk naar voren (zie bv. 4.4., 6.3., noot 37). Hierbij vallen twee dingen op. Ten eerste, Toffler legt nadruk op de discontinuïteiten in de ontwikkeling van de maatschappij.50 Ten tweede, Toffler wijst op de enorme mogelijkheden van wetenschap en technologie, waardoor de mens de evolutie nu zelf beheersen kan. De autonome mens kan nu ook werkelijk autonoom zijn en zijn eigen toekomst ontwerpen. Er is een tegenstrijdigheid tussen Toffler's model en de idee dat de mens zijn eigen toekomst in de hand heeft. Dit wordt nader besproken in 8.3. Ten slotte willen we nog even terugkomen op de vraag of Toffler een typische vertegenwoordiger van de systeemtheorie is. Wie zijn boeken leest bemerkt al gauw dat Toffler veel verschillende informatie verzamelt. Hij gebruikt datgene wat hij nodig heeft. Juist in deze 'rooftocht' is hij de systeemtheorie tegen gekomen en heeft hij belangrijke elementen overgenomen. Daarmee liggen aan zijn model vaak dezelfde vooronderstellingen ten grondslag als aan de systeemtheorie.
8.3. Orde uit chaos?
Toffler karakteriseert de huidige maatschappelijke krisis als een herstruktureringskrisis. De industriële maatschappij verdwijnt en de informatiemaatschappij komt op. In deze situatie zijn pessimisme en doemdenken niet alleen onverantwoord maar ook pertinent on-realistisch. Door de chaos heen ziet Toffler al de tekenen van een nieuwe, hoger geordende maatschappij. De struktuur en het verloop van deze maatschappelijke omwenteling worden door Toffler beschreven met thermodynamische theorieën zoals ontwikkeld door o.a. de Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine.51 Is daarmee Toffler's model even onbetwistbaar en van hetzelfde wetenschappelijke niveau als het werk van Prigogine? Het antwoord hierop is: nee! Om dit antwoord nader te onderbouwen is het noodzakelijk iets gedetailleerder in te gaan op de irreversibele thermodynamica. Voor een meer technische diskussie zij verwezen naar de Appendix. Enkele belangrijke punten van kritiek zullen hier kort weergegeven worden. Allereerst dient opgemerkt te worden dat veel, relatief kleine, chemische en biologische systemen een sterke interaktie hebben met hun omgeving. Indien deze systemen ver uit hun evenwicht gebracht worden dan hoeft dit niet per se te leiden tot een wanordelijke toestand, maar het systeem kan overgaan in een hoger geordende toestand. Dit proces kan gekarakteriseerd worden als: 'orde uit chaos'. Indien we echter deze theorie op sociale systemen willen gaan toepassen dan komen er fundamentele vragen naar voren. Het is de vraag of bij een komplex sociaal systeem — zoals een hele maatschappij of kuituur — alle relevante parameters en hun onderlinge relaties in wetenschappelijke begrippen te vatten zijn en gekwantificeerd kunnen worden. Een ander punt is dat we nooit zeker weten of we alle relevante parameters gevonden hebben. Tevens is het de vraag of komplexe systemen, vanuit theoretisch oogpunt gezien, wel stabiel kunnen zijn; het is eerder te verwachten dat deze zich konstant in een meta-stabiele situatie bevinden. Andere fundamentele vragen moeten gesteld worden bij de overgang van de wanordelijke toestand naar een meer komplexe struktuur. Als een systeem ver uit zijn evenwicht is, kan niet aangegeven worden welke fluktuatie de overgang naar een andere toestand zal bewerkstelligen. Daarmee is het tevens onmogelijk geworden om aan te geven of het systeem naar een meer komplexe struktuur dan wel naar een meer wanordelijke struktuur over zal gaan. Indien de nieuwe struktuur komplexer is, kan niet aangegeven worden hoe de hogere ordening er uitziet. De nieuwe struktuur kan, vanuit statistisch- thermodynamisch oogpunt gekwantificeerd, hoger geordend zijn; het is echter zeer twijfelachtig of deze hogere orde ook een kwalitatief betere toestand kan impliceren (hetgeen Toffler wel suggereert met betrekking tot de nieuwe maatschappij). Op grond van het bovenstaande mogen we konkluderen dat Toffler veel fundamentele vragen, die ten grondslag liggen aan zijn model, niet stelt; laat staan dat hij ze beantwoordt. Toffler's model met betrekking tot de maatschappelijke omwentelingen dient dan ook eerder gekarakteriseerd te worden als speculatie dan als een wetenschappelijk gefundeerd theoretisch model. Toffler is zichzelf niet of nauwelijks bewust geweest van de opgeworpen fundamentele vragen. Dit blijkt o.a. uit het feit dat Toffler een zekere kenbaarheid en een zekere maakbaarheid van de toekomst suggereert. In situaties waarbij 'ordening uit chaos' optreedt is de nieuwe situatie principieel niet kenbaar en waarschijnlijk ook niet maakbaar.
9. Konklusies
In deze paragraaf willen we aangeven waar de belangrijkste bijdragen van Toffler aan het denken over de toekomst liggen en deze bijdragen evalueren.
1. Een van de belangrijkste bijdragen van Toffler aan het denken over de toekomst ligt in het feit dat hij een alles-omvattend model geeft van de maatschappij en de daarin optredende veranderingen. In dit model wordt grote nadruk gelegd op de samenhang van de veranderingen. Hij geeft aan in welke richting deze veranderingen convergeren en laat zien hoe door een maatschappelijke chaos heen een andere, geordende samenleving kan ontstaan. Toffler's conceptie is boeiend en niet ten onrechte wordt hij beschouwd als een vooraanstaand fururoloog. Aan de basis van Toffler's model ligt een systeem-theoretische benadering van de werkelijkheid. Het voordeel van deze benadering is dat het de ogen opent voor de wederzijdse beïnvloeding van de verschillende aspekten (sferen, subsystemen) van de maatschappij. Zo heeft Toffler bv. oog voor het feit dat de sociale instituties veranderingen zullen ondergaan door de technologische ontwikkelingen. Anderzijds erkent Toffler dat de technologische ontwikkelingen beïnvloed worden door de sociale instituties.52 Deze wederzijdse beïnvloeding en de daaruit volgende samenhang in de veranderingen is een belangrijke notie die vaak onvoldoende onderkend wordt. In de systeem-theoretische benadering van de maatschappij en de daarin optredende veranderingen schuilt ook een groot gevaar. Dit heeft te maken met de uiteindelijke waardering van het menselijk gedrag, menselijke motieven, religie en sociale instituties. Ten diepste beschouwt Toffler deze als regulerende principes die het doel van het systeem (het 'overleven') moeten bevorderen. Uiteindelijk kan Toffler's boodschap samengevat worden als: ga maar mee met de veranderingen, het is goed voor je en het zal je niet tegenvallen. Bij Toffler wordt zo de verandering tot norm. In deze benadering wordt de verantwoordelijkheid van de mens miskent. De mens is geroepen om in verantwoordelijkheid om te gaan met het geschapene en daaraan normatief vorm te geven. In de veranderde wereld moet de houding van de christen dan ook gekarakteriseerd worden door een normatieve hantering van de veranderingen. Toffler's systeem-theoretische benadering ontneemt hem echter in principe de mogelijkheid om veranderingen normatief te beoordelen en te hanteren. Tenslotte nog enkele opmerkingen over Toffler's model van de grote maatschappelijke veranderingen. Als wetenschappelijke fundering voor zijn stelling dat de chaotische industriële samenleving over zal gaan in een betere informatiemaatschappij wijst Toffler op de irreversibele thermodynamica. Zoals (breed) aangetoond in 8.3. en de Appendix is deze fundering, wetenschappelijk gezien, uitermate zwak. Toepassing van dit type theorieën op grote sociale systemen is ons inziens gedoemd te falen omdat in deze theorieën ten diepste geen plaats is en geen plaats kan zijn voor een mens die geroepen is tot normatief handelen, die weet dat de aarde aan vruchteloosheid onderworpen is en die weet dat God de geschiedenis leidt. Toffler's vrijmoedige toepassing van de irreversibele thermodynamica op de ontwikkeling van de maatschappij weerspiegelt zijn sociaal-darwinistische vooroordelen en de hantering van een gesloten wereldbeeld.
2. De tweede belangrijke bijdrage van Toffler aan het denken over de toekomst ligt in zijn aandacht voor de plaats van de mens te midden van de veranderingen. Enerzijds moet de mens veel veranderingen ondergaan, deze accepteren en verwerken, en anderzijds probeert de mens de veranderingen te sturen. Met name in zijn boek 'Future Shock' gaat Toffler uitgebreid in op de gevolgen van de toepassing van moderne technologieën in de maatschappij op het funktioneren van het individu (hoofdstuk 7). Hij maakt behartigenswaardige opmerkingen met betrekking tot het voorkomen van een toekomst- shock, zij het dat sommige van de door hem voorgestelde overlevingsstrategieën nog steeds fantastisch aandoen. Het ontwikkelen van een, wat Toffler noemt, 'future-focussed orientation' achten wij van groot belang om de angst voor de veranderingen weg te nemen en daarmee een normatieve beoordeling en creatieve hantering van die veranderingen mogelijk te maken. Toffler legt er in 'Future Shock' grote nadruk op dat de mens het tempo en de richting van de veranderingen moet sturen en beheersen (zie 7.2). Toffler appelleert aan de verantwoordelijkheid van het individu en van de samenleving om veranderingen te beoordelen. Toffler pleit voor het analyseren van de sociale gevolgen van technologische innovaties. Dit geeft de mogelijkheid deze innovaties ethisch te beoordelen voordat de negatieve gevolgen in de praktijk naar voren komen. Van te voren opgestelde 'longerange social goals' funktioneren als ethische maatstaf en als kompas op weg naar de meest-wenselijke toekomst. De nadruk die Toffler legt op de ethische beoordeling van technologische ontwikkelingen, voordat deze op grote schaal toegepast worden, doet weldadig aan. Maar al te vaak vindt een ethische beoordeling plaats nadat een bepaalde technologie zich een vaste plaats in de maatschappij heeft verworven. Het is opvallend dat de notitie van sturing en beheersing van veranderingen in 'The Third Wave' niet of nauwelijks voorkomt. De teneur van 'The Third Wave' is veel meer: ga maar met de veranderingen mee. In die zin is er een spanning tussen beide boeken.
Appendix
In deze appendix wordt nader ingegaan op de theoretische achtergronden van het verschijnsel 'orde uit chaos' (Prigogine en Stengers, 1984). De klassieke thermodynamica houdt zich bezig met evenwichtstoestanden en bijna-evenwichtstoestanden. Binnen deze theorie zijn twee wetten van zeer groot belang. De eerste hoofdwet zegt dat energie niet vernietigd of gecreëerd kan worden. Energie kan echter wel omgezet worden van de ene vorm in de andere. Zo wordt bij verbranding chemische energie in warmte omgezet. De tweede hoofdwet zegt dat de entropie (wanorde) van een geïsoleerd systeem toeneemt tot de maximale waarde bereikt is; het systeem is dan in evenwicht. Dit betekent dat binnen een geïsoleerd systeem nooit spontaan ordening kan optreden. Deze wet geldt echter alleen voor een geïsoleerd systeem, d.w.z. een systeem waarin noch materie, noch energie uitgewisseld kan worden met de omgeving. In veel situaties hebben we echter niet te maken met geïsoleerde systemen maar met open systemen, die materie en energie kunnen uitwisselen met de omgeving. Een voorbeeld van een open systeem is een biologisch organisme, maar ook een dorp of stad. Deze systemen kunnen alleen maar bestaan omdat ze open zijn. In deze situatie gaat de tweede hoofdwet van de thermodynamica dan ook niet op en kan er — als aan een aantal voorwaarden voldaan is — ordening optreden. Prigogine heeft een van zijn laatste boeken de sprekende titel 'Order out of Chaos' meegegeven. Een van de meest bekende voorbeelden van 'orde uit chaos' is de zogenaamde Benard stabiliteit. Als een pan met water van onderen langzaam verhit wordt dan raakt het systeem iets uit evenwicht. Als de afwijking van de evenwichtssituatie klein is dan vindt het warmtetransport door de vloeistof plaats door geleiding en het proces kan nog beschreven worden met de klassieke thermodynamica. Indien de pan van onderen erg snel verhit wordt, dan kan zich geen (bijna-) evenwicht instellen. De temperatuur onder in de pan wordt veel hoger dan boven in de pan. Het warmtetransport vindt nu plaats door een geordend patroon van vloeistofstromen. Dit geordende patroon ontstaat spontaan. Miljoenen watermolekulen bewegen coherent en vormen hexagonale convektiecellen van een karakteristieke afmeting. Deze ordening kan niet begrepen worden met behulp van de klassieke thermodynamica en kan alleen maar ontstaan doordat een grote hoeveelheid energie gedissipeerd wordt. Prigogine spreekt dan ook van 'dissipatieve strukturen'. Andere bekende voorbeelden van orde uit chaos hebben betrekking op chemische reakties of betreffen de bouw van een termietennest. Voordat zelforganisatie in niet-evenwichtssystemen kan optreden moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn:
1. het systeem moet open zijn;
2. het systeem moet ver uit zijn evenwicht gebracht zijn;
3. niet-lineaire terugkoppelingsmechanismen moeten aanwezig zijn;
4. voldoende materiaal en/of energie moeten in het systeem kunnen blijven vloeien; de hogere ordening is namelijk dissipatief. Als aan de bovenstaande voorwaarden voldaan is kan een kleine fluktuatie versterkt worden en zich uitspreiden over het gehele systeem. Voor deze fluktuatie is het systeem struktureel instabiel. Benadrukt dient te worden dat vanuit de kennis van de evenwichtsvariabelen van het systeem de aard van de fluktuatie niet voorspeld kan worden.
Wat gebeurt er als een systeem ver uit zijn evenwicht gebracht is? Dit is met name nader uitgewerkt voor chemische systemen. Het blijkt dat de enige oplossing vertakt in een aantal mogelijke oplossingen. Indien het systeem nog verder uit zijn evenwicht gebracht wordt dan vertakt elke mogelijke oplossing zich op zijn beurt ook weer. Optredende fluktuaties (stochastische processen!) bepalen dan welke vertakking gevolgd zal worden. Daarmee is dan het begrip 'toeval' geïntroduceerd. Het is dus van te voren niet te voorspellen of er ordening op zal treden en indien dat wel gebeurt, waaruit die hogere ordening dan bestaat. Tot nu toe hebben we ons voornamelijk bezig gehouden met relatief kleine, eenvoudige, chemische systemen. Zelfs op dit gebied is Prigogine nuchter. Hij konstateert (Nicolis en Prigogine, 1977, p. 465) dat in de chemie, waar zelf-organisatie in niet-evenwichtssystemen het meest bekend is en theoretisch goed beschreven kan worden, ordening uit chaos een uitzondering is en geen regel. Indien we echter deze theorie gaan toepassen op komplexe, sociale systemen dan treden er grote problemen op. Prigogine (1984, p. 207) wijst er op dat concepten en methoden uit de natuurwetenschap vaak op een onjuiste manier in de biologie en sociale wetenschappen zijn toegepast. Vaak wordt gewezen op de analogieën tussen fysische en sociale systemen, zonder dat men zich rekenschap geeft van het feit dat fysische begrippen voor een bepaald gedefinieerd gebied geldig zijn. Prigogine (1977) ziet wel mogelijkheden om de mede door hem ontwikkelde theorieën toe te passen op sociale systemen, maar hij signaleert verschillende problemen. Opgemerkt dient te worden dat het wetenschappelijke wereldbeeld en de wetenschappelijke benadering van de problemen door Toffler (en Prigogine) als zodanig niet ter diskussie worden gesteld. Toepassing van de bovengenoemde theorieën op komplexe sociale systemen konfronteert ons met veel problemen, waarvan hier de belangrijkste genoemd worden:
1. Hoe weten we dat we de juiste (relevante) variabelen en al hun onderlinge relaties kennen?
2. Zijn al deze variabelen wel goed kwantificeerbaar?
3. Is er een limiet aan komplexiteit? De idee van toename van komplexiteit is verre van eenvoudig, zeker als we dit verbinden met het begrip 'stabiliteit'. Des te komplexer een systeem is, des te groter de kans dat het systeem instabiel is. Het is erg eenvoudig om — bij een wiskundige beschrijving van een zeer komplex systeem — een struktureel instabiele situatie te verkrijgen (Prigogine, 1977).
4. Bij komplexe systemen kunnen kleine fluktuaties (die met klassieke theorieën ook beschreven worden) al een overgang naar een andere toestand veroorzaken. Het is bijzonder moeilijk in komplexe systemen de kans op een bepaalde fluktuatie te voorspellen, evenals de kans dat deze fluktuatie zich over het gehele systeem verspreidt (Nicolis e.a., 1977, p. 462).
5. De begrippen 'open systeem', 'evenwicht', 'entropie' etc. zijn binnen de thermodynamica goed gedefinieerd maar kunnen niet klakkeloos toegepast worden op sociale systemen of gehele kuituren. Daardoor is het ook moeilijk aan te geven in hoeverre aan alle voorwaarden voldaan is zodat zelf-organisatie in sociale systemen plaats kan vinden.
Veel onderzoek is nog nodig om te bepalen in hoeverre bovenstaande — uit de thermodynamica stammende — theorieën toegepast kunnen worden op sociale systemen en gehele kuituren. In ieder geval staat vast dat ordening in chemische systemen op kan treden en dat dit niet in strijd is met de tweede hoofdwet van de thermodynamica. Dat dit gegeven door systeemtheoretici (en Toffler) overgenomen wordt om de sociale evolutie van de maatschappij te verklaren en daarmee de grenzen van de wetenschap maar al te vaak overschreden worden, moet ons er niet van weerhouden om deze theorie in zijn toepassing op sociale systemen op zijn eigen merites te beoordelen. Gezien de genoemde problemen zullen de toepassingsmogelijkheden waarschijnlijk zeer beperkt zijn. Deze (moeilijke) materie verdient meer aandacht dan ze tot nu toe gehad heeft.
Literatuur
R. Ackoff, 1974, Redesigning the Future, A Systems Approach to Societal Problems (Wiley, New York).
L. von Bertalannfy, 1956, 'General Systems Theory', in General Systems Yearbook of the Society for the Advancement of General Systems Theory, Vol. 1, p. 1-10.
K. Boulding, 1956, 'General Systems Theory — The Skeleton of Science', in General Systems. Yearbook of the Society for the Advancement of General Systems Theory, Vol. 1, p. 11-17.
E. A. Feigenbaum en P. McCorduck, 1984, De Vijfde Generatie — De strijd om de zelfdenkende computer (Elsevier, Amsterdam).
T. Forrester, 1980, The Microelectronics Revolution (Basil Blackwell, Oxford).
E. Laszlo, 1972, Introduction to Systems Philosophy (Gordon and Breach, New York).
R. Lilienfeld, 1978, The Rise of Systems Theory An Ideological Analysis (Wiley, New York).
P. McCorduck, 197, Machines Who Think (Freeman, San Fransisco).
J. Naisbitt, 1982, Megatrends (Warner books).
G. Nicolis en I. Prigogine, 1977, Self-Organization in Nonequilibrium Systems — From Dissipative Structures to Order through Fluctuations (Wiley, New York).
I. Prigogine, P.M. Allen and R. Herman, 1977, 'Long term trends and the evolution of complexity', in Goals in a global community ed. E. Laszo and J. Biermann (Pergamon Press, New York), p. 1-63.
I. Prigogine en I. Stengers, 1984, Order out of Chaos (Bantam Books, New York).
E. Schuurman, 1972, Techniek en Toekomst (Van Gorkum, Assen).
E. Schuurman, 1977, Techniek: Middel of Moloch? (Kok, Kampen).
E. Schuurman, 1981, 'Kultuurkritische Evaluatie van het Systeemdenken en de Computertechnologie', in Systeemdenken en Samenlevingsproblematiek ed. S. Strijbos (VU Boekhandel, Amsterdam), p. 123-142.
E. Schuurman, 1985, Tussen Technische Overmacht en Menselijke Onmacht (Kok, Kampen).
S. Strijbos (ed.), 1981, Systeemdenken en Samenlevingsproblematiek (VU Boekhandel, Amsterdam).
A. M. Taylor, 1976, 'Process and Structure in Socio-Cultural Systems', in Evolution and Consciousness Human Systems in Transition, Ed. E. Jantsch en C. H. Waddington (Addison- Wesley, Londen), p. 169-184.
A. Toffler, 1980, Future Shock (Bantam Books, New York).
A. Toffler, 1980, The Third Wave vertaling De Derde Golf (Veen, Amsterdam, 1984).
A. Toffler, 1983, Preview & Premisses vertaling Met vooruitziende blik (Veen, Amsterdam, 1984).
Drs. C. Verkerk-Vegter (geboren in 1957) studeerde psychologie aan de R.U. Groningen. Dr. M. J. Verkerk
(geboren in 1953) studeerde chemie en is nu als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Natuurkundig Laboratorium van N.V. Philips' Gloeilampen Fabrieken. Adres: Wapendragerstraat 30, 5641 GS Eindhoven.
Noten:
1. Schuurman (1972, 1977).
2. TW, p. 19. In de noten worden Toffler's boeken op de volgende manier afgekort: 'Future Shock' = FS, 'The Third Wave' = TW en 'Previews & Premises' = PP.
3. McCorduck (1979, p. 101).
4. Meestal wordt het begrip AI op de volgende manier gedefinieerd: we spreken van kunstmatige intelligentie indien het systeem gedrag vertoont dat we bij mensen intelligent zouden noemen. Deze definitie is nogal behaviouristisch en levert veel problemen op.
5. Feigenbaum en McCorduck (1984).
6. Zie o.a. Feigenbaum en McCorduck (1984, p. 63 e.v.).
7. Zie o.a. Forester (1980). Toepassing van 'intelligente' systemen in de maatschappij werpt veel nieuwe ethische vragen op. Mag wat kan? Wie is verantwoordelijk voor door de computer genomen beslissingen? Kan de mens met zijn beperkte vermogens de mogelijkheden (en de gevaren) van bepaalde programma's wel volledig overzien? Aan deze vragen wordt ten onrechte weinig aandacht besteed.
8. TW, p. 11-26, 43-50; PP, p. 18-20.
9. TW, p. 11-26, 127-130; PP, p. 181-188.
10. TW, p. 27-42, 102-117; PP, p. 197-202.
11. PP, p. 199.
12. TW, p. 103.
13. TW, p. 102-106.
14. TW, p. 52-66. Toffler gaat niet in op de relatie tussen de drie grondbeginselen van de industrealiteit — natuur, evolutie en vooruitgang — en deze principes. Het lijkt erop dat deze principes een nadere uitwerking zijn van de grondbeginselen. Terminologisch gezien is Toffler slordig, soms worden deze principes ook wel aangeduid als beginselen of grondbeginselen, zie TW, p. 52, 65.
15. TW, p. 126.
16. TW, p. 272-278.
17. TW, p. 232-250.
18. In zijn boek 'Future Shock' beschrijft Toffler (p. 49-322) de nieuwe maatschappij aan de hand van de volgende begrippen:
1. Vergankelijkheid: dit blijkt bv. uit de opkomst van de weg-gooi-maatschappij, kortere levensduur van produkten, snelle wisselingen van werk- en vriendenkringen en de snelle veroudering van kennis.
2. Nieuwheid: we zien in de maatschappij allerlei nieuwe samenlevingsvormen ontstaan en door de ontwikkeling van wetenschap en techniek worden allerlei nieuwe dingen mogelijk gemaakt.
3. Verscheidenheid: er is bv. een grote keuze op het gebied van materiële goederen, subculturen en samenlevingsvormen. Toffler gaat er verder niet op in in hoeverre deze drie begrippen en de zes genoemde principes elkaar overlappen en wat de precieze verschillen zijn.
19. TW, p. 285-291, 335-337; PP, p. 191-193.
20. FS, p. 238-259.
21. De onderdrukking van de vrouw in de Tweede-Golfmaatschappij wijt Toffler aan de scheiding tussen produktie en konsumptie. Deze ekonomische scheiding resulteerde in een splitsing van de taken van man en vrouw en daarmee in een kloof tussen de beide seksen. De man produceerde voor de markt en ontwikkelde daardoor een typische Tweede-Golfpersoonlijkheid. De vrouw daarentegen bleef produceren voor het eigen gezin en daardoor bleef zij als het ware leven in een soort Eerste-Golfkultuur.
22. TW, p. 199-214.
23. FS, p. 252.
24. FS, p. 124-151; TW, p. 215-231.
25. PP, p. 37-46.
26. TW, p. 187-198.
27. PP, p. 46-66.
28. FS, p. 398-427.
29. TW, p. 80-83.
30. TW, p. 377-387.
31. TW, p. 391-406.
32. TW, p. 407.
33. FS, p. 303-322.
34. FS, p. 323-368.
35. FS, p. 369-487.
36. Toffler is optimistisch over de mogelijkheden om deze sociale doelen vast te stellen in de nieuwe pluriforme maatschappij. Het vaststellen van deze doelen kan het beste gebeuren met behulp van de zogenaamde 'social future assemblies' (FS, p. 478 e.v.). Deze bijeenkomsten bestaan uit allerlei sociale units uit de maatschappij, bv. wetenschappers, kunstenaars, vrouwen, etnische en religieuze minderheden, studenten, arbeiders etc. Een 'neutrale' technische staf zal assistentie verlenen en aangeven in hoeverre bepaalde doelen gerealiseerd kunnen worden en wat de invloed is op de sociale instituties, normen- en waardenpatronen etc. Voorkomen dient te worden dat deze bijeenkomsten een nieuwe elite voortbrengen. Daarom moet de samenstelling van deze bijeenkomsten steeds veranderen. Door spelen en simulatieprogramma's kunnen met behulp van intelligente komputers de toekomstwensen en -verwachtingen van de mensen die anders nooit gekonsulteerd worden en niet kunnen participeren in democratische bijeenkomsten als deze, geanalyseerd en verwerkt worden.
37. 'Faced with the power to alter the gene, to create new species, to populate the planets or depopulate the earth, man must now assume conscious control of evolution itself. Avoiding future shock as he rides the waves of change, he must master evolution, shaping tomorrow to human need ...he must ...anticipate and design the future. This, then, is the ultimate objective of social futurism, not merely the transcendence of technocracy and the substitution of more human, more far-sighted, more democratic planning, but the subjection of the process of evolution itself to conscious human guidance' (FS, p. 485).
38. Bij veel van Toffler's beschouwingen zijn kritische aantekeningen te plaatsen. We zullen hier enkele voorbeelden noemen. Zo stelt Toffler dat de nieuwe kuituur gekarakteriseerd wordt door de-standaardisatie. Oppervlakkig gezien is dit juist. Nadere beschouwing laat zien dat standaardisatie tegenwoordig minder plaats vindt op het niveau van het produkt maar meer op het niveau van ontwerpregels en produktiemethoden. Een andere vraag is of het juist is om het grote aantal echtscheidingen en de daarmee gepaard gaande korte huwelijksduur als een van de symptomen van de nieuwe kuituur te zien. Deze verschijnselen kunnen ook verklaard worden als zijnde inherent aan, en de uiterste konsekwentie van, het individualistisch materialisme van de industriële kuituur. Een volgend punt is Toffler's analyse van de kuituur. Wie enigszins op de hoogte is van de analyse van de reformatorische wijsbegeerte, heeft al snel door dat Toffler enkele sferen 'vergeten' is. Zo zijn er nog veel meer punten te noemen waarop kritiek kan worden geoefend. Aan de andere kant dient opgemerkt te worden dat Toffler ontwikkelingen in de kuituur goed aanvoelt. Veel van de door hem gesignaleerde trends komen naar voren in de kwantitatieve analyse van Naisbitt (1982). Naisbitt plaatst de gesignaleerde ontwikkelingen niet in een alles-omvattend model.
39. TW, p. 282.
40. De bioloog Ludwig von Bertalannfy wordt beschouwd als de vader van de systeemtheorie. Hij stelde zich ten doel (Von Bertalannfy, 1956) een algemene systeemtheorie te ontwikkelen als basis voor alle wetenschappen. Andere belangrijke vertegenwoordigers van het systeemdenken zijn Kenneth Boulding (General Systems Theory — the Skeleton of Science, 1956), Ervin Laszlo (Introduction to Systems Philosophy, 1972) en Russell Ackoff (Redesigning the Future, a Systems Approach to Societal Problems, 1974). Een kritische analyse van de systeemtheorie wordt gegeven door Lilienfeld (1978) en Strijbos e.a. (1981). Het denken van Laszlo, die wel de ideoloog van de Club van Rome wordt genoemd, is uitvoerig geanalyseerd door Schuurman (1977, 1981, 1985).
41. Toffler gaat niet gedetailleerd in op de inter-relaties tussen de sferen. In zijn boeken schenkt Toffler de meeste aandacht aan de invloed van de technosfeer op de andere sferen. Met klem wijst hij de gedachte af als zouden technologie en ekonomie de onderbouw zijn die de rest van het maatschappelijke leven bepalen. Zo hebben cultuur en godsdienst wel degelijk een invloed op de technologie en ekonomie. Geen der sferen fungeert als onderbouw, maar ze hangen allemaal samen. Als een sfeer verandert, dan stellen de anderen zich daarop in (PP, p. 193-197, 208-212). Toffler's beschrijving van de Tweede-Golfmaatschappij vertoont echter wel degelijk sterk marxistische trekken.
42. TW, p. 38.
43. FS, p. 303-322; TW, p. 243.
44. FS, p. 190, 220, 303-322, 439; TW, p. 102, 291; PP, p. 46, 154.
45. TW, p. 337.
46. TW, p. 213.
47. TW, p. 351. Vanuit deze gedachtenwereld is het begrijpelijk dat Toffler in Future Shock spreekt over de konstruktie van waardensystemen in de zogenaamde utopiafabrieken en over het uittesten van deze waarden (FS, p. 467).
48. TW, p. 337.
49. TW, p. 19, 20.
50. Binnen de evolutietheorie wordt altijd de nadruk gelegd op het geleidelijke karakter van de veranderingen. Recente biologische onderzoekingen wijzen echter op schoksgewijze veranderingen. Zie hiervoor de bespreking van het boek 'Time Frames, the Rethinking of Darwinian Evolution and the Theory of Punctuated Equilibria' van Niles Eldridge in de Volkskrant dd. 31-8-1985.
51. Toffler is niet de enige en ook niet de eerste die de theorie van Prigogine toepast op de ontwikkeling van de maatschappij. Taylor (1976, p. 169) spreekt ook over maatschappelijke ordening door fluktuaties. Taylor onderscheidt vijf verschillende kuituren.
52. Ten onrechte krijgt de invloed die de sociale instituties hebben op de technologische ontwikkelingen in 'The Third Wave' nauwelijks aandacht. Zie ook noot 41.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1986
Radix | 100 Pagina's