Globalisering en technologie
De laatste jaren wordt het begrip ‘globalisering’ veel gebruikt in discussies en artikelen over de wereldorde en – economie. Algemeen gesteld, leven we in een periode waarin economieën wereldwijd aan elkaar gekoppeld worden. Transnationale ondernemingen blijken in staat enorme machtsposities op te bouwen en staan aan de basis van wereldwijde netwerken. Het geloof in het kapitalisme en de marktwerking is grenzeloos, ondanks de (tijdelijke?) economische dip die we nu beleven. Deze ontwikkeling en het geloof in het kapitalisme roepen veel vragen en reacties op. Zo zal het weinigen ontgaan zijn dat een groeiende groep onder de noemer anti-globalisten zich tegen de onevenwichtige economische expansie van het westen verzet. In de inleiding van dit themanummer kwam het boek No Logo, van Naomi Klein al ter sprake, alsmede bij de boekbesprekingen. In haar boek wijst Klein op de schaduwzijden van de oneerlijke welvaartsverdeling, en laat zien dat slechts een klein deel van de wereldbevolking profiteert van de kapitalistische welvaart. Maar er zijn ook andere geluiden - niet alleen vanuit het bedrijfsleven, maar ook uit de wetenschap. Alan Rugman, hoogleraar in Oxford, spreekt zelfs van het einde van de globaliseringsdrang van multinationals. Hij keert zich tegen de ‘mythe’ van de globalisering en spreekt zelfs van de-globalisering. Want, zo constateert hij in zijn onderzoek naar bedrijfsstrategieën, in toenemende mate concentreren de bedrijven zich op de locale markt (Rugman: 2000). En omdat globalisering geen eenduidig verschijnsel is, locaal gevoed wordt en locale (tegen)reacties oproept, spreekt men tegenwoordig ook wel van ‘glocalisation’ (Held & McGrew, 2000: 3). Het is in ieder geval van belang dat we het begrip globalisering zelf problematiseren. Wat is globalisering precies en welke krachten liggen er aan ten grondslag? Algemeen gesteld, worden onder globalisering activiteiten van allerlei aard verstaan die zich voltrekken op wereldwijde schaal; een ‘significant shift in the spatial reach of social action and organization towards the interregional or intercontinental scale’ (Held & McGrew 2000: 3). Deze activiteiten zijn georganiseerd en gecoördineerd en zorgen ervoor dat locale omstandigheden worden beïnvloed door gebeurtenissen elders. Globalisering is geen eenvormig en statisch gegeven geen momentopname, maar is alleen te begrijpen als we het in verband brengen met andere maatschappelijke processen en fenomenen. Het maakt veel uit of we het bijvoorbeeld hebben over het toerisme, over multinationals, over migranten, over geldstromen, over universele normen en waarden of over internationale verdragen. In de aangehaalde definitie van globalisering komt het proceskarakter van globalisering duidelijk naar voren. Er is echter geen aandacht voor het fenomeen technologie. En dat is opmerkelijk, omdat niemand zal ontkennen dat de technologische ontwikkeling ingrijpende, internationale ontwikkelingen met zich mee brengt. De overdracht van informatie en goederen, mogelijk gemaakt door technologie, heeft in de twintigste eeuw een ongekende expansie doorgemaakt. In slechts enkele generaties is de Westerse samenleving veranderd in een maatschappij waarin wetenschap en techniek een bepalende rol spelen. De technologische ontwikkeling wordt door velen zelfs gezien als één van de drijvende krachten achter de globalisering. Het niet benoemen van de rol van de technologie in de definitie van globalisering is merkwaardig, maar wel verklaarbaar, want vaak wordt de technologie in discussies over globalisering als een gegeven gezien en als zodanig niet verder geproblematiseerd. We weten wel dat technologie en globalisering met elkaar samenhangen, maar de verhouding tussen technologie en globalisering is ingewikkeld. Dat maakt de benadering van Manuel Castells, een Amerikaanse (van oorsprong Spaanse) socioloog interessant. Hij is een vooraanstaand auteur op het gebied van de nieuwe, door informatie en communicatietechnologie (ICT) gedreven, economie, en geeft ook een definitie van globalisering waarin hij aandacht vraagt voor technologie: ‘the global economy is an economy whose core components have the institutional, organizational, and technological capacity to work as a unit in real time, or in chosen time, on planetary scale’ (Castells 2000: 101-102). Technologie kan gezien worden als oorzaak, als onderdeel en als een gevolg van de globalisering. Een mooi voorbeeld daarvan is het internet als technologisch transportmiddel van informatie. Het heeft gezorgd voor een ongekende en welhaast ongebreidelde expansie en verspreiding van informatie. Maar ook heeft het ons voor verrassende vragen gesteld waarbij traditionele opvattingen over sociale verhoudingen en de persoonlijke levenssfeer (denk aan intellectueel eigendom, democratie, de autonomie van individu en organisatie) tekort schieten. Als toegepaste techniek herbergt het Internet tal van beloften voor de maatschappij van de toekomst. Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat technieken als telefoon, auto en vliegtuig die transport van informatie en goederen mogelijk maken al een generatie lang bestaan. En ook die technieken hadden een schaalvergrotende werking. De vraag dringt zich op welk verband er precies bestaat tussen de nieuwe technologieën, met name de ICT, en de globalisering. De vraag naar de aard van techniek, in relatie tot globalisering, staat centraal in dit artikel. In het vervolg willen we allereerst duidelijk maken dat de technologie een product is dat door de eeuwen heen onze maatschappij heeft gevormd, maar ook zelf is veranderd. Die verandering heeft ertoe geleid dat de moderne technologie is ingebed in netwerken. We zullen daarom laten zien dat we de relatie tussen de technologie en de maatschappij moeten analyseren vanuit de netwerkgedachte. Daarbij zullen we de technologie als sociaal product centraal stellen, door te laten zien dat aan de technologische ontwikkelingen tal van menselijke keuzen vooraf gaan. Aan het eind van ons betoog zal duidelijk worden dat de technologie gestuurd kan worden – ook als het gaat om de technologische ontwikkelingen voor de toekomst.
Technologie als maatschappelijk product
Globalisering is een proces waarvan de wortels enkele honderden jaren terug zijn te traceren, maar dat zich in onze tijd versnelt. Het proces van globalisering is in gang gezet door de expansiedrang van koloniale grootmachten. De in de zeventiende eeuw opgerichte Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie (de VOC) kunnen we zien als een vroeg voorbeeld van een multinationale onderneming. Deze organisatie gebruikte destijds geavanceerde transportmiddelen om wereldwijd markten te veroveren. Juist vanwege het vertakte begin en het continue karakter is het is onmogelijk een begin aan te geven voor het proces van globalisering. Maar als we globalisering in verband brengen met de moderne technologische ontwikkeling is het eind van negentiende en het begin van de twintigste eeuw een belangrijk tijdperk. De technologische ontwikkelingen van die tijd zijn bepalend geweest voor de enorme groei van informatie- en goederenoverdracht die de globalisering hebben versneld. In die tijd vonden enkele grote doorbraken plaats die deel uitmaakten van wat we nu de Industriële Revolutie noemen. Het was een tijd waarin mankracht werd vervangen door machinale krachten, met de stoommachine als het symbool van kracht en vooruitgang. Als gevolg van de industriële revolutie verschoof in de loop van de negentiende eeuw de ambachtelijke werkwijze als fundament voor techniekontwikkeling naar de achtergrond. In pre-industriële samenlevingen was het ontwerpen van een artefact nauw verbonden met het vervaardigen ervan. Het woord techniek, afgeleid van het Griekse technè, laat dat ook zien, het betekent vaardigheid. De techniek werd ontwikkeld door ambachtslieden die zich lieten leiden en inspireren door plaatselijke problemen. Weliswaar bleef na de industriële revolutie de (lokale) ervaringskennis een belangrijk element in de ontwikkeling van de techniek, maar die ontwikkeling is sindsdien tevens gebaseerd op de uitkomst van universele, wetenschappelijke inzichten en van technische vindingen van buiten de lokale praktijk. In samenhang met toenemende invloed van de wetenschap, werd de universitair geschoolde ingenieur belangrijk. Hij of zij maakte deel uit van een nieuwe profes-sie en was geschoold in het technologische denken en doen. De ingenieur werd de cultuurarbeider bij uitstek. De cumulatie van kennis en informatie waarvoor die professie zorgde, was in de twintigste eeuw een basiselement voor de technologische ontwikkeling. Wanneer we spreken over technologie, of de technologische ontwikkeling, dan duidt dat op meer dan een ding. Het begrip technologisch artefact heeft dan ook een ruimere betekenis dan het begrip technisch ding. Daar kunnen om te beginnen ook niet tastbare technieken zoals software onder worden verstaan (Rip 1995: 16). Technologie is verder meer dan een product, het is ook een kennisvorm. Het betreft dan de kennis van de techniek in al haar verscheidenheid. Omdat de technologie zelf in complexiteit is toegenomen, vindt het zoeken naar oplossingen voor complexe technologische problemen zelden meer geïsoleerd plaats - de ontwerper opereert in teamverband. De aard van de uitvinder of de ontwerper is dan ook veranderd van ambachtsman naar wat we nu een kenniswerker noemen. De technologie waaraan de kenniswerker een bijdrage levert, is ingewikkeld geworden – we spreken van technologische ontwikkeling. Een van de factoren die vorm en richting geven aan de ontwikkeling van technologie is de opkomst van industriële ondernemingen, die de ontwerpers in dienst namen, zorgden voor productontwikkeling en -afzet. Het industriële grootbedrijf maakte massaproductie en –afzet mogelijk. Nog steeds is de massaproductie één van de drijvende krachten achter onze consumptiemaatschappij. Maar technologie is geen geïsoleerd product, afkomstig van en opgedrongen door bedrijven. Het is ingebed in tal van maatschappelijke verbanden. We spreken in de twintigste eeuw dan ook niet meer over uitvindingen, maar over technologische innovaties – nieuwe technieken die voortdurend nieuwe ontwikkelingen uitlokken. Het woord innovatie zelf is afgeleid van het Latijnse innovare - een samenstelling van in en novare - wat vernieuwen of nieuw maken betekent. Een innovatie is het resultaat van interacties tussen technologische uitvindingen die vaak gebaseerd zijn op wetenschappelijke inzichten en de wijze waarop deze uitvindingen geïntegreerd worden in de maatschappij. Voor dat laatste zijn andere dan specifiek technische en bedrijfskundige inzichten noodzakelijk, zoals kennis van de wensen van eindgebruiker, de specifieke situatie waarin de technologie wordt toegepast en van de (onbedoelde) gevolgen van technologie.
Het innovatieproces heeft in de twintigste eeuw het karakter van een permanente, wereldwijde revolutie gekregen (Basalla 1998). Steeds weer worden nieuwe technologische snufjes op de markt gebracht. Thuis, op ons werk, in onze vrije tijd, voortdurend worden we geconfronteerd met technologie. We leven in een technologische cultuur, geen biotoop maar een ‘technotoop’. Vaak staan we er niet eens meer bij stil, maar we (zeker in de Westerse wereld) hebben onze maatschappij zo ingedeeld dat de technologie onmisbaar is geworden. Op zich is daar natuurlijk niets mis mee. De techniek is voor de mens een hulpmiddel en in zekere zin het resultaat van pogingen van de mens om zich te bevrijden van knellende banden van de natuur (Schuurman 1990). De toepassing van de technologie brengt echter het gevaar met zich mee dat het de samenleving gaat overheersen. Mensen worden dan afhankelijk van en onderdrukt door technieken die zijzelf hebben geschapen. Dan is technologie niet langer een hulpmiddel maar een doel op zichzelf geworden. Niet alleen de sociale gevolgen van technologie zijn een probleem, maar ook de technologie zelf. Technologie, ook de ICT, is de inzet van sociaal wetenschappelijk en politiek-cultureel debat geworden (vgl. Van der Ploeg 2001). Technologie is voortdurend in ontwikkeling, het verbindt en beïnvloedt sociale structuren. We spreken daarom ook wel van het netwerkkarakter van technologie. Denk maar aan de auto - dat is een complex technisch ding dat functioneert in een transportinfrastructuur waarbij tal van organisaties betrokken zijn, zoals fabrieken, pompstations, wegenbouwers, overheidsinstanties en belangengroeperingen. Wij, de gebruikers van moderne technologie zoals de auto, maken deel uit van een sociotechnisch netwerk. Mooi gezegd leven we temidden van een warwinkel van technische en sociale probleemoplossende elementen. De geschetste complexe samenhang tussen technologie en samenleving roept tal van vragen op die ook ten aanzien van ICT gesteld kunnen worden. Daarbij heeft de ICT een sterk verbindend - maar ook uitsluitend - karakter.
De Netwerkmaatschappij
Niet alleen leven we dankzij de technologie als het ware in één groot dorp, zoals de communicatie-utopist Marshall McLuhan stelde, elk dorp is ook een wereld geworden (Frissen 1996: 6). McLuhan wees met het concept ‘the global village’ in de jaren zestig al op de wereldwijde invloed van de communicatie en de media (McLuhan 1964). Volgens McLuhan wordt de geschiedenis geschreven en bepaald door de communicatie technologie. Hij beschouwt de technologische evolutie, en dan vooral de nieuwe vormen van communicatie, als de voornaamste drijfveer achter de geschiedenis van de mensheid. De technologie, zo zegt hij, wordt in eerste instantie ontwikkeld om de mens te helpen, maar leidt vervolgens een zelfstandig bestaan en wordt daardoor een op zich staand medium. Daarbij schept de technologie nieuwe mogelijkheden. Automatisering bijvoorbeeld doet beroepen verdwijnen maar schept tegelijkertijd nieuwe rollen voor de mens. Wat we echter missen bij McLuhan is een reflectie op de verhouding tussen technologie en maatschappelijke ontwikkelingen. Hij heeft geen oog voor de privatisering van technologie door belangrijke instituties zoals multinationals en de staat. En het is nu juist de kapitalistische, technologische onderneming, in tal van gedaanten, die een belangrijk deel vormt van de technologische infrastructuur die globalisering stimuleert. Als we die verhouding nader analyseren, wordt beter zichtbaar dat de technologische ontwikkeling sociale structuren beïnvloedt en vise versa. Om de wisselwerking tussen technologie en samenleving nader te analyseren, gebruikt de al eerder genoemde Manuel Castells het netwerk als metafoor. Hij spreekt van de netwerkmaatschappij. Een belangrijke vooronderstelling in zijn analyse is dat sociale ontwikkelingen onlosmakelijk verbonden zijn met veranderingen in de technologische infrastructuur. De nieuwe communicatiemedia zorgen voor een verschuivingen in ons handelen en denken. De metafoor van het netwerk kenmerkt daarbij zowel de economie als de sociale, technologische en culturele bewegingen. Het netwerk zorgt voor een nieuw paradigma, een duidelijk ander en overkoepelend ontwikkelingspatroon, dat wordt veroorzaakt door nieuwe technologie, met name de ICT. Was de stoommachine het symbool van de negentiende eeuwse industriële revolutie, de ICT is dat voor de twintigste eeuwse informationele revolutie. Die revolutie is een aantal decennia gelden begonnen met de opkomst van de computer, de drijvende kracht achter ICT. De computer staat model voor toenemende informatiestromen, voor dynamiek, snelheid en onvermijdelijkheid. Het lijkt wel alsof de ICT een niet te stuiten dynamiek kent. Gordon Moore, een elektrotechnisch ingenieur en de grondlegger van Intel, voorspelde al meer dan twintig jaar geleden dat de ‘processing power’ van chips (de maat voor computerkracht) elke 18 maanden zou verdubbelen, terwijl de kosten daarvan gelijk zouden blijven, of zelfs minder zouden worden. Ieder ICT product legt de basis voor een nieuw product, elke organisatie staat in verbinding met andere organisaties en het hele proces is gebaseerd op informatie. Castells spreekt over een ‘space of flows’, waarin specifieke plaatsen hun betekenis ontlenen aan de verbinding met verkeers- en informatiestromen. Daarbij kunnen activiteiten simultaan plaatsvinden en kan de tijdsvolgorde verstoord raken. Want niet alleen geografisch maar ook temporeel gezien heeft de ICT grenzen doorbroken (vgl. Eriksen 2001). Arbeid en productie wordt steeds meer verspreid en organisatie-eenheden op verschillende locaties werken met elkaar samen. Tegelijkertijd kan de gestandaardiseerde arbeidstijd worden losgelaten en kunnen tijdsbarrières worden weggenomen. De ICT, zo zou je kunnen stellen, zorgt voor een tijdperk waarin sprake is van ‘death of distance’ (vgl. Cairncross 1997). Dit maakt nieuwe organisatievormen mogelijk. Informatie en organisatie worden door de ICT relatief autonoom ten opzichte van elkaar. In dit verband wordt ook wel gesproken over de opkomst van de ‘virtuele organisatie’ en de ‘netwerkonderneming’. Dat zijn ‘platte’ en flexibele netwerken bestaande uit veelal hoogopgeleide en min of meer gelijkwaardige kenniswerkers. Zij werken, eventueel op afstand (telewerk), in wisselende teams al naar gelang de vereisten van de projecten. Een dergelijke werkomgeving is geheel afhankelijk van ICT. In zo’n organisatie zijn traditionele gezagsverhoudingen en taken doorbroken. De schermencultuur vervangt de vergadercultuur. De virtuele organisatie stelt de grenzen van de organisatie en het gedrag van haar leden ter discussie. De identiteit en het zelfbeeld van de gebruiker staan in de netwerkmaatschappij voortdurend ter discussie. Het gebruik van het Internet is wederom een interessante technologie om te illustreren dat ICT, identiteit en verwachtingen nauw verweven zijn. Castells: ‘On the internet you are what you say you are, as it is on the basis of this expectation that a network of social interaction is constructed over time’(Castells 2001: 130). In zekere zin, zo luidt de ideologie, bevrijdt het Internet het individu van het lichaam. Interessant is hier een herinnering aan Norbert Wiener, de vader van de cybernetica, die al in de jaren vijftig van de twintigste eeuw een stapje verder ging in zijn analyse. Gegeven zijn materialistisch mensbeeld zou de mens in de toekomst dankzij technologische ontwikkeling in staat zijn om niet alleen informatie, maar ook zichzelf te versturen via computers die zijn aangesloten op één groot netwerk (Wiener 1950). De technologie staat toe dat een gescheiden bestaan of meerdere aspecten van het zelf mogelijk zijn, die anders niet uitgedrukt zouden worden. In gewone sociale omgang zouden die aspecten verborgen blijven in plaats van te worden geïntegreerd. Benadrukt moet worden dat denkbeelden over ICT uitkomsten zijn van verwachtingen ten aanzien van technologische innovaties. De veranderingen in identiteit zijn geen gevolg van de technologie als zodanig, maar zijn het resultaat van betekenisgeving in netwerkstructuren waarin die technologie ligt ingebed.
De technologische toekomst
Inderdaad, we kunnen de techniek zien als een poging om ons te bevrijden van de natuur. Volgens de filosoof Gehlen compenseert de mens de binding aan de natuur door de omgeving aan zich aan te passen. Zonder techniek is de mens een ‘Magelwesen’, en is daarom veroordeeld tot handelend optreden: de mens is van nature een cultuurwezen (Achterhuis 1993; Gruppelaar 1995). Maar wat als de techniek die ons zou moeten bevrijden problemen oproept die onze vrijheid inperken? Deze fundamentele paradox komt naar voren in de verbeelding van technologie, dat wil zeggen in beelden en begrippen die mensen gebruiken om technieken te interpreteren. Sommigen belichten daarbij extreme kanten van deze paradox, anderen maken meer nuancerende representaties en beschouwingen (MacKenzie & Wajcman 1985). In een denkstroming die wel het technologisch determinisme wordt genoemd, is de focus gericht op de extreme kant: de techniek is een autonome macht en komt tot ons als manna uit de hemel. De technologie dwingt de maatschappij in een bepaalde richting en determineert sociale keuzen. De achterliggende idee is dat de technologische ontwikkeling een gegeven is dat zichzelf voortbrengt. Daardoor ver-loopt deze ontwikkeling volgens een eigen logica los van sociale omstandigheden. In de wetenschap, het bedrijfsleven, maar ook in de kunst: de invloed van het technologisch determinisme komen we voortdurend tegen. De science fiction film The Matrix (The Wachowski Brothers 1999) is een mooi voorbeeld van deterministische denkbeelden over technologie. De film positioneert mensen in een door computers geschapen virtuele wereld, niet vrij om er zelfstandig uit te stappen. In de film beïnvloedt de allesoverheersende technologie het menselijk leven in alle facetten. Mensen lijken niet vrij te zijn in hun denken, waarnemen, voelen en handelen. Ze hebben geen enkele invloed meer op de technologie die ze hebben geschapen en zijn gevangen in een technologische cultuur. In deze, en ook andere sombere toekomstvisies, worden de technologische ontwikkelingen die zich voltrekken in onze huidige samenleving uitvergroot en geprojecteerd op de toekomst. De nadruk in deze voorspellingen ligt op de gevolgen van een allesomvattende, voor de mens nadelig te noemen, techniek. We komen het technologische determinisme niet alleen tegen in toekomstverwachtingen, maar ook in hedendaagse maatschappijanalyses. Een voorbeeld van zo’n analyse die zich meer in het bijzonder richt op technologie en globalisering is de stelling dat de kloof tussen ‘information rich’ en ‘information poor’ zal toenemen. Deze kloof die wordt veroorzaakt door de technologie, is allereerst op lokaal niveau aanwezig. De toegang tot informatiebronnen is afhankelijk van de sociale status en het opleidingsniveau. Kort gezegd niet ieder heeft een computer ter beschikking of kan ermee overweg. Bovendien openbaart de kloof zich niet alleen lokaal, ook wereldwijd bestaat zij. De Verenigde Naties (VN) hebben de ongelijkheid in een door globalisering en ICT gedreven wereldeconomie in beeld gebracht. In ‘Our Global Neighborhood’ (1995) stelde de VN al dat er grote ongelijkheid wereldwijd in toegang tot informatie bestaat en in het United Nations Development Programme (UNDP) rapport ‘Globalization with a Human Face’ (1999) wordt dat beeld nog eens bevestigd. De ‘haves’ zijn alleen maar informatierijker geworden, terwijl de ‘have nots’ verder achterop zijn geraakt. Nu is het idee van de informatiekloof niet uit de lucht gegrepen. Onderzoek zoals dat van de VN heeft inderdaad uitgewezen dat slechts een deel van de wereldbevolking daadwerkelijk profiteert van de zegeningen van de ICT. Maar het gaat ons hier om de verwachtingen ten aanzien van technologie. Is de sociale ongelijkheid het gevolg van technologische achterstand of is het veeleer de ongelijkheid die tot technologische achterstanden leidt. Bovengenoemde discussies zijn illustraties van denkbeelden die, bewust of onbewust, zijn gevoed door het technologisch determinisme. In die discussies wordt de technologie paradoxaal vaak weer als oplossing aangedragen. Zelfs Castells, die hier overigens een genuanceerde visie op heeft, ziet de technologie uiteindelijk als een essentiële voorwaarde om tot een oplossing te kunnen komen: ‘…without an Internet-based economy and management system, there is little change for any country to generate the resources necessary to cover its developmental needs, on a sustainable ground - meaning economically sustainable, socially sustainable, and environmentally sustainable’ (Castells 2001: 269). De techniekfilosoof Rein de Wilde bestrijdt in het boek De Voorspellers het technologisch determinisme, en daarmee ook het optimisme van wat hij de ICT-goeroes noemt (De Wilde 2000). Eén zo’n goeroe is Negroponte, als hoogleraar mediatechnologie verbonden aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT), die stelt dat we een wereldomspannende, digitale revolutie doormaken die ons allen zal verbinden. De ICT zal boeken overbodig maken en iedereen kan op elke plaats en op elk tijdstip met elkaar communiceren (Negroponte 1995). De Wilde laat echter zien dat de vergissing die internetgoeroes als Negroponte maken, is dat ze de virtuele ruimte die het internet omspant, opvatten als een elektronische ruimte die op zichzelf staat en door eigen (technologische) wetten wordt beheerst. Maar, aldus De Wilde: niets wijst er op dat ICT daartoe in staat is. Ook het internet blijkt een ruimte die is ingebed in meer omvattende culturele, sociale en economische verhoudingen. Technologie, de ICT, blijft toch mensenwerk en ideeën over het functioneren in de maatschappij maken onderdeel uit van de technologische dynamiek. De visie van De Wilde sluit aan bij het sociaal constructivisme. Dat is een denkstroming die zich keert tegen het technologisch determinisme en die de techniek ziet als mensenwerk; het is een middel maar ook gevolg. Constructivistische denkers zien technologie niet als een onafhankelijke kracht die van buitenaf en volgens een eigen innerlijke dynamiek op de maatschappij inwerkt. Het is veelmeer een maatschappelijke activiteit, en de menselijke verhoudingen en ideeën vormen de technologische ontwikkeling. Uit wetenschaps- en techniek studies is in de afgelopen jaren langs empirische weg aangetoond dat technologie in het algemeen niet neutraal is (Bijker & Law 1992). De technologie is zelf een sociaal verschijnsel en als zodanig een meervoudig probleem. Ook uit de geschiedenis blijkt dat technologie niet zomaar in de samenleving verschijnt, maar dat het zich een plek moet bevechten in bestaande maatschappelijke structuren. De consequentie daarvan is dat technologie niet slechts een oplossing voor een probleem is, maar dat het de maatschappelijke omstandigheden verandert. Daardoor kunnen zich nieuwe maatschappelijke problemen voordoen. Willen we de relatie tussen ICT en globalisering goed verstaan, dan is het noodzakelijk deze technologie zelf onder de loep te nemen. Dat hebben we in dit artikel gepoogd en de technologie gepresenteerd als een uitkomst van sociaal handelen. Indien we het idee dat de technologie een sociaal product is inhoud geven, geeft ons dat de mogelijkheid de technologische ontwikkeling actief te beïnvloeden.
Actief beïnvloeden van technologische ontwikkeling – een aanzet tot discussie
De geschetste ontwikkeling vraagt ook om ethische bezinning (Van Hoven 2000). Want een techniek kan altijd op verschillende manieren en voor uiteenlopende doelen worden ingezet. Immers, ook de anti-globalisten waar we dit artikel mee begonnen kunnen zich vooral dankzij de ICT manifesteren, en dat is paradoxaal genoeg dezelfde technologie die de globalisering versterkt. De anti-globalisten zijn bij uitstek te typeren als een virtuele organisatie. Het zijn netwerken van activisten en sympathisanten die zich flexibel weten te organiseren rondom specifieke projecten. Hun verzetsacties zijn doelgericht. Zij duiken plotseling en massaal op uit de virtuele ruimte waarin zij even later weer spoorloos lijken te verdwijnen. Het is een illustratie van het feit dat de ICT een vormende kracht van ons bestaan is geworden. We dienen ons daarom meer dan ooit af te vragen hoe en onder welke voorwaarden we die technologie in willen zetten en welke (on)voorziene gevolgen dit kan hebben. De technologische ontwikkeling moet niet alleen theoretisch geanalyseerd worden op verschillende niveaus ook de actieve beïnvloeding daarvan zal zowel op lokaal als globaal niveau moeten worden gerealiseerd. Hoe dat te doen, is een ingewikkeld probleem, waarvoor wij slechts een voorzet zullen geven. De beïnvloeding op het lokale niveau kan bereikt worden door een voortdurende bezinning op de keuzen (waarden) die aan technologische ontwikkelingen ten grondslag liggen. Niet alleen de lokale overheid (die een rol heeft als wet- en regelgever), maar ook burgers, en meer in het bijzonder de eindgebruikers van technische producten, moeten zich realiseren dat de keuzen die zij maken de technologische ontwikkeling kunnen beïnvloeden. Een voorbeeld waarbij dat is gelukt, is de ophef rondom de boortoren Brent Spar van Shell. Niet alleen werd de Brent Spar na maatschappelijke protesten op een andere wijze gesloopt dan was gepland, maar Shell stelde naar aanleiding van de protesten ook haar bedrijfsethische code bij. In westerse landen gebeurt die beïnvloeding bijvoorbeeld in en door consumentenorganisaties (denk in Nederland aan de Consumentenbond) of, en dan meer in de ‘verzetssfeer’ door diverse belangengroeperingen (denk daarbij aan organisaties als Greenpeace). Dat sociale en culturele stabiliteit een eerste vereiste is voor een actieve beïnvloeding van technologische ontwikkeling, is evident. Want de technologische ontwikkeling is weliswaar te beïnvloeden, maar de handelingen die daartoe leiden vinden plaats in een complexe context van sociale en culturele factoren. En helaas is de individuele vrijheid in dat opzicht beperkt in grote delen van de wereld – eens te meer een reden voor ons om de keuzevrijheid die we hebben te gebruiken. In het verlengde van ons betoog betekent dat wel dat ook op globaal niveau keuzes gemaakt dienen te worden. De technologische ontwikkeling voltrekt zich immers op wereldschaal. Daarbij dient de dominante westerse technologische ontwikkeling te worden doorbroken in zover die ten koste gaat van het welzijn van grote delen van de wereld. Want solidariteit in een tijdperk van globalisering betekent globale solidariteit (Goudzwaard 2002). Daarbij kan technologie hulpmiddel zijn – het kan arme delen van de wereld helpen in de groei naar meer welvaart. De technische know-how is aanwezig om bijvoorbeeld te voorzien in de voedselvoorraad, scholing en arbeid. Ook bij die ontwikkeling moeten we ons bezinnen op keuzes die worden gemaakt. Want wordt de technologie een doel op zich, dan zal dat ten koste gaan van het globale welzijn van mens en milieu.
Literatuur
Achterhuis, Hans. 1993. De maat van de techniek. Baarn: Ambo.Basalla, George. 1988. The Evolution of Technology. Cambridge: Cambridge University Press.Bijker, Wiebe, John Law (eds.). 1992. Shaping Technology/Building Society. Studies in Sociotechnical Change. Cambridge: the MIT Press
vCairncross, Frances. 1997. The Death of Distance. London: Orion.
Castells, Manuel. 2000. The Information Age: Economy, Society and Culture. Volume I. The Rise of the Network Society. Oxford: Blackwell Publishers
Castells, Manuel. 2001. The Internet Galaxy. Reflections on the Internet, Business, and Society. Oxford: Oxford University Press.
Eriksen, Thomas. 2001. Tyranny of the Moment. Fast and Slow Time in the Information Age. London: Pluto Press.
Frissen, Paul. 1996. De virtuele staat. Schoonhoven: Academic Service.
Goudzwaard, Bob. 2002. ‘De hypnose van de globalisering en hoe eruit te ontwaken’. In: Beweging, 66: 12-17
Gruppelaar, Jacob. 1995. Een wereld van eigen makelij. Een filosofisch commentaar. Amsterdam: Boom.
Held, David, Anthony McGrew. 2000. The Global Transformations Reader. An Introduction to the Globalization Debate. Cambridge: Polity Press
Hoven, Jeroen van. 2000. Denken over ethiek en informatiemaatschappij: Wadlopen bij opkomend tij. Intreerede uitgesproken bij gelegenheid van de aanvaarding van de leerstoel Filosofie van Informatie en Communicatie Technologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Klein, Naomi. 2000. NoLogo. London: Flamingo.
MacKenzie, Donald, Judy Wajcman. 1985. The Social Shaping of Technology. Buckingham: Open University Press
MacLuhan, Marshall. 1964. Understanding media. The extensions of man. New York: New American Library.
Negroponte, Nicholas. 1995. Being digital. New York: Vintage Books..
Ploeg, Rick van der, Chris Veenemans (red.). 2001. De invloed van ICT op maatschappij en overheid. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Rip, Arie. 1995. ‘What is this thing called technology’. In: Achterhuis, H., R. Smits, J. Geurts, A. Rip, E. Roelofs (red.). Technologie en samenleving. Leuven, Apeldoorn: Garant.
Rugman, Alan. 2000 The End of Globalisation. London: Random House.
Schuurman, Egbert. 1990. Filosofie van de technische wetenschappen. Leiden: Martinus Nijhoff.
Wiener, Norbert. 1950. The Human Use of Human Beings. London: Sphere Books.
Wilde, Rein de. 2000. De voorspellers. Een kritiek op de toekomstindustrie. Amsterdam: De Balie.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 september 2002
Radix | 123 Pagina's