Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lopen, kijken en denken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lopen, kijken en denken

Over de zin van wetenschappelijk onderzoek

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wetenschap als landkaart

Om de betekenis van de wetenschap aan te geven, gebruikt men vaak het beeld van de landkaart. Wetenschap, beter gezegd: wetenschappelijke kennis, zou een landkaart zijn met behulp waarvan we ons kunnen oriënteren. Dit beeld geeft in elk geval iets aan van de beperkte waarde van wetenschap. Wie loopt moet weten waar hij loopt. Hij moet vooral zien waar hij loopt. Een landkaart geeft informatie — in hoofdlijnen — over de plaats waar wij lopen. Maar als je je ogen niet gebruikt, heb je er niet veel aan. Hoe gedetailleerd ook, de kaart laat ons de werkelijkheid niet zien. De duitse filosoof Kant schreef in zijn boek Kritik der reinen Vernunft: begrippen zonder waarnemingen zijn leeg, waarnemingen zonder begrippen zijn blind. Als we afzien van wat Kant bedoelde met 'waarnemingen' en 'begrippen', kunnen we zeggen dat in deze uitspraak treffend de verhouding tussen informatie en ons eigen zien tot uitdrukking wordt gebracht. Informatie is taal en in taal is eigen ervaring voorondersteld. Anders blijven de woorden voor ons leeg, zoals woorden voor kleuren leeg blijven voor een blindgeborene. Ook de landkaart is taal. Voor wie de werkelijkheid niet kan zien, blijft de landkaart als taal leeg. Maar wie geen kaart heeft of geen kaart kan lezen, verdwaalt. Tot zover lijkt het beeld van de wetenschap als kaart passend. Wetenschappelijke kennis is waardevolle informatie die echter alleen waardevol kan zijn in combinatie met menselijke ervaring. Maar over het eigene van de wetenschap zegt het beeld niets. Er is wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke informatie, d.w.z. kennis die in taal is uitgedrukt. Beide kun je met een landkaart vergelijken. Wie wetenschap met een landkaart vergelijkt, heeft daarom nog niets gezegd over het specifieke karakter van wetenschappelijke kennis. De wetenschap reikt informatie aan over het terrein waar wij lopen. Maar daarmee zegt ze nog niets over de wijze waarop wij moeten lopen en over het doel van dat lopen. Wij lopen ergens naartoe, wij stellen ons actief op in de werkelijkheid. Dat doen we omdat we die activiteit, dat handelen zinvol achten. De wetenschap stelt de zin van ons handelen niet vast. Dat geldt ook voor de zin van de wetenschap zelf. Heeft wetenschappelijk onderzoek zin? Als het geen zin heeft, dan heeft het geen toekomst. Dan laten we de wetenschap varen. Het antwoord op de vraag of wetenschap zin heeft, kan zijn: natuurlijk is wetenschap zinvol; hoe zouden we anders de vele problemen moeten oplossen waarvoor mensen tegenwoordig gesteld worden? Dankzij de wetenschap is er genoeg voedsel, een goede gezondheidszorg, voldoende energie, etc. Zonder wetenschap zouden in het westen nooit zoveel mensen kunnen genieten van een hoge levensstandaard. Is dat echter genoeg om onze wetenschapsbeoefening te rechtvaardigen? In dit artikel zal ik betogen dat dat niet zo is. Het argument van de toepasbaarheid is wel het meest gangbare maar het heeft veel van zijn overtuigingskracht verloren. Ook sluit het onvoldoende aan bij de motivatie van onderzoekers. In de derde plaats is met dit argument veel onderzoek niet te legitimeren. Ik sta eerst stil bij de vraag naar de rechtvaardiging van de wetenschap. Vervolgens wordt het antwoord op die vraag naar twee kanten uitgewerkt: de zin van de wetenschap en de verhouding tussen wetenschap en het nietwetenschappelijk handelen. Aan het eind van het artikel kom ik terug op het beeld van de landkaart.

De rechtvaardiging van de wetenschap

Als wij geen toekomst hebben, heeft de wetenschap die ook niet. Toekomst hebben wil zeggen dat wij leven voor ons zien, leven dat we positief waarderen en dat we bereikbaar achten. Aan de toekomst valt niet te ontkomen, maar we kunnen er met de rug naartoe gaan staan omdat we er weinig goeds van verwachten. Als het laatste het geval is, dan geldt de negatieve verwachting ook de wetenschap. Daar wordt dan geen bijdrage van verwacht die ons in de toekomst kan verrijken. Wetenschap, door mij opgevat als het geheel van activiteiten gericht op het verkrijgen van wetenschappelijke kennis, levert steeds nieuwe kennis op. Bij een negatieve toekomstverwachting wordt van nog meer kennis weinig heil verwacht. Er is geen reden naar nieuwe kennis te streven, ze vertegenwoordigt geen waarde. In de westerse cultuur is een positief beeld van de toekomst vaak nauw verbonden met de wetenschap. De verwachting van de wetenschap maakte een positief beeld van de toekomst mogelijk. Het goede dat men voor zich zag, zou bereikbaar worden door de ontwikkelingen in wetenschap en techniek. Ook nu gaan veel onderzoekers er nog zonder meer van uit dat wetenschap waardevol is en geen rechtvaardiging nodig heeft. Dat nieuwe kennis waardevol is, lijkt zo vanzelfsprekend dat de onderzoeker zich niet hoeft bezig te houden met de vraag wat die waarde is1. In het moderne westerse denkklimaat is wetenschap echter als een smeltende gletscher. Dat ze toekomst heeft, is niet zo vanzelfsprekend. Ik ben daarom nagegaan wat onderzoekers aanvoeren ter rechtvaardiging van hun activiteiten in een tweetal door universiteiten uitgegeven overzichten van de stand van zaken in de wetenschap2.

In de bundel van de Vrije Universiteit te Amsterdam komt de vraag naar de rechtvaardiging van de wetenschap aan de orde als men de doelstelling van de universiteit bespreekt. Deze doelstelling is als volgt geformuleerd: 'in gehoorzaamheid aan het Evangelie van Jezus Christus, moet alle arbeid gericht worden op het dienen van God en Zijn wereld'. Maar dien je God en de wereld met de wetenschap? De fysicus C.C. Jonker gaat als volgt op deze vraag in. 'De doelstelling bakent een religieuze positiekeuze af, maar zegt niets specifieks over de verbinding tussen het Evangelie en de beoefening van wetenschap en het geven van onderwijs. Dit maakt in de praktijk de weg vrij om alle nadruk te leggen op de toepassing van de wetenschap ten dienste van de naaste en om zich nauwelijks bezig te houden met de mogelijkheid tot, de aard en de waarde van wetenschappelijke kennis. Juist van de waarheid en echtheid van wetenschappelijke kennis hangt het af of deze wel betrouwbaar genoeg is voor de dienst aan de wereld'3. Jonker geeft enerzijds aan dat er niet veel aandacht is voor de vraag naar de waarde van de wetenschap, anderzijds vraagt hij zelf voor die vraag nadrukkelijk aandacht. De waarde van de wetenschap lijkt uitgaande van de doelstelling van de VU als vanzelfsprekend in de toepassing ervan te liggen. Wat die waarde in de toepassing is en of die waarde voldoende is ter rechtvaardiging, wordt slechts door een enkeling als serieuze vraag aan de orde gesteld. In de zeer omvangrijke bundel Wetenschap nu en morgen van de Vlaamse Katholieke Universiteit Leuven wordt bij de waarde van de wetenschap slechts zeer kort stilgestaan. Wetenschap is waardevol, daar wordt niet aan getwijfeld. De redactie wijst op het optimisme van Francis Bacon en zijn tijdgenoten en later van de denkers uit de Verlichtingstijd: de vooruitgang van de wetenschap zal noodzakelijk leiden tot meer welvaart en welzijn voor individu en samenleving4. Even later wijst men op ongewenste neveneffekten van de toepassing van wetenschap die twijfel hebben doen rijzen aan het zojuist genoemde ideaal van de Verlichting. Dat laat de waarde van de wetenschap echter onaangetast. We zullen alleen bewuster moeten kiezen: voor wat we met elkaar willen nastreven en welke kennis daarvoor nodig is. Opnieuw bespeuren we enerzijds dat de betrokken onderzoekers het vanzelfsprekend vinden dat wetenschap waardevol is, en anderzijds dat bij het onderbouwen van die waardering de betekenis van de resultaten voor de levenspraktijk buiten de wetenschap doorslaggevend is. Met de betekenis voor de praktijk heeft de wetenschap ook toekomst, want er is nog veel dat verbeterd kan worden.

Men kan zich afvragen wat dit te maken heeft met de motivatie van de onderzoekers. Gaat de toekomst van de maatschappij de onderzoeker ter harte? Wat is voor hem persoonlijk de waarde van de wetenschap? Is het de wetenschap zelf die hem motiveert of gaat het hem meer om aanzien, carrière, inkomen? Is de wetenschap niet vooral belangrijk omdat ze een levensplaats biedt? Je komt erin terecht en dan probeer je je plaats te behouden. Naar mijn mening is het van belang te letten op de waarden die bij de mensen leven, waarden die ze ervaren en die hun handelen bepalen. Alleen zo krijgen we zicht op de betekenis die aan wetenschap wordt toegekend en op de weg die men in de toekomst met de wetenschap zal gaan. Er is genoeg reden om de zaak zo te stellen. Reeds in 1979 stelde Lyotard dat algemeen gangbare legitimaties van de wetenschap niet meer bestaan5 en dat er sprake is van een twijfel der geleerden6. Lyotard denkt daarbij met name aan legitimaties in termen van de vrijheid bevorderen en de vorming van mensen bevorderen. De tweede legitimatie is reeds vervallen, de eerste, die van de vrijheid, had tot voorkort de meeste kracht. Dat is de oude legitimatie van Francis Bacon die nog doorklinkt in Wetenschap nu en morgen. Maar ook deze is ondergraven. In een artikel getiteld 'De wetenschap en de bedreigde menselijke toekomst' stelt H. Hoefnagels: 'De wetenschap, zo moet worden vastgesteld, ontwikkelt met name het weten waarmee ontwikkelingen die de toekomst van de mensheid bedreigen, in stand worden gehouden; dat is gegeven met de tendens die haar beheerst'7. Hoefnagels zegt niet dat wetenschappelijk onderzoek geen waarde kan hebben. Het geeft echter geen zicht op de plaats waar wij wonen: 'Niet te verwachten is dat zij de mensen wetend maakt omtrent de grote maatschappelijke en natuurlijke samenhangen, waarin hun leven is ingebed'. Een verwijzing naar de milieuramp rond het Aralmeer in Rusland moge voldoende zijn om deze stelling te illustreren. Het wetenschappelijk weten is onvoldoende basis voor het streven naar meer vrijheid en geluk. Als landkaart schiet het ernstig tekort. Een rechtstreekse verbinding tussen wetenschap en menselijke vrijheid is er dus niet. We moeten daarom zoeken naar wat mensen werkelijk motiveert en naar wat naar onze eigen mening de wetenschap kan legitimeren.

Nihilisme

Het huidige westerse tijdperk wordt wel aangeduid als 'das Zeitalter des Nihilismus' 8. Men kan in de literatuur vele typeringen vinden van het nihilisme. In elk geval houdt het in een ontkenning van waarheid en waarden. Dat betekent niet dat mensen geen zin of waarde ervaren in hun leven. Nihilisme is een levensbeschouwelijke positie, al dan niet bewust en filosofisch doordacht. Volgens de duitse filosoof Winfried Weier houdt nihilisme de ontkenning in van het bestaan van een objektieve of transcendente zin9. Zin is volgens Weier wat boven het feitelijk bestaan van dingen en mensen uitgaat en het karakter heeft van doek, voltooiing, vervolmaking daarvan. Het dominerende nihilistische denken wijst het bestaan van deze zin af en erkent alleen het bestaan van het feitelijke dat we ervaren. Dat feitelijke is voor de mens onverschillig, vreemd. Het vraagt niets, stelt de mens niet voor een opgave of een grens en nodigt niet uit. Voor het kennen betekent dit dat het accent komt te liggen op beheersing in plaats van inzicht en daarmee op zekerheid en methode. Kennis, met name wetenschappelijke kennis is een produkt dat aan bepaalde eisen moet voldoen wat betreft toetsing, logische samenhang, e.d. Niet het recht doen aan de werkelijkheid, maar het beheersen ervan staat voorop. Er is immers geen waarde die om dat recht doen in het kennen vraagt! Ik wil met nadruk stellen dat nihilisme niet inhoudt dat er geen ervaring van zin is. In de ontmoeting met de werkelijkheid ervaren mensen bijna altijd zin, zij het in meer of minder sterke mate. Ons ervaren is geen neutraal registreren. Wij ervaren de werkelijkheid als in zekere mate goed, waardevol, zinvol. En het is deze ervaring die het leven van mensen vult. De alledaagse zinervaring behoedt ons voor de zinloosheid. Wat men een feit noemt, is niet iets zonder waarde. Integendeel, het waardevolle is feitelijk. De wetenschap, die zich graag op feiten beroept, gaat eveneens over dingen die waarde vertegenwoordigen. Aan het voorgaande moet direkt toegevoegd worden dat onze ervaring van waarde in de werkelijkheid mede bepaald wordt door onze kennis en onze levensbeschouwing. Soms moeten we de waarde van dingen leren zien. Je moet weten wat er te zien valt. Als je niet weet dat bepaalde zaken waardevol zijn, ervaar je hun waarde niet of slechts in beperkte mate. Kennen doet ervaren. Opvoeding en sociaal milieu spelen hierin een belangrijke rol. De diepste kern van deze kennis is van levensbeschouwelijke aard. Het is kennis van wat het leven als geheel of de werkelijkheid als geheel zinvol maakt. Hier geeft het nihilisme als antwoord: de werkelijkheid is niet zinvol, het leven is niet zinvol. De zin die wij ervaren komt uit onszelf en heeft niets met de werkelijkheid buiten ons te maken. Er is dus ook geen transcendentie, een hogere orde of een God die onze wereld zinvol maakt. De mens is de enige bron van zin. Het nihilistisch standpunt maakt de mens onverschillig voor de werkelijkheid, ook in zijn kennen. Waarom zou je kennend doordringen in wat niet de moeite waard is? Vooronderstelt kennen geen liefde, respect voor het object? Toch kan men belang blijven hechten aan kennis en wetenschap. Maar dan vooral om wat die kennis de onderzoeker zelf oplevert. Daarbij kan in het nihilistisch spoor niet meer gedacht worden aan het geluk van de mensheid in de toekomst. Dat ideaal is door het nihilisme afgebroken.

Eerbied als uitgangspunt

Tegenover het nihilisme kan een christen pogen vanuit zijn scheppingsgeloof over zin na te denken. Het eerste wat naar mijn mening dan gesteld kan worden is dat zin gegeven is, zij het altijd gemengd met het zinloze. Schepping houdt goed-zijn, zinvol-zijn in. Zinervaring kan dan begrepen worden als afgestemdzijn- op, open-staan-voor wat gegeven is. Dat impliceert dat wij in ons kennen toegang hebben tot het gegevene. De kennende en denkende mens leeft niet in een eigen privé-wereld. Leven krijgt nu inhoud door openheid. Voor het handelen betekent dat: respect, eerbied, recht doen aan de gegeven zin. Wij kunnen ook zin ontplooien en bevorderen. Bijvoorbeeld door de overal aanwezige onzin te bestrijden, maar ook door mogelijkheden te actualiseren. Wetenschap kan opgevat worden als een actualisering van een zinvolle mogelijkheid op basis van eerbied voor het gegevene. Als actualisering geeft wetenschap een stukje inhoud aan het leven van mensen. Eerbied voor het gegevene betekent dat in het onderzoek rechtdoen aan het object in de kennis voorop staat. Het betekent ook: rechtdoen aan behandelde objecten tijdens experimenten. Vanuit dit gezichtspunt wordt het standpunt begrijpelijk van de VU historicus Van Deursen dat we vinden in de eerder genoemde bundel Wetenschap en Rekenschap. Volgens Van Deursen heeft wetenschap geen legitimatie nodig. 'De verlichte wetenschap rechtvaardigde zich door telkens te beklemtonen dat ze dienstig kan zijn aan de verbetering van mens en maatschappij. Haar doel werd de bevordering van menselijk geluk en menselijke waardigheid. Die invloed werkt tot op heden door, even goed bij christelijke geleerden: ook zij raken moeilijk los van de gedachte dat hun bezigheden een praktisch en toepasbaar nut moeten hebben terwille van het menselijk geluk. Te weinig laten zij voor de wetenschap gelden wat Rookmaker gezegd heeft van de kunst: "art needs no justification" '10. Van Deursen geeft dan het volgende citaat van Rookmaker: 'Kunst heeft een eigen zin die niet nader verklaard hoeft te worden, net zo goed als het bestaan van een mens, een vogel, een bloem, een berg, een zee of een ster. Hun bestaan heeft zin omdat God ze heeft geschapen'. De ervaring van de unieke zin van wetenschap, d.w.z. van datgene waarin ze anders is dan andere menselijke activiteiten en resultaten, treffen we bij veel onderzoekers aan. Zo schrijft van den Beukei: 'Het wetenschappelijk onderzoek heeft voor wie het doet ook een zin in zichzelf. Het verschaft momenten van grote schoonheid, van diepe bevrediging, een gevoel van geluk'11. Maar hoe wordt deze ervaring geduid en hoe belangrijk vindt men deze eigen zin van de wetenschap? In de evolutionistische kentheorie wordt gesteld: van nature zijn wij slechts geïnteresseerd in kennis die ons helpt te overleven. Kennis omwille van de kennis levert in de natuurlijke selectie geen voordeel op. Dat er toch zoiets lijkt te bestaan, komt doordat deze kennis mensen erkenning oplevert12. De evolutionistische duiding verklaart de ervaring van de eigen zin van de wetenschap in termen van iets anders. Daarmee wordt de eigen zin in feite wegverklaard. Uitgaan van eerbied voor het gegevene betekent dat de ervaring van de eigen zin van wetenschappelijke kennis niet herleid mag worden tot een waarde van andere aard13. Daarmee komt er ruimte voor eindeloos veel onderzoek: onderzoek naar de ontwikkeling van de muziek aan het hof van de laatste twee chinese keizers, naar de psychische gevolgen van de aardbeving te Roermond, naar de veranderingen in het Portugees tussen 1610 en 1650, naar de waardering van de zon in Nederland, naar het leven van een vlinder die zijn gefladder begon op plaats x en tijdstip t, naar de gedachten van de egyptische priester T uit de tweede eeuw voor Christus, naar de erosie van de Mont Blanc, naar de snelheid waarmee de noteboom in mijn tuin groeit en naar de geschiedenis van een willekeurig nederlands gezin in de negentiende eeuw. Alle kenmerken van dingen, alle veranderingen en relaties, alle daden van mensen en de resultaten ervan zijn in principe tot object van onderzoek te maken. Men kan niet zeggen dat in die veelheid dingen zijn die het kennen niet waard zijn, behalve wellicht wanneer het kwaad er al te duidelijk in naar voren komt. Maar bij onze keuze uit die veelheid gaan we meestal niet willekeurig te werk. Het al te bijzondere en het al te geïsoleerde worden genegeerd. Het weten moet zijn vervolg hebben in het handelen of in de sfeer van het weten zelf, in de praktische toepassing of in onderzoek dat erbij aansluit. Daarin komt tot uitdrukking dat de waarde van wetenschappelijke resultaten niet ophoudt bij de op zichzelf staande eigen zin als kennis maar ook het mogelijke gebruik ervan binnen en buiten de wetenschap omvat. Waar het mij in dit artikel vooral om gaat is dat men bij het spreken over de waarde van wetenschappelijke kennis het eerstgenoemde aspect ervan niet uit het oog mag verliezen.

De eigen zin van wetenschap

De vorige paragraaf ging eigenlijk over de zin van menselijke kennis in het algemeen. Het specifieke van wetenschappelijke kennis kwam niet aan de orde. Om de eigen zin van wetenschappelijke kennis te kunnen aangeven, moeten we letten op de structuur van deze kennis. In wat wetenschap is, toont zich wat ze waard is. Omdat we in de wetenschap de werkelijkheid onderzoeken, gaat het bij de vraag naar de zin van de wetenschap in de eerste plaats om de wijze waarop zij ons de werkelijkheid doet kennen. Waar brengt ze ons en waar brengt ze ons niet? Het is moeilijk kenmerken te noemen die voor alle wetenschappelijke kennis gelden. De grens tussen wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke kennis is niet scherp. Wetenschappelijke kennis bestaat in elk geval in taal. Dat kan niet gezegd worden van alle niet-wetenschappelijke kennis. Kennis die ik verwerf door eigen ervaring bestaat niet in taal, al kan ik wel proberen die kennis in taal tot uitdrukking te brengen. De taal van de wetenschap mag niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn. De onderzoeker moet begrepen worden, hij richt zich tot vakgenoten. Wetenschappelijke kennis moet ook onderbouwd zijn en daardoor controleerbaar. Het grote verschil tussen wetenschap en speculatie is de terugkoppeling naar de te controleren ervaring. De talige gestalte en de controleerbaarheid maken dat wetenschappelijke kennis enigszins los komt te staan van de persoon van de onderzoeker. De tot nu toe genoemde kenmerken vormen de basis van de wetenschappelijke code. Daartoe behoren regels als:

- Manipuleer niet met gegevens
- Wees niet dogmatisch maar sta open voor verandering
- Wees nauwkeurig
- Argumenteer op correcte wijze
- Wees helder in je taalgebruik14

Op grond van de genoemde kenmerken kunnen we al twee dingen zeggen over de grenzen van de zin van wetenschappelijke kennis. Het eerste sluit aan bij wat ik in het begin zei over de verhouding tussen informatie en ervaring. Omdat wetenschappelijke kennis in taal bestaat, vooronderstelt ze ervaringskennis. Een definitie blijft leeg als je met de gebruikte termen geen ervaring weet te verbinden. Dat geldt al voor het getal. Men begrijpt niet wat een getal is als men niet geleerd heeft dingen in de werkelijkheid te tellen. Deze ervaringskennis is op zichzelf niet wetenschappelijk. Het tweede dat we kunnen opmerken is dat niet alles zich zo laat onderzoeken. Niet alle beweringen zijn goed te onderbouwen met harde, controleerbare gegevens. Dat geldt bijvoorbeeld voor beweringen over de kwaliteit van een kunstwerk, over de liefde van een mens voor een ander en over de ziekte of de gemoedsgesteldheid van een persoon. Als we afzien van wetenschap gericht op het individuele, dan zijn meer kenmerken te noemen15. Ik noem er nog twee, kenmerken die maken dat wetenschappelijke kennis abstract genoemd kan worden. Wetenschappelijke kennis betreft niet de gehelen waarmee we in onze ervaring te maken hebben: mensen, gebouwen, gebeurtenissen, etc. Ze betreft bepaalde eigenschappen en relaties. De wetenschap is bijvoorbeeld niet geïnteresseerd in de persoon Jan die ziek is, maar in de fysiologische en biologische verandering bij Jan en de factoren die deze veroorzaakt hebben. Hoe Jan zich voelt en hoe de ziekte zijn leven beïnvloedt, is voor de fysicus of de bioloog niet interessant. We kunnen zeggen dat wetenschap fragmentariseert terwijl we in de ervaring op het totaalverband gericht blijven. In de wetenschap wordt niet alleen afgezien van het geheel maar ook van het unieke. Men richt zich op het algemene. Men zoekt naar uitspraken die voor alles gelden. Vandaar het grote verschil tussen een arts en een medisch onderzoeker. De arts gaat het om de unieke patiënt, voor de onderzoeker is die patiënt slechts één van de velen bij wie hij naar het gemeenschappelijke zoekt. Simpel gesteld: 'als ik bij 100 patiënten met ziekte y middel x gebruik, bij hoeveel procent levert dat dan resultaat z op?'. In de abstractie als structuurkenmerk van wetenschap worden eveneens grenzen van de zin van wetenschap zichtbaar. Ze biedt geen kennis van het geheel en van het unieke. Wie dat van haar vraagt, gaat aan haar zin voorbij. Kennis van het abstracte heeft een eigen zin16.

Technologie

Nog niet zo lang geleden schreef een Maastrichtse hoogleraar: 'Wetenschap helpt ons verlossen van onnodige ziekte, lijden en ongemak'17. Het is niet toevallig dat de auteur hoogleraar in de verplegingswetenschap is. Verplegingswetenschap is een handelingswetenschap, een technologie. Wat is een technologie? Een handeling gaat uit van een actor en is gericht op doelen uitgaande van middelen. De wetenschappen van actor, middelen en doelen zijn basiswetenschappen van het handelen; technologie is de wetenschap van het handelen zelf, van de middel-doel verhouding18. Technologische wetenschappen hebben veel meer invloed op het niet-wetenschappelijke leven dan andere wetenschappen. Hier ligt de verbinding met het streven naar vrijheid en geluk dan ook het meest voor de hand. Veel meer dan voor niet-technologische wetenschappen geldt dat de zin ervan niet opgaat in de eigen zin als kennis maar ook het aspect heeft van toepasbaarheid. Een technologie zegt net zo min als andere wetenschappen wat we moeten doen, ook niet hoe we het moeten doen. Gegeven echter het doel, beschikbare middelen en mogelijke werkwijzen, kun je wetenschappelijk nagaan welke werkwijze het beste resultaat oplevert. Dat kunnen bestaande werkwijzen zijn die je met elkaar vergelijkt. Men kan ook nieuwe werkwijzen bedenken, nieuwe middelen uitvinden, nieuwe gereedschappen ontwerpen en die direct uitproberen. Niet de praktijk maar het ontwerp bepaalt de technologie. Het wetenschappelijke zit dan niet zozeer in dat ontwerpen en bedenken, maar in het toetsen van het resultaat ervan, uitgaande van het doel19. Deze gang van zaken maakt dat uitkomsten van technologisch onderzoek gezien worden als richtinggevend voor de praktijk. Daardoor kunnen technologische wetenschappen een sterk stempel drukken op de cultuur. Omdat technologische kennis zoveel culturele gevolgen heeft, wordt vooral van deze kennis gezegd dat ze om ethische bezinning vraagt. Er wordt een mogelijkheid van handelen aangeboden; maar is het doel wel zo wenselijk? Niet alles wat kan, is goed. Het vraagteken betreft met name mogelijkheden tot handelen op grote schaal. Juist dan worden we met allerlei gevolgen geconfronteerd die negatief kunnen zijn. Ook de voorgeschreven middelen vragen om ethische bezinning. Ook zij vertegenwoordigen waarde en die waarde moet in het gebruik gerespekteerd worden. In de derde plaats vraagt de werkwijze om bezinning. Technologische kennis is meestal algemeen. Is een uniforme werkwijze wel altijd wenselijk? Moeten we, zeker in de omgang met mensen, niet afstemmen op het unieke van het individu? Op zijn situatie en zijn wensen? Heeft zoiets als een sociale technologie wel bestaansrecht?

Lopen, kijken, denken

Wetenschap is zinvol. Niet in de eerste plaats vanwege haar bijdrage aan menselijke vrijheid en welvaart. Dan zou haar zin opgaan in het bestaan als middel. De zin van wetenschappelijk onderzoek begint bij de eigen zin van het bestaan van kennis. Met die zin vult wetenschappelijke kennis voor een deel het bestaan van de onderzoeker. Zo draagt kennis reeds bij tot menselijk geluk en niet pas via de weg van materieel voordeel. Terugkerend naar het beeld van de landkaart: de kaart is ook doel in zichzelf en niet slechts middel om te kunnen lopen. Ze is resultaat van het lopen, van kijken en denken, en bepaalt mede de zin ervan. Verantwoord handelen houdt in dat men op de juiste wijze omgaat met het ontvangen bestaan van de werkelijkheid. Rechtdoen aan de werkelijkheid in het kennen is daar een aspect van. En daarin wordt men beloond want, zoals ik hiervoor aangaf, in de kennis valt ons een stukje geluk ten deel. Maar ook voor andere vormen van verantwoord handelen is kennis van belang. Wie de werkelijkheid wil respekteren als hij met haar omgaat, moet weten hoe ze in elkaar zit. Je moet weten waar je loopt om te kunnen bepalen op welke wijze je moet lopen. Een blinde loopt in een tuin gevaar de bloemen kapot te trappen. Naarmate meer mensen de aarde bewonen en de gevolgen van ons handelen ingrijpender zijn, is het van steeds groter belang te weten hoe de structuur van de werkelijkheid is.

Niet alleen de wetenschap geeft ons dat inzicht, maar haar bijdrage is wel onmisbaar. Toepassing van wetenschappelijke kennis als middel in het handelen vraagt om herinnering. Herinnering van wat in de wetenschap methodisch vergeten wordt door de abstracties, herinnering van de ervaring. Door de herinnering treedt men buiten de grenzen van de zin van wetenschappelijke kennis, grenzen die ik in het voorafgaande kort heb aangeduid. Waar vergeten wordt dat deze grenzen bestaan, wordt wetenschap overschat. En dat keert zich tegen haar: als haar pleitbezorgers geen grenzen zien, zien haar tegenstanders die ook niet met als gevolg dat er voor wetenschap geen zin overblijft. Wetenschap is er niet om zonder meer toegepast te worden, ze moet worden ingepast. Ze moet worden ingepast in het ruimere kennen. De technologie ontwerpt en schetst wegen met de suggestie dat we die ook moeten gaan. Doel en middel worden samen geleverd. Dat maakt het moeilijk nog over de hiervoor genoemde grenzen na te denken. Om geen slaaf te worden die geen eigen wegen kiest, moet een mens vooruit denken. Waar wil ik naartoe? Naarmate het doel duidelijker vast staat, kan de technologie meer dienstbaar gemaakt worden. Dat geldt ook voor de basiswetenschappen. Men kan met Hoefnagels treuren over een te specialistische biologie, men kan haar vanuit een duidelijke keuze voor het milieu ook dienstbaar maken aan het zoeken naar betere wegen. Op die manier komt wetenschap meer tot haar zin.


Dr. P. Blokhuis (1947) is verbonden aan Hogeschool 'De Vijverberg' te Ede. Adres: Bettekamp 61, 6712 EH Ede.


Noten:
1. Vergelijk Hans Mohr, Natur undMoral, (Darmstadt 1987), met name hoofdstuk 4.

2. Het betreft de bundels Wetenschap en Rekenschap, uitgegeven ter gelegenheid van 100 jaar wetenschapsbeoefening aan de Vrije Universiteit (Amsterdam 1980) en Wetenschap nu en morgen, uitgegeven ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de Vlaamse Katholieke Universiteit Leuven (Leuven 1989).

3. Wetenschap en Rekenschap, p. 253.

4. Wetenschap nu en morgen, p. 19.

5. Jean-Francois Lyotard, Het postmoderne weten, (Kampen 1987), p. 25, 26. Oorspronkelijke franse uitgave
(Paris 1979).

6. Het postmoderne weten, p. 42.

7. H. Hoefnagels, 'De wetenschap en de bedreigde menselijke toekomst', Universiteit en Hogeschool 1980.

8. Zie W. Weier, Brennpunkte der Gegenwartsphilosophie (Darmstadt 1991).

9. Brennpunkte der Gegenwartsphilosophie, p. 1.

10. Wetenschap en Rekenschap, p. 395.

11. A. van den Beukei, De dingen hebben hun geheim, (Baarn 1990), p.28. Zie ook Mohr, p. 32.

12. Zie Mohr, p. 36/37.

13. Dat vind ik terug in de bijdrage van C.C. Jonker in Wetenschap en Rekenschap: 'Ook experimenteren en theoretiseren in de wetenschap en het doorgeven van de zo verkregen kennis behoren tot de opdrachten die de mens zo goed mogelijk moet vervullen, opdat de lof van God over zijn schepping en verlossing gehoord wordt'.

14. Zie Mohr, p. 42. Dit zijn technische regels voorde wetenschap en nog geen ethische regels zoals Mohr stelt.

15. Gerichtheid op het individuele en op het niet-individuele kan zich binnen dezelfde wetenschap voordoen, bijvoorbeeld in de ecologie. Een ecologische studie van een bepaald gebied betreft een individueel uniek gebied maar bevat o.a. abstracte uitspraken over levensvormen in dat gebied.

16. Tenzij men meent dat het abstracte niets met de werkelijkheid te maken heeft en louter een constructie is.

17. G.C.M. Evers, Theorieën en principes van verpleegkunde, (Assen 1991), p. 23.

18. Onder basiswetenschappen versta ik hier niet-technologische wetenschappen gericht op voor het technisch handelen relevante onderwerpen, bijvoorbeeld medische biologie. Zie ook E. Schuurman, Filosofie van de technische wetenschappen, (Leiden 1990), p. 44-47.

19. Het ontwerpen zelf kan ook weer technologisch benaderd worden. Zie Schuurman, p. 48.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Radix | 68 Pagina's

Lopen, kijken en denken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1993

Radix | 68 Pagina's