Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedeelde liefde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedeelde liefde

Ethiek binnen de kerk

38 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Ga naar bed!’ Vader geeft een gebod. Kees denkt: ‘Wat zou vader met dit gebod bedoelen? Hij wil vast niet dat ik moe word. Nu, dan kan ik ook gaan spelen. Daarvan word ik nooit moe. Vader zegt dus ‘ga naar bed’, maar hij bedoelt: ‘ga spelen’.’ Dit voorbeeld komt van Dietrich Bonhoeffer (1989: 71v). Voor sommigen zegt het precies wat er vandaag met de ethiek binnen de kerk mis is. God heeft ons bekend gemaakt wat goed is. Maar wij willen niet en redeneren ons er vroom onderuit. Daardoor krijg je verschillende ethische keuzen. Ethische pluraliteit ontstaat door ongehoorzaamheid aan Gods gebod. Het Paascongres suggereert dat het niet goed gaat met de ethiek binnen de kerk. We denken en doen steeds meer verschillend. Hoeveel verscheidenheid kan een kerk dragen? (Vereniging van Gereformeerde studenten te Rotterdam 2007: 13, 111v). Maar is die verscheidenheid wel zo groot? Als we onder elkaar zijn, lijkt dat zo. In de samenleving ziet men orthodoxe christenen echter nog steeds als één groep, met één gezamenlijke moraal (Van de Donk/Jonkers/Kronjee/Plum 2006: 99-102). Ook een website van ongeruste gereformeerden levert minder op dan je verwacht. Onder de rubriek ‘ethiek’ gaat het vrijwel alleen over echtscheiding en zondagsrust (www.eeninwaarheid.nl, geraadpleegd 10-05-2007). Met enig zoekwerk komt ook homoseksualiteit in beeld. En laten we er samenwonen aan toevoegen. Maar dat is het dan ook wel. Draait om die vier onderwerpen de ethiek binnen de kerk? Kun je op grond van die vier concluderen dat er sprake is van een ethische pluraliteit? In deze bijdrage wil ik allereerst betogen dat we blij moeten zijn met ethische pluraliteit. Daarna wijs ik op een gevaar dat eraan vastzit. Ten slotte zoek ik naar een antwoord op de vraag hoe je zo met ethiek bezig kunt zijn dat de pluraliteit gezond blijft. Het gaat daarbij vooral over de kerk, maar ook over de samenleving.

1. Pluraliteit is waardevol

1.1 Meer dan bijbelse geboden
Als we eerlijk zijn komt in het voorbeeld van Bonhoeffer minstens een deel van het probleem aan de orde. Vaak weten wij wat goed is, maar willen wij er niet aan geloven. We verschuilen ons achter mooie redeneringen. In de ethiek ligt een kernprobleem bij de wil van de mens. Dat heeft Augustinus ons al geleerd (1983: 547vv, 551 – XII, 6, 7, 8). Zelfs de postmoderne kritiek op de ethiek onderstreept het (Stout 1988). Mooie ethische betogen camoufleren dat we gewoon doen wat we willen en voelen. Zo haasten wetenschappers zich in het morele debat over de opwarming van de aarde uit te leggen dat die misschien helemaal niet komt door onze levensstijl. Maar het eigenlijke probleem is dat we die levensstijl niet willen veranderen. Als pluraliteit zo ontstaat, is bekering de enige oplossing. Maar soms wil ik echt en weet ik niet zeker wat goed is. ‘Ga naar bed’ is een duidelijk gebod. Maar stel dat vader zei: ‘Help mij vanmiddag.’ Dan is niet meteen helder wat hij bedoelt. Dat kan op meer manieren. Wanneer er geen geboden op een bepaald moreel dilemma van toepassing zijn, ligt het probleem niet in de wil van de mens maar is het een kenniskwestie (De Kruijf 1999: 58). Veel christenen hebben een te smalle visie op ethiek. Volgens hen is ethiek het doordenken op basis van de Tien Geboden, die heel het leven bestrijken. Zo lijk je elke praktijkvraag te kunnen beantwoorden. Maar de christelijke ethiek is breder. Zij is een rivier waarin drie stromen bij elkaar komen (De Bruijne 2004: 95-99). De eerste stroom is de filosofie. Alle mensen stuiten op de werkelijkheid van goed en kwaad. Bij de Grieken ontstond daarover een denktraditie en zo de ethiek. Ook de christelijke ethiek gebruikt die traditie. Termen als ‘deugd’, ‘plicht’, ‘waarde’ en ‘norm’ komen niet uit de bijbel maar uit het klassieke denken. De tweede stroom is Gods openbaring. De bijbel vertelt het grote verhaal van Gods werken. Dat grote verhaal heeft consequenties voor onze manier van leven. De derde stroom is de praktijk. Mensen doen ervaring op met goed en kwaad in het dagelijkse leven. De bijbel noemt dat wijsheid (zo bijv. in Spreuken en Prediker). Deze drie stromen vormen samen de ene rivier van de christelijke ethiek. Christelijke ethiek heeft altijd meer gedaan dan luisteren naar bijbelteksten en moet dus niet beperkt blijven tot de vraag wat je uit Gods geboden kunt afleiden. Bij deze opvatting van ethiek ontstaat gemakkelijk meer verschil. Al zou de tweede bijbelse stroom ons bij glasheldere ethische consequenties brengen, dan zou het filosofisch denken of de praktische levenservaring nog steeds variatie opleveren.

1.2 Christus centraal
Maar ook binnen die tweede bijbelse stroom zelf ontstaan zomaar verschillen. Veel christenen concentreren zich voor de ethiek op het Oude Testament, vooral de Tien Geboden, die volgens hen universele geldigheid hebben. De ethiek van het Oude Testament staat echter nog in de kinderschoenen. Zij speelt zich af binnen de coördinaten van God, Israël en Kanaän. De HEER is op weg van zijn schepping naar zijn koninkrijk. In het Oude Testament bereikt hij het eerste tussenstation. Hij vormt een voorlopige samenleving rond zichzelf als koning, een samenleving van één volk op één stukje aarde. De Thora met de Tien Geboden zijn de grondwet voor die samenleving en daarmee in allerlei opzichten nog voorlopig. Dat wil niet zeggen dat je er vandaag niets mee kunt – de apostelen gebruiken ze gretig. Maar overvraag ze niet door ze te promoveren tot een eeuwig ethisch fundament (McClendon 1986: 177-184; Lalleman-De Winkel 1999: 59). Het tweede tussenstation van Gods reis door de geschiedenis komt met Jezus, de koning van Gods rijk. Hij start het laatste traject. Rond Jezus vormt God een nieuwe samenleving binnen een nieuwe driehoek, niet door een stukje grond met elkaar te delen, maar uit alle volken door Jezus met elkaar te delen en ons nu al thuis te weten in het koninkrijk dat in de hemel klaarligt. Daarom moet christelijke ethiek zich oriënteren op Jezus. Hij gaat nu voor ons uit. De kern van de ethiek is daarom de navolging van Christus. Dat betekent niet alleen Jezus nadoen (‘WWJD’), maar achter hem aangaan via het kruis en de opstanding naar het komende koninkrijk, en je onderweg door hem laten vormen. Christelijke ethiek is een leerschool voor het leven van straks in Gods koninkrijk. God wil Jezus in ons uitdrukken. Zijn kruis en zijn opstanding moet je gaan herkennen in de nieuwe samenleving van zijn wereldwijde gemeente. Daarom moet de christelijke ethiek inzetten bij Christus en zijn onderwijs. “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen,” zegt hij in Matteüs 28,19. Dat gaat over de bergrede, de grondwet voor de nieuwe samenleving onderweg naar Gods koninkrijk (Van Bruggen 1990: 474). Jezus’ grondwet is soms anders dan Mozes’ grondwet. Mozes gaat van buiten naar binnen, Jezus van binnen naar buiten. Mozes let vooral op plichten voor je gedrag en stoot dan door naar je hart. Jezus begint bij je hart en komt zo uit bij je gedrag. De bergrede begint niet met geboden maar met zaligsprekingen. Niet eerst wat voor goede daden je moet doen, maar wat voor een ander mens je mag worden als je Jezus volgt: zachtmoedig, vredelievend en barmhartig.

1.3 Ethische verscheidenheid
a. Twee trekken van Jezus’ grondwet hebben direct met ethische verscheidenheid in de gemeente te maken. In de eerste plaats geeft Jezus, in tegenstelling tot Mozes, geen uitgewerkte wet. Hij beperkt zich tot enkele sprekende voorbeelden. Zo laat hij zien hoe de stijl van zijn koninkrijk verder gaat dan Mozes’ voorschriften. Een verbod op doodslag wordt een verbod op haten en het verbod op het afleggen van een valse eed wordt vervangen door een oproep altijd betrouwbaar te spreken. Maar hij noemt lang niet alle geboden van Mozes. Hij doet het op een paar punten voor. In een ethiek van navolging kun je jezelf niet beperken tot die punten die Jezus zelf voordeed. Je moet juist die stijl bij andere geboden voortzetten, op elk punt van je leven. Bijvoorbeeld: jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: zes dagen kunt u werken, maar de zevende dag is een rustdag. Ik zeg zelfs … Of: jullie hebben gehoord dat destijds tegen het volk is gezegd: geef de tienden. Ik zeg zelfs … Wat je moet invullen, schrijft Jezus niet voor. In de nieuwe samenleving mag je dat zelf bedenken. Christelijke ethiek vraagt om christelijke creativiteit. Zo komt het paradijs weer in zicht. Zulke open opdrachten kreeg Adam ook. Hij moest heersen over de aarde, maar God zei er niet bij hoe. God was zelf benieuwd hoe Adam de dieren zou noemen. Zo zijn mensen bedoeld: om zelfstandig en creatief invulling te geven aan hun leven. Dat komt weer terug in Christus (O’Donovan 1994: 24v). Expres vult de bijbel daarom veel niet in. In Christus kunnen wij dat zelf weer. Dat is wel kwetsbaar, want de oude mens maakt daar gretig gebruik van. ‘Ik mag het lekker zelf weten, dus ik doe wat ik prettig vind.’ Of: ‘God heeft op dit punt niets geboden, dus hoef ik helemaal niets.’ Er moet iets met je gebeuren om dit weer aan te kunnen. Dichtbij Christus moet je nieuw worden: een nieuw denken, een nieuwe intuïtie, een nieuw gevoel, een nieuwe mentaliteit. “Onze gedachten zijn die van Christus,” aldus 1 Korintiërs 2,16. Alleen dan kun je echt geestelijk oordelen. Natuurlijk veroorzaakt dit onderweg naar het koninkrijk verscheidenheid. De een neemt het vierde gebod bijvoorbeeld zo mee dat hij voor een nieuwe vaste rustdag kiest. De ander lijkt het beter om nu alle dagen van het leven rust te zoeken in God. Over zo’n verschil moet je niet paniekerig doen; het komt mee met het geschenk van ethische creativiteit.
b. Er is nog een tweede trek in Jezus’ grondwet. Jezus gaat eigenlijk de ethiek voorbij. Ethiek was uitgevonden door de Grieken, maar gaat over iets wat je bij alle volken vindt: de keuze tussen goed en kwaad (Singer 1993: 3vv, 43vv, 58vv, 69vv, 82vv). Ethiek als de kennis van goed en kwaad en de bezinning op het leven vanuit die kennis is een fenomeen van na de zondeval. Zeg daarom ook niet te vlot dat de werkelijkheid zelf een ethisch aspect kent (Van Riessen 1970: 182, 188). Welke werkelijkheid bedoel je? In de gevallen werkelijkheid stuit inderdaad ieder mens op de tegenstelling tussen goed en kwaad. Die resoneert in ieders geweten. Daarvoor zorgt God zelf in zijn voorzienigheid. Zo beteugelt hij het kwaad. Maar in de oorspronkelijke werkelijkheid was er geen kwaad en ook geen geweten dat al je daden begeleidde. Ethiek hoort niet bij de schepping en ook niet bij het komende koninkrijk. Maar de liefde voor God en je naaste wel. In Romeinen 12 wordt de christelijke levensstijl aangeduid als het behagen van God. Ethiek zoekt naar de ondergrens, de scheidslijn tussen goed en kwaad. Boven die ondergrens ligt het terrein van het goede leven. Dat terrein heeft geen bovengrens: je hebt goed maar ook beter. Paulus zegt in 1 Korintiërs 7: als je trouwt doe je goed, maar als je niet trouwt doe je beter. Jezus zegt zelf: “Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.” (Matteüs 5,48) Je kunt tien procent weggeven, maar ook al je bezit verkopen. Op dat terrein ben je dus de keuze tussen goed en kwaad voorbij. Het draait in het leven niet meer om de vraag wat wel en niet mag, maar om de vraag hoe wij zo leven dat we God zoveel mogelijk recht doen en blij maken. En in God ook de mensen om ons heen, en heel de schepping. Voorbij de ethiek ligt christelijke levenskunst: iets moois van je leven maken, niet voor jezelf maar voor God (De Bruijne 2003: 1v). Dit betekent niet dat we al in de nieuwe wereld zijn. We volgen Jezus ergens tussen het laatste tussenstation en het eindpunt. We mogen al proeven van het nieuwe leven en dat terrein zonder bovengrens verkennen, maar we moeten die kunst nog leren. Als we zelfstandig creatief doordenken en aanvoelen wat de bijbel ons leert, slaan we de plank gemakkelijk mis. Vandaag kunnen we de keuze tussen goed en kwaad nog niet definitief achter ons laten, want onze oude mens is er nog. We volgen Christus met vallen en opstaan. We zakken zomaar door die ondergrens.

Deze twee trekken van Jezus’ grondwet zorgen op twee manieren voor variatie. In de eerste plaats is onze kennis van ‘goed en kwaad’ en van ‘goed en beter’ voorlopig. De een trekt een andere conclusie over de zondag dan de ander. Dat vraagt om een houding die moeilijk blijkt. Aan de ene kant vraagt het om vrijmoedigheid: eerlijk zeggen hoe jij naar beste weten de lijnen uit de bijbel doortrekt. Dat impliceert ook een verzet tegen het relativisme van ‘we weten het niet zeker, dus weten we niets’. Geloven is niet zeker weten omdat alles klopt, maar zeker weten in vertrouwen. Durf dus te staan voor je conclusies, maar blijf aan de andere kant bescheiden en open (Vanhoozer 2002: 229). Ook je medekerklid trekt zulke conclusies in vertrouwen. Zolang je nog onderweg bent kunnen de conclusies van anderen anders zijn dan jouw conclusies. In Filippenzen 3,15 schrijft Paulus heel ontspannen: “Mocht u er op enig punt anders over denken, dan zal God het u wel duidelijk maken.” Via deze pluraliteit groei je in de levensstijl voor Gods koninkrijk. In de tweede plaats kan het soms ook echt op meer manieren. Hoe je die ruimte zonder bovengrens invult, ligt niet exact vast. De een doet goed, de ander beter. De een doet dit beter, de ander dat. Gastvrijheid is een christelijke eigenschap. Die kun je op veel manieren concreet maken. Zelfverloochening is dat mensen hun leven opofferen voor de armen. Maar het is ook de onopvallende trouw van een vrouw aan haar gehandicapte man. De een valt op door zijn maatschappelijke betrokkenheid, de ander door zijn gewetensvolle muziekkeuze. Ethische pluraliteit spreekt van de variatie waarmee God ons schiep. Die hoort er ook in een zondeloze wereld bij. Ethische pluraliteit in de kerk kan een goed teken zijn. We discussiëren vaak maar over de genoemde vier thema’s, waarover de meningen uiteenlopen. Eigenlijk moet het gesprek over veel meer onderwerpen gaan, zoals het milieu, de media, vrijgevigheid en bezit, gastvrijheid, carrièreplanning, de economische verhoudingen in de wereld of de manier waarop de kerk in de samenleving staat. Zodra dat items worden, ontstaat ook daar variatie. Dat is lastig en toch een goed teken. Het laat zien dat het nieuwe leven ook daar in beweging komt.

1.4 Anders één
Maar de bijbel vraagt toch eensgezindheid? “Wees eensgezind, één in liefde, één in streven, één in geest,” schrijft Paulus in Filippenzen 2,2. Is het dan toch niet beter als je allemaal dezelfde opvattingen hebt over ethische onderwerpen? Misschien wel, maar die ethische eenheid begint op een dieper niveau. In ons allen moet je het kruis en de opstanding van Christus kunnen herkennen. In ons allen moet de profielschets van de navolging uitkomen: zachtmoedigheid, vredelievendheid, de ander uitnemender achten dan jezelf, ook als die ander anders denkt. In ons allen moet de liefde als het gewichtigste van Gods wet herkenbaar zijn. Daarop let Jezus bij het laatste oordeel, aldus Matteüs 25. In ieder geval moet je hierin één zijn: naakten kleden, hongerigen voeden, gevangenen opzoeken. Je kunt samen van mening verschillen over de zondagsrust en tegelijk daarin samen dat beeld van Christus vertonen. Je kunt met elkaar discussiëren over echtscheiding en tegelijk in je omgang met mensen in huwelijksnood Christus’ bewogenheid vormgeven. Deze eenheid kan er zijn terwijl je het op sommige concrete punten oneens bent. Dan moet je verder groeien, maar dat gaat van binnen naar buiten. Zoek je eenheid eerst in die punten van de christelijke ethiek die volgens Jezus zelf de kern vormen. Maak de ethiek bovendien zo breed dat er rond verschilpunten genoeg praktische keuzes blijven waarin we wel samen optrekken. Er kan moeilijk veel discussie zijn over goed voor elkaar zorgen in de kerk, vooral als de ander kwetsbaar is, en over in de samenleving concrete daden van naastenliefde stellen door zelfs je vijanden goed te doen. Daarin kun je één worden, terwijl je tegelijk elkaar nog niet vond rond zondagsrust of samenwonen. Ook bij pluraliteit kan de eenheid in levensstijl en ethiek groter zijn dan nu vaak lijkt.

2. Pluraliteit is schadelijk

2.1 Modern individualisme ontbindt
In de vorige paragraaf bleek ethische pluraliteit waardevol te kunnen zijn. Maar er zitten ook gevaren aan. De moderne ethiek in de westerse samenleving is vastgelopen in pluraliteit. De orthodoxe christelijke ethiek lijkt op die moderne ethiek. Dat verklaart dat pluraliteit ook in die ethiek een probleem wordt (MacIntyre 1985: 60, 109v, O’Donovan 1993: 100v, O’Donovan 1994: 16vv, 38-42). De moderne ethiek is een ethiek die denkt vanuit het individu. Oorspronkelijk was ethiek iets van een gemeenschap. Dat was zo vanzelfsprekend dat het niet eens opviel. In de moderne tijd verandert het subject van de ethiek. Ethiek draait nu om een individu dat zelfstandig conclusies trekt over goed en kwaad en met zijn eigen wil kiest. Dat is nu zo vanzelfsprekend dat het niet meer opvalt. Die individuele ethiek loopt voortdurend het risico van ontbinding. Wie garandeert dat jij niet anders kiest dan ik? Goed en kwaad wordt zomaar relatief en het samenleven gaat onder in pluraliteit. Dat risico probeerde Immanuel Kant te keren door te zeggen dat de individuele wil van iedere mens goed is en bovendien volstrekt rationeel. De ratio is bij alle individuen hetzelfde. Als we afspreken dat ethiek betekent rationele conclusies bouwen op het fundament van de goede wil, dan komt het goed en bereiken we allemaal dezelfde ethische zekerheden. Losse individuen vinden dan een gezamenlijke moraal. Een van de belangrijkste christenethici van vandaag, Stanley Hauerwas, stelt dat de christelijke ethiek Kant kopieert. Wij zoeken ook zo’n zekere fundering, niet in de goede wil maar in Gods geboden. Die zien we als axioma’s waarop je een redeneergebouw optrekt. Wij geloven ook dat individuele christenen op die manier uitkomen bij dezelfde bijbelse ethische zekerheden en dat het zo komt tot een gezamenlijke ethiek binnen de kerk (Kant 1996: 18vv, 24, 30v; Hauerwas 1983: 10vv; vgl. Hays 1996: 196v; Wells 1998: 19v). De moderne ethiek is vastgelopen. In de eerste plaats bleek de ratio niet zo neutraal en universeel als Kant dacht. Jij denkt op jouw manier, ik op de mijne. Socialisten redeneren naar links, liberalen naar rechts. In de tweede plaats bleek de wil niet redelijk want keurige redeneringen camoufleren vaak driften, angsten, machtsspelletjes of dwingende ideologieën. In de derde plaats bleek de wil niet echt goed. Twee wereldoorlogen prikten die luchtballon leeg. Langzamerhand verliezen westerse mensen dan ook het geloof in argumenten, omdat je elkaar daarmee toch niet bereikt. Tegelijk blijft hun individuele wil hun ethische keuzen bepalen. Maar andere factoren sturen de wil aan. Vooral je gevoel wordt een ethisch argument: ‘Ik heb er een goed gevoel bij.’ Maar is dat gevoel wel van jou? Veel emoties worden opgedrongen: door een volksbeweging, een massameeting, media, emotie- tv, de publieke opinie. Eigenlijk ontstaan er nieuwe tradities en alternatieve gemeenschappen, soms zelfs virtueel. Maar dat geven we niet toe. We blijven geloven in de mythe van de individuele wil. De Amerikaanse filosoof Alisdair MacIntyre typeert de laatmoderne ethiek als een mix van voluntarisme en emotivisme (1985: 20, 39). Ieders wil beslist en de emotie stuurt je aan. Zo ontstaat schadelijke pluraliteit. We kunnen elkaar niet meer bereiken en komen vaak niet verder dan procedurele oplossingen. Wanneer een behandelend team verschillend over euthanasie denkt, verwacht niemand dat argumenten helpen en vlucht men in zorgvuldigheidsprocedures.

2.2 Ook in de kerk
Niet alleen de moderne ethiek, maar ook de christelijke ethiek loopt vast. Ook als je bouwt op Gods geboden, kun je met de ratio meerdere kanten op. De een beredeneert vanuit bijbelteksten dat homoseksuele relaties niet goed zijn, de ander betoogt vanuit dezelfde teksten het tegendeel. Achter christelijke redeneringen ontdekken we andere factoren, zoals angst, kerkelijke ideologie of de opvatting dat je toch mag genieten in je leven. Ook in de kerk benadrukken we dat ieder persoonlijk verantwoordelijk is en schermen we onze keuzes voor elkaar af. Intussen vergeten we dat onze wil stiekem door allerlei invloeden wordt gestuurd, zoals door nieuwe morele tradities van een liberale samenleving, die haar keuzen ongemerkt in onze wil schrijft. Veel christenen zien bijvoorbeeld seks vooral als een behoefte of een genotmiddel, en je lichaam als iets waarmee je jezelf presenteert en waarmaakt. Ons denken is op dat punt in enkele decennia omgeturnd. En ook in de kerk komen we er soms samen niet uit en kennen we procedurele escapes. Kerkenraden die verschillend oordelen over een echtscheiding, moeten zich ten minste binden aan een protocol. Hebben we verschil van mening, dan benoemen we een studiedeputaatschap. Vaak helpt het niets. Inmiddels bestaat er zelfs een studiedeputaatschap om te onderzoeken of er een studiedeputaatschap nodig is! Ik moraliseer niet, ik analyseer. Volgens mij zijn orthodox-gereformeerde christenen vandaag niet slechter dan vroeger, maar wel delen zij in de ontwikkeling van hun context. Toen zij nog een gesloten zuil vormden, zag je dat niet. In andere kerken ging het toen al over dezelfde vragen als vandaag bij hen, ook over morele pluraliteit (Firet 1977; Vlijm 1981; De Reuver 2004). Het heeft deels te maken met het opleidingsniveau. Vroeger was het niet zo dat elke christen zelf redeneerde op basis van Gods geboden. Ze echoden de redenering van hun voormannen. Maar hoe meer hoger opgeleiden er zijn, des te meer mensen die het allemaal zelf willen uitdenken. Zo komt het probleem van de gangbare christelijke ethiek boven water. Daarover moeten we niet klagen, maar we moeten het wel doorzien. Met Hauerwas denk ik dat het mis ging toen de christelijke gebodsethiek ging lijken op de moderne rationele ethiek van Kant. Ook vroeger was er gebodsethiek en gebruikten christenen de rede. Maar of je nu Paulus, Augustinus, Thomas van Aquino of Calvijn neemt, nooit hebben ze Gods geboden als universele axioma’s apart gezet. Ze lagen ingebed in meer factoren die de ethiek bepaalden (Calvijn: II,8,1.2.5.9; III,6,3; III,7,1). Je zocht Gods wil bijvoorbeeld ook in de natuur. Voor de seksuele ethiek keek je niet alleen naar bijbelteksten. Je stelde altijd twee vragen: wat is seksualiteit eigenlijk voor verschijnsel en waartoe dient ze? Die kennis betreffende de aard en het doel van verschijnselen hielp je aan ethische conclusies. Seksualiteit is bedoeld om man en vrouw één te maken in een gemeenschap die leven kan geven. Zo kun je het de goede plek geven in je leven en ontdekken waar het fout gaat (De Jong 2006: 39-42). En je vroeg altijd naar de bedoeling van Gods geboden. Dat kan verkeerd gaan, denk aan Bonhoeffers voorbeeld. Toch is het onmisbaar om te weten welke geldigheid zo’n gebod voor vandaag heeft. Je opereerde bij de geboden niet met een ijzeren logica. Calvijn roept op ze billijk te gebruiken. Pas ze zo op anderen toe als jij zou willen dat men ze op jou toepaste (Haas 1997: 2.123-126). Naast de kennis van de natuur verbond men ook de deugd met Gods geboden. Wanneer je wordt betrapt op een fout, red je jezelf daar zomaar uit met een leugentje. Dat wordt in de bijbel afgekeurd, maar je doet het al voordat je aan dat voorschrift denkt. Zo’n gebod werkt alleen als je ook je karakter aanpakt en jezelf traint in de deugd ‘eerlijkheid’. Alleen zo pak je leugens aan (Vos 2006). Maar bovenal was de gebodsethiek vroeger niet iets van ieder apart. De kerk gaf leiding bij het toepassen van bijbelse voorschriften in je leven. De traditie deed het voor. Bij ethiek hoorde ook het luisteren naar pausen en priesters, naar ouderlingen en synodes. Als dat allemaal wegvalt, houden we tijdloze, universele geboden over, waaruit ieder individueel christen zelf redelijke conclusies wil trekken. Dan ontstaat in de kerk schadelijke pluraliteit.

3. Gezond omgaan met pluraliteit

3.1 Geen individu en geen gemeenschap
Ten slotte zoeken we naar een antwoord op de vraag hoe je de goede ethische pluraliteit kunt dienen en de schadelijke kunt voorkomen. In de samenleving staan twee benaderingen tegenover elkaar. De ene blijft kiezen voor het individu. Pluraliteit wordt getolereerd binnen een brede privé-sfeer waarin je mag denken en doen wat je wilt. Om samen te leven moet op basis van de universele rede een klein terrein worden bepaald waarbinnen een minimale morele consensus wordt gesticht. Thuis mag je je eigen dialect spreken, maar in de samenleving esperanto (Cliteur 2007). De ander keert terug naar het gemeenschapsdenken. Geen enkel individu bestaat buiten een traditie en een gemeenschap. Traditie en gemeenschap bepalen de moraal van de samenleving en als individu moet je je daarin voegen (Etzioni 1998). Deze twee benaderingen zie je ook in de kerk. De een zoekt morele vrijheid voor de individuele gelovige, terwijl de ander pleit voor een gezamenlijke levensstijl. Naar mijn mening moet tussen deze twee benaderingen niet worden gekozen. Individualisme op basis van een gedeelde ratio werkt niet – die vormt juist de oorzaak van het probleem. Teruggaan naar Kant werpt olie op het vuur van de ontbinding. Ook in de kerk houden ferme pleidooien om zekere conclusies te bouwen op het fundament van Gods geboden onbedoeld de schadelijke pluraliteit in stand. Maar ook het gemeenschapsdenken heeft nadelen. De nadruk op het individu ontstond niet voor niets. De bijbel zet elke gelovige ook persoonlijk voor God. Tradities en gemeenschappen kunnen dwingend zijn en je op een verkeerd spoor zetten. De gemeenschap in de kerk is anders. Zij vormt geen optelsom van individuen, maar ook geen collectief. In de kerk zie je de manier van samenleven zoals God die bedoeld had. Zo zal het straks voor heel de mensheid zijn, leert Augustinus ons (1983: 983vv – XIX,24vv; vgl. O’Donovan 2002). Als mens ben je gemaakt om je geluk te vinden in God. Daarom moet de liefde van je hart zich in hem verankeren. Wanneer jouw liefde God niet zoekt, dan verankert zij zich automatisch in iets anders – in demonen, zegt Augustinus. Die liefde is heel persoonlijk en tegelijk sticht zij een unieke gemeenschap. Als je samen hetzelfde liefhebt, raak je aan elkaar verbonden via dat object van je liefde. Elke samenleving bestaat door zo’n gedeelde liefde. De kerk is de samenleving van mensen die hun hart verankeren in God en Jezus. Het geheim van het samenleven in de kerk is die gedeelde liefde. De liefde van je hart waarmee je het geluk in God zoekt, bepaalt voor Augustinus de hele ethiek. Die liefde kleurt wat je denkt, voelt en wilt. Zij leert je via God kijken naar anderen, naar jezelf, naar de dieren, en zo naar elk stukje werkelijkheid. Je leert het allemaal lief te hebben in God. Je wilt in je omgang ermee recht doen aan de plek die het onder God kreeg. Die persoonlijke liefde die de ethiek stuurt is dus tegelijk een gedeelde liefde. Zo gaan het persoonlijke en het gemeenschappelijke in de invulling van de ethische verantwoordelijkheid gelijk op. Want het loopt via de God in wie je aan elkaar verbonden bent. Christelijke ethiek wil tegelijk persoonlijk en gezamenlijk zijn. Als je op deze manier allemaal zelf kiest, groei je tegelijk samen in het nieuwe leven. En als je samen bezig bent, bevordert dat tegelijk je eigen keuze. Pluraliteit en eensgezindheid gaan samen (vgl. antwoord 55 van de Heidelbergse Catechismus).

3.2 God geeft het samenleven
Het samenleven van mensen is een gave van God en is niet maakbaar. Je kunt geen model uitdenken om de schadelijke pluraliteit uit te sluiten en de gezonde pluraliteit te stichten. Dat is het probleem van de moderne samenleving: mensen proberen zichzelf te verlossen van schadelijke pluraliteit. Elk model dat je uitdenkt zonder dat God daarvan het geheim is, loopt echter spaak. Ook in de samenleving is altijd een gedeelde liefde bepalend. Eigenlijk moet die op God gericht zijn. Maar tot het koninkrijk komt verdraagt God alternatieve gedeelde liefdes. Hij gebruikt die zelfs om zo’n samenleving in stand te houden. Als in elke samenleving al een goddelijk geheim schuilt, dan zeker in de kerk. God sticht gemeenschap. Schadelijke pluraliteit kun je niet wegorganiseren en eensgezindheid over moraal en ethiek is niet maakbaar. Dat herken ik in een van de kernteksten voor de ethiek binnen de kerk, Handelingen 15 (De Boer 1980). De christenen blijken scherp tegenover elkaar te staan in de jonge kerk. Moet je niet-joodse bekeerlingen binden aan de wet van Mozes? De partijen ontmoeten elkaar voor Gods aangezicht, ze communiceren indringend en ze worden het eens, ondanks de pluraliteit. Die eenheid hebben ze niet afgedwongen, maar blijkt een geschenk van de Heilige Geest. In hun gedeelde liefde tot Christus laat de Geest eensgezindheid ontstaan. Binnen die eensgezindheid blijft ruimte voor gezonde pluraliteit. Niet-joodse christenen moeten afgodendienst vermijden, maar voor de rest blijft hun omgang met de wet van Mozes open. Iedere gelovige heeft zelf die band van liefde met God; daar mag een ander niet tussen komen. Gelovigen moeten niet oordelen over anderen maar over zichzelf. “Wie bent u dat u een oordeel velt over de dienaar van een ander,” schrijft Paulus in Romeinen 14, “uw overtuiging is een aangelegenheid tussen u en God.” Levensstijl en ethiek moeten dus vanuit de liefde tot God worden gevormd. Soms geeft God verdergaande gezamenlijkheid, zoals eeuwenlang het geval bleek rond de zondagsviering. Soms brokkelt dat weer af, zoals vandaag. Dat mag je betreuren en tegengaan, maar je kunt het niet terugdwingen. Het kan alleen opnieuw groeien vanuit de gedeelde liefde tot God. Gelukkig geeft God ook nieuwe punten van eensgezindheid: veel christenen vinden elkaar vandaag in de zorg voor stervenden of de inzet voor asielzoekers.

3.3 Deel je liefde
Het is niet zo dat je zelf niets kunt doen. Je kunt werken aan de liefde voor God en die liefde delen. Vijf elementen uit Handelingen 15 kunnen helpen om dit in te vullen (Van Eck 2003: 317-335).

a. Communicatie via God
Ga met elkaar in gesprek voor het aangezicht van God De christenen in Handelingen 15 delen hun liefde. Als je dat niet doet en ieder voor zich de ethiek uitdenkt, groeit er niets. Dat geldt ook als je in de kerk alleen mensen zoekt met dezelfde ethische visies en elkaar daarin voortdurend bevestigt, of mensen met een andere mening verkettert of afschrijft. Wij moeten in de kerk opnieuw leren communiceren over levensstijl en ethiek. Dat kan door preken, preekbesprekingen, bijbelkringen, wijkavonden, gezinsgesprekken, vriendenkringen, discussiebijeenkomsten, pers en internet. Liefde delen is communiceren. Tegelijk loopt die communicatie via God. Communiceer samen vooral met hem. Hard nadenken, goed discussiëren en heldere afspraken dwingen geen consensus af. Die moet Gods Geest schenken. We bidden weinig om gezamenlijk ethisch inzicht, ook niet in de kerkdienst. Het zou een goed idee kunnen zijn om een landelijke gebedsgroep te vormen met al die mensen die elkaar in de pers rond ethische zaken bestrijden, of een plaatselijke gebedsgroep van mensen die het in de gemeente op ethisch gebied oneens zijn.

b. Communicatie over het geheel
Houd je gesprek breed
De christenen in Handelingen 15 spreken over veel. Jakobus legt de bijbel uit, niet een tekst met een voorschrift, maar hij vertelt over het grote plan van God. Dat werpt licht op een praktische vraag. Petrus en Barnabas spreken over de werkelijkheid en de ervaring. Wat zegt het dat de Geest ook op niet-joden kwam? Hoe weeg je de tekenen en wonderen tijdens de zendingsreis? Via dat brede gesprek geeft God inzicht. Bij een ethisch onderwerp moeten daarom niet alleen losse teksten worden gezocht. De kernvraag is niet: ‘Wat zegt de bijbel over … (homofilie, echtscheiding, milieu, voorbehoedmiddelen, de derde wereld of economische vooruitgang)?’. De kernvraag is altijd wat het grote verhaal van de bijbel over Gods werken in Christus voor al die onderwerpen betekent. Als de bijbel iets over sommige onderwerpen zegt, ben je er niet door dat keurig in systeem te brengen. Alleen vanuit het grote verhaal wordt willekeurig tekstberoep, waarmee je elk standpunt kunt onderbouwen, voorkomen. Zegt de bijbel niets over een thema, dan is er gespreksstof. Betrek daarbij ook wat je nog meer weet over zo’n verschijnsel. Alle kennis mag meedoen, als je die maar leert verbinden aan dat grote verhaal van Gods werken. In het gesprek over homoseksualiteit moet je niet alleen de directe bijbelteksten betrekken, maar ook wat de bijbel in het algemeen zegt over relaties en seksualiteit en de huidige kennis over en ervaringen van en met homo’s zelf. Trek na zo’n breed gesprek een conclusie, niet omdat alles helder is, maar naar het beste inzicht van dat moment. Als het anders moet, maakt God dat wel duidelijk. Volgens mij zal het dan vaker voorkomen dat jouw conclusie ook de conclusie van anderen is. Vanuit de gedeelde liefde deel je je ethische conclusie. Overigens voorkomt een breder ethisch gesprek ook misverstanden bij nietchristenen. Sommigen denken dat christenen zich alleen maar kunnen beroepen op de geboden van God. Omdat zij die niet erkennen, is het gesprek ten einde. Als christelijke ethiek over meer dan de geboden gaat, dient dat ook het publieke debat (De Bruijne 2006: 259).

c. Communicatie met alle gelovigen
Respecteer traditie, gemeenschap en gezag
In Handelingen 15 bereiken de apostelen en de oudsten de conclusie en stemt vervolgens de gemeente daarmee in. In de gedeelde liefde ben je persoonlijk aan God verbonden, maar heeft onder God ook ieder een eigen plaats. De samenleving van de kerk is een lichaam met verschillende leden en geen zak met gelijke knikkers. In de liefde voor God leer je die ander liefhebben zoals God hem een plek geeft. Wil je vanuit die gedeelde liefde samen groeien in levensstijl en ethiek, dan moet je de ander daarbij betrekken als past bij die plek. Is hij een apostel, dan moet je dat apostelschap recht doen als je communiceert over ethiek. Bezit zij opvallend veel levenservaring, dan moet die meedoen in jouw persoonlijke keuzes. Heeft hij de taak gekregen om leiding te geven, dan moet je geen conclusies trekken buiten die leiding om. Is zij je moeder of je grootmoeder, dan hoort haar gezag en de traditie waarvoor zij staat erbij als je persoonlijk voor Gods aangezicht je levensstijl zoekt. Ik denk dat hier de grootste moeite en de centrale uitdaging ligt. Diep in ons hart zijn we allen moderne individuen, of we nu links of rechts in de kerk staan. We willen het als gelovigen zelf uitdenken. Dat individualisme strijdt met de gedeelde liefde. We moeten bereid zijn om ons rond levensstijl en ethiek te laten vormen door de gemeenschap en de traditie waarin we staan. Niet gedwongen zoals in een gemeenschapsethiek, maar vrijwillig terwijl je hooghoudt dat je zelf voor God staat en daar niemand tussen mag komen. Vrijwillig omdat je die persoonlijke liefde leert herkennen als een gedeelde liefde. We moeten ons niet te autonoom voelen dat we de kunst van het morele leven niet willen afkijken bij voorbeeldfiguren met meer levenservaring. We zouden onze privé-uitleg en toepassing van de bijbeltekst ondergeschikt moeten kunnen maken aan wat de exegeet, de ethicus of de dominee daarvan zegt. Augustinus roept op te kiezen voor de uitleg die de liefde dient. Dat uitgangspunt stelt je voor persoonlijke vragen. Durf jij op punten waarop je nog niet zeker weet hoe het moet, eerst maar eens af te gaan op het gezag van je ouders of de traditie? Stel dat je niet weet of samenwonen verkeerd is en of je twee keer naar de kerk moet, schik je je dan toch in de gedeelde liefde op dat punt? En accepteer je ethische synodebesluiten ook als je zelf nog niet overtuigd bent? Er zit echter ook een andere kant aan. In de keuzes van de gemeenschap en de traditie moet je kunnen proeven dat ze zijn voortgekomen uit die gedeelde liefde tot God. Waar geen gezamenlijke overtuiging is of waar die wegebt, moet de kerk geen traditie forceren. Op sommige punten helpt de gemeenschap je niet verder. Helaas hebben wij maar weinig ethische traditie in onze omgang met bezit en welvaart, en in ons mediagebruik. Dat betekent dat we daarover zelf de communicatie moeten openen. Alleen denken en redeneren verandert meestal niets. Beter is om rond jouw liefde tot God op zulke punten een gedeelde liefde te zoeken, ook al is die klein, en een nieuwe traditie te starten. Dwing dit niet af, maar geef een voorbeeld van navolging waarbij anderen kunnen aanhaken, en verwacht het van God.

d. Minstens minimale concensus
Doe in ieder geval wat minimaal nodig is voor het samenleven
 In Handelingen 15 nemen oudsten als bestuurders van de gemeente hun verantwoordelijkheid. Wat moet worden gedaan als er geen gezamenlijke overtuiging groeit? In beginsel moet de kwestie dan opengelaten worden, zoals Paulus in Korinte in de kwestie rond het eten van offervlees heeft gedaan. Maar er zijn punten van verschil die het samenleven als kerk zouden blokkeren. Ons geheim is wel een gedeelde liefde en straks in het koninkrijk gaat alles op die basis vanzelf goed, maar nu zijn we nog onderweg en vormen we een beginnende nieuwe samenleving in een oude wereld. De structuren van die oude wereld kunnen we nog niet missen. Om samen verder te kunnen moet je iets beslissen (O’Donovan 1994: 167-178). Dat speelt bijvoorbeeld bij de zondagskwestie. Je zult moeten afspreken hoe vaak je kerk houdt en hoe laat, en hoe je dat invult, ook als uit de gedeelde liefde voorlopig nog niets groeit. Laat je dat open, dan verzandt het samenleven. Dat gold ook voor het probleem in Handelingen 15. Zulke onduidelijkheid over de status van niet-joodse christenen kan de kerk niet dragen. Misschien verklaart dat onze focus op die vier geijkte items: zondag, echtscheiding, homoseksuele vriendschappen en samenwonen. Die punten hoeven op zichzelf niet belangrijker te zijn dan andere. Maar het zijn terreinen waarop in ieder geval een minimale gezamenlijkheid nodig is als je samen verder wilt kunnen gaan. Als een dergelijke kwestie speelt, hebben oudsten een taak. Kerkenraden en synodes zijn er om ook ethische knopen door te hakken. Als daaronder nog geen eenstemmigheid in de gedeelde liefde ligt, moet dat zo terughoudend mogelijk gebeuren. Je mag het geweten van mensen niet binden. Je mag over zulke ethische afspraken vrij discussiëren, maar ter wille van het samenleven moet je je wel schikken. Hierin ligt een parallel met wat liberalen zoeken voor de gewone samenleving, namelijk minimale consensus. Dat is niet toevallig. De liberale vrijheid van het individu herinnert aan de christelijke vrijheid van elke gelovige (O’Donovan 1996: 252vv). Toch zijn er twee verschillen. De liberale consensus probeert het zonder gezag en met de mythe van de rede. En liberalen zijn met een minimale consensus blijvend tevreden. In de kerk verlangen we juist naar verdere groei in de gedeelde liefde.

e. Blijf trouw aan de boodschap van de apostelen
In Handelingen 15 treden ook de apostelen op de voorgrond. Hun boodschap was uniek en is de bestaansvoorwaarde voor de kerk. Zonder die boodschap kan de gedeelde liefde niet bestaan. Het besluit in Handelingen 15 is meer dan zomaar een ethisch besluit, het wordt ook opgenomen in het evangelie van de apostelen zelf. Telkens komt het terug in de brieven van het Nieuwe Testament (bijvoorbeeld in 1 Korintiërs 10 en 1 Tessalonicenzen 4). Het hoort voor altijd bij de ethiek van de kerk: houd je ver van afgodendienst.

De boodschap van de apostelen levert de ondergrens voor de ethische pluraliteit. In het grote verhaal van de bijbel, van de schepping via Israël en Christus naar het koninkrijk, zit ook ethiek, zoals de bergrede, de Tien Geboden en Handelingen 15. Morele pluraliteit in de kerk kan soms heel ver gaan, maar onder die ondergrens mag zij niet zakken. De centrale vraag is wat ethisch gezien bij dit grote verhaal hoort. Openlijk of informeel heeft elke kerk dat vastgelegd, bijvoorbeeld in pauselijke leeruitspraken of belijdenisgeschriften. De Heidelbergse Catechismus bevat veel ethiek: vind niemand belangrijker dan God, vloek niet, help arme mensen, spreek betrouwbaar en respecteer je ouders. Ethische opvattingen dat roddelen best mag of dat afgoden niet erg zijn, kunnen in de kerk niet worden getolereerd. Andere ethische zaken hebben we niet formeel erkend als deel van de apostolische boodschap, bijvoorbeeld leerstellingen over homofilie of de plaats van de vrouw. Daarover kun je vrij van mening verschillen, al bestaat er op zulke punten wel traditie, bijbeluitleg, ethiek en een gezamenlijke stijl. Die kun je niet zomaar negeren. Misschien ben je van mening dat ook op die punten de apostolische boodschap zo helder is dat die ons moet binden. De Rooms-Katholieke Kerk heeft rond die twee punten een leer vastgelegd in haar catechismus. Toch kan het alleen zover komen als we erover communiceren vanuit de gedeelde liefde. Pluraliteit op zulke punten kun je betreuren en misschien lijd je zelfs aan de kerk. Je mag er alles aan doen, maar eensgezindheid kun je niet afdwingen. Omgekeerd zijn er ook ethische punten die we vroeger hebben vastgelegd als deel van het grote verhaal van de apostelen, maar waarover nu meer pluraliteit wenselijk is. Ik denk bijvoorbeeld aan artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daarin ligt een bepaalde visie op overheid en samenleving vast. In onze plurale, postchristelijke maatschappelijke context staan we voor nieuwe vragen. Het is onduidelijk hoe het verder moet met de publieke ethiek in de kerk. De inbreng van meer benaderingen zou kunnen helpen. Misschien zou artikel 36 nogmaals aangepast moeten worden.

‘Ga naar bed!’ Na deze beginopmerking afkomstig uit het werk van Bonhoeffer is in deze bijdrage een gecompliceerde weg afgelegd. De kern is echter eenvoudig samen te vatten: ‘Ethiek binnen de kerk? Dat is een kwestie van gedeelde liefde.’


Literatuur
Augustinus, A. (1983). De stad van God (Vertaling van De Civitate Dei door Gerard Wijdeveld). Baarn: Ambo.

Boer, E.A. de (1980). Ethiek in de Acta van Jeruzalem: een exegetisch onderzoek naar de strekking van het besluit van Handelingen XV. In Almanak Fides Quadrat Intellectum 1980. Kampen: Zalsman.

Bonhoeffer, D. (1989). Nachfolge. Werke Vierter Band (Hrsg. Martin Kuske, Ilse Tödt). München: Chr. Kaiser Verlag.

Bruggen, J. van (1990). Matteüs: het evangelie voor Israël. Kampen: Kok.

Bruijne, A.L.Th. de (2003). Kleine zelfstandigen? Verdediging en nuancering van een artikel over Romeinen 12 en de ethiek. Radix 29(1), 1-10.

Bruijne, A.L.Th. de (2004). Ethiek en spiritualiteit. In A.L.Th. de Bruijne (red.), Gereformeerde theologie vandaag: oriëntatie en verantwoording, TU-bezinningsreeks nr. 4. Barneveld: De Vuurbaak, 95-108.

Bruijne. A.L.Th. de (2006). Levend in Leviatan: een onderzoek naar de theorie over ‘christendom’ in de politieke theologie van Oliver O’Donovan. Proefschrift Leiden. Kampen: Kok.

Calvijn, J. (1931). Institutie of onderwijzing in den christelijken godsdienst (uit het Latijn vertaald door A. Sizoo). Delft: Meinema.

Cliteur, P. (2007). Moreel Esperanto: naar een autonome ethiek. Amsterdam: De Arbeiderspers.

Donk, W.B.H.J. van de, Jonkers, A.P., Kronjee, G.J., Plum, R.J.J.M. (red.) (2006). Geloven in het publieke domein: verkenningen van een dubbele transformatie. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Eck, J. van (2003). Handelingen: De wereld in het geding. Kampen: Kok.

Etzioni, A. (ed.) (1998). The Essential Communitarian Reader. Lanham: Rowman & Littlefield.

Firet J. e.a. (1977). Pluraliteit in de kerk. Kampen: Kok.

Haas, G.H. (1997). The concept of equity in Calvin’s ethics. Carlisle: Paternoster Press.

Hauerwas, S. (1983). The Peaceable Kingdom: a Primer in Christian Ethics. Notre Dame: University of Notre Dame Press.

Hays, R.B. (1996). The Moral Vsion of the New Testament: a Contemporary Introduction to New Testament Ethics. San Fransisco: HarperCollins Publishers.

Jong, E.J. de (2006). En God zag dat het heel goed was: de heiligheid van seksualiteit. Amsterdam: Stichting De Boog.

Kant, I. (1996). Kritik der praktischen Vernunft / Grundlegung zur Metaphysik der Sitten (Hrsg. Wilhelm Weischedel). Frankfurt am Main: Suhrkamp Taschenbuch Verlag (2e druk).

Kruijf, G.G. de (1999). Christelijke ethiek: een inleiding met sleutelteksten. Zoetermeer: Meinema.

Lalleman-De Winkel, H. (1999). Van Levensbelang: de relevantie van de oudtestamentische ethiek. Zoetermeer: Boekencentrum.

MacIntyre, A.C. (1985). After Virtue: a study in moral theory. London: Duckworth (2e druk).

McClendon, J.W. Jr. (1986). Ethics. Systematic Theology Volume 1. Nasville: Abingdon Press.

O’Donovan, O. (1993). Evangelicalism and the Foundations of Ethics. In R.T. France, A.E. McGrath, (eds.), Evangelical Anglicans: their role and influence in the church today. London: S.P.C.K.

O’Donovan, O. (1994). Resurrection and Moral order: an outline for evangelical ethics. Leicester: Apollo (2e druk).

O’Donovan, O. (1996). The Desire of the Nations: rediscovering the roots of political theology. Cambridge: Cambridge University Press.

O’Donovan, O. (2002). Common Objects of Love: Moral Reflection and the Shaping of Community. Grand Rapids, Cambridge: William B. Eerdmans Publishing Company.

Riessen, H. van (1970). Wijsbegeerte. Kampen: Kok.

Reuver, R. de (2004). Eén kerk in meervoud: een theologisch onderzoek naar de ecclesiologische waarde van pluraliteit. Zoetermeer: Boekencentrum.

Singer, P. (ed.) (1993). A Companion to Ethics. Oxford: Blackwell Publishers.

Stout, J. (1988). Ethics after Babel: the Languages of Morals and their Discontents. Cambridge: James Clark & Co.

Vanhoozer, K.J. (2002). First Theology: God, Scripture & Hermeneutics. Leicester: Apollos.

Vereniging van Gereformeerde Studenten te Rotterdam (2007). Ethiek: ergens in het midden? Paascongres 2007.

Vlijm, J.M. (eindred.) (1981). Geloofsmanieren: studies over pluraliteit in de kerk. Kampen: Kok.

Vos, P.H. (2006). Tussen vage waarden en strakke normen: kansen van een deugdenbenadering in het onderwijs. Lectorale Rede GH Zwolle. Zwolle: Gereformeerde Hogeschool.

Wells, S.M.B. (1998). Transforming Fate into Destiny: the Theological Ethics of Stanley Hauerwas. Carlisle: Paternoster Press.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Radix | 86 Pagina's

Gedeelde liefde

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2007

Radix | 86 Pagina's