Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eigentijdse uitdagingen voor medische ethiek in christelijk perspectief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eigentijdse uitdagingen voor medische ethiek in christelijk perspectief

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Abstract Prof.dr. G.A. Lindeboom (1905–1986) was vanaf de jaren zestig bezig met het positioneren van de medische ethiek als discipline in de gezondheidszorg. De medische ethiek had toen in de samenleving een marginale rol als medische fatsoensleer. In die tijd was de storm rond abortus en euthanasie nog niet losgebarsten en de toen heersende uitgangspunten in de zorg sloten goed aan bij de christelijke visie hierop. Het behoeft geen betoog dat dit tegenwoordig anders ligt. De centrale vraag van dit artikel is of er sprake is van een afname van betekenis van de christelijk moraal in medisch ethische dilemma’s. Dit artikel laat zien dat op het gebied van christelijke medische ethiek nog steeds belangrijke uitdagingen liggen en dat de houding van Lindeboom ten aanzien hiervan een zeer waardevolle is. Hij bepleitte als gelovige professional, als gedreven gelovige en als mens gedreven dat het mens-zijn in zijn context centraal moet blijven staan.

medische ethiek, christelijke moraal, prof. dr. G.A. Lindeboom, gezondheidszorg, secularisatie

Inleiding

Christenen kunnen conservatieve standpunten hebben wat betreft medisch ethische kwesties, zoals abortus, embryoselectie en euthanasie. Velen vragen zich af of ingrijpen in dit soort zaken van leven en dood kan. Mag alles wat kan? De mening van christenen lijkt in de loop van de jaren te zijn opgeschoven. Tegenwoordig is bijvoorbeeld anticonceptie in veel christelijke kringen heel normaal, terwijl dit vroeger niet was geaccepteerd. De vraag is in hoeverre een min of meer tijdloze specifiek christelijke visie op medische ethiek bestaat, of dat christenen ‘gewoon achterlopen’. Is de huidige christelijke moraal niet gewoon gelijk aan de seculiere moraal van de jaren ’50 en zal de christelijke moraal over enkele decennia gelijk zijn aan de huidige seculiere moraal? Vanuit het gedachtegoed van prof. dr. G.A. Lindeboom wordt in dit artikel ingegaan op de vraag of er een verschil blijft bestaan tussen een christelijke en een seculiere visie op medisch ethische kwesties.


De mening van christenen lijkt in de loop van de jaren te zijn opgeschoven


“Wie zou het bestaan van de medische ethiek vergelijken met een vuurtoren, die rotsvast in de branding van de tijd, zijn richtinggevend verschijnsel naar alle zijden verspreidt, zou wellicht de kans lopen een glimlach van ongeloof op het gelaat van de hoorders ontmoeten. Kan men haar niet beter vergelijken met een scheepje, dat dobberend op de onrustige en ongewisse baren slechts met de grootste moeite koers schijnt te kunnen houden met behulp van een telkens even in de verte oplichtende straal”

Het bovenstaande gedeelte is een onderdeel van het opstel1 van Gerrit Arie Lindeboom2 aan zijn collega B.H. Sajet bij diens tachtigste verjaardag. Lindeboom was met name in en vanaf de jaren ’60 bezig om medische ethiek te positioneren als discipline in de gezondheidszorg. Zijn gedachten hierover werden het meest duidelijk in zijn eerste boek in 1960 Opstellen over medische ethiek. In die tijd was medische ethiek niet veel meer dan een medische etiquette. Men sneed kwesties aan als beroepsgeheim, de verhouding huisarts-specialist en vragen rond het vestigen, overdoen en neerleggen van de praktijk. De medische ethiek had kortom een marginale rol als een medische fatsoenleer in de samenleving. De storm rondom abortus, euthanasie of over voltooid leven moest nog losbreken (Douma, 1994 & Strijbos, 1992).

Nu ruim vijftig jaar verder is van één medische ethiek geen sprake meer. Met diverse duidingen wordt medische ethiek ingekleurd in richtinggevende zorgconcepten als menslievende zorg of verantwoorde zorg. Medische ethiek heeft in de afgelopen jaren een (stevige) verankering gekregen zowel in het zorgdomein als in het publieke domein. Aanwezigheid van ethische commissies in zorginstellingen of het voeren van moreel beraad (= ethische reflectie op handelen) tussen zorgprofessionals, maar ook instanties als Centrum voor Ethiek en Gezondheid3 dragen bij aan het ethisch geluid binnen de samenleving. Medische ethiek heeft zich in de laatste zestig jaar gevestigd als een baken van hoe te handelen in medisch ethische dilemma’s. Kortom, er heeft een omwenteling van ethiek als fatsoenleer naar een diepgravende bezinning op medisch handelen plaatsgevonden.

Lindeboom in perspectief van toen

De centrale vraag van dit artikel is of er sprake is van een afname (van betekenis) van christelijke moraal in medisch ethische dilemma’s. En of christenen langzamerhand niet de seculiere moraal overnemen. Wat Lindeboom kan betekenen voor deze (ogenschijnlijke) constatering vraagt om een juiste beoordeling van zijn werk. Het mag ons dan allereerst niet ontgaan dat hij heeft geleefd en gewerkt in de beginfase van een nieuw tijdperk van onze cultuur. De moderne geneeskunde stond de tweede helft van de vorige eeuw aan het begin van een hoge vlucht in haar ontwikkeling. De vragen die toen leefden waren: ‘Wat voor soort wetenschap is geneeskunde?’, ‘Is geneeskunde een natuurwetenschap?’ en ook ‘Is geneeskunde toegepaste biologie?’.

De relevantie van toen om dergelijke vragen te stellen, bleek door de opkomst van technische mogelijkheden in de geneeskunde. Lindeboom voorzag dat de gevolgen van de (technische) natuurwetenschappelijke denkwijze binnen de geneeskunde vragen zouden oproepen over bijvoorbeeld het hanteren van het begrip ziekte of over wie de mens is. Hij bepleitte het belang van de arts-patiënt relatie, omdat door het veranderde medisch denken zich een praktijk zou kunnen ontwikkelen waarin de aandacht en de werkkracht van de medicus wordt afgetrokken van het ziekbed en meer en meer wordt opgeëist door de techniek en het laboratorium. Door de zorgtechnologische ontwikkelingen vond Lindeboom het onderscheid tussen lichaam en geest te groot worden, terwijl hij als arts de gehele mens centraal stelde in zijn behandelingspraktijk, waarbij lichaam en geest met elkaar verbonden zijn. (Strijbos, 1992).

Gevolgen werden in die tijd vooral zichtbaar gemaakt toen het boek Medische macht en medisch ethiek in 1969 verscheen (Van den Berg, 1969). Dit boek illustreerde zorgsituaties waarin mensen medisch gezien verholpen waren aan hun zieke been, maar ten gevolge hiervan een slechte kwaliteit van leven hadden gekregen. Het boek gaf in de maatschappij veel commotie. De angst voor de medische macht had vooral te maken met de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Een periode waarin onmenselijke proeven op weerloze, uitgeputte gevangenen werden toegepast. Geneeskunde werd toen door die artsen (vooral) ook gezien als puur natuurwetenschap4. Lindeboom maakte zich hard om de geneeskunde te blijven zien als wetenschap van de hulp aan de zieke mens. Zij is principieel gesteld als zorgrelatie, waarvan ethische reflectie een integraal onderdeel is. Een belangrijk punt van Lindeboom was dat de hele mens centraal moest blijven staan in deze relatie. Zijn gedrevenheid om dit aspect binnen de geneeskunde veelvuldig aan de kaart te blijven stellen, blijkt wel uit de ruim 180 medische en bijna 300 me-disch-historische publicaties, waaronder zo’n vijftig boeken. In de vroege werken van Lindeboom kan hij nog steunen op de algemene erkende eed van Hippocrates. De maatstaven van Hippocrates sloten goed aan bij een christelijke visie op zorg. Doordat artsen moesten instemmen met deze eed, werden medisch ethische dilemma’s van hieruit belicht. Deze gedeelde ‘eenheid’ in medisch handelen gaf (medische) ondersteuning als Lindeboom discussies aansneed op het terrein van eerbied voor leven en sterven.


Geneeskunde is een zorgrelatie, waar ethische reflectie een onderdeel van is


Opvattingen en houdingen ten aanzien van de mens, leven en dood, ziekte en gezondheid en dergelijke veranderden sterk. In samenhang met dit veranderd denken in de gezondheidszorg, trad in de samenleving de ontzuiling in. De verschillen tussen diverse groepen, protestant-christelijken, rooms-katholieken en humanisten, werden zichtbaarder. Deze pluriformiteit drong de (eenduidige) christelijke medische ethiek in de verdediging. De morele orde werd tijdens het leven van Lindeboom verschoven. Dit had tot gevolg dat de aanspraak van een christelijke medische ethiek op universaliteit onder druk stond en de representatie van een bepaalde groeps-moraal verloren ging. Kwesties als abortus, euthanasie en zelfdoding werden steeds meer overgeheveld van de publieke moraal naar het privédomein. In 2003 zijn de maatstaven van Hippocrates zelfs ‘vervangen’ door de artseneed.

Uit zijn werken blijkt dat Lindeboom zich in dergelijke discussies niet opstelde als verdediger van de belangen en de morele opvattingen van een bepaalde groepering. Vanuit zijn perspectief op een christelijke medische ethiek heeft Lindeboom daarentegen telkens heel de samenleving op het oog gehad, waarbij hij voortdurend waakte voor het behoud van het humanum van een menselijk karakter en van de menselijke waarden. Dit wil zeggen dat Lindeboom in zijn werken erop gericht was in de gegeven situaties het mens-zijn te bevorderen.

Lindeboom in perspectief van nu

Tijdens het leven van Lindeboom veranderde de ‘christelijke visie’ op gezondheid en zorg in de samenleving. Een ontwikkeling die óók nu nog continu gaande is. Het beslag van het christendom en van een christelijke levensovertuiging op de samenleving en op het denken en het levensgevoel van de mensen boet steeds meer in. De overheid stelt zich in deze ontwikkeling steeds meer op als een regulerende overheid, waarbij ze wetten opstelt om kwesties als euthanasie, abortus in goede banen te leiden en zich steeds minder ‘bemoeit’ met de inhoudelijke aspecten van dergelijke vraagstukken. Leidend in dergelijke vraagstukken zijn de beginselen autonomie en zelfbeschikking. Voor de meeste ethici zijn deze principes dominerend in het debat over medisch handelen. Wat we aan het individu kunnen overlaten, moeten we niet in het publieke pakket willen houden, is het merkbare geluid in diverse debatten als het gaat om ethische kwesties. Tegen deze richting van medische ethiek is veel protest gerezen, met name ook vanuit het christelijk veld. De strijd die Lindeboom destijds streed tegen ethiek als louter fatsoensregels lijkt zijn intrede weer te doen. Als de zorgvuldigheidseisen bij euthanasie of andere ethische kwesties goed worden nageleefd, is er ethisch gezien toch goed gehandeld? Of het netjes met elkaar omgaan door ieders autonomie te respecteren en ieder te geven wat hij/zij op grond van zijn/haar situatie verlangt? Dit brengt ons bij de vraag hoe christenen nog gebruik kunnen maken van, dan wel kunnen werken in de gezondheidszorg. Bij de zorgverlening in de huidige gezondheidszorg neemt individualisme een belangrijke plaats in. Dit gaat ten koste van waarden als naastenliefde, solidariteit en beschermwaardigheid en heeft gevolgen voor de betekenis van deze waarden in de zorg. Ter illustratie bespreek ik nu enkele voorbeelden waarin de betekenis van christelijke waarden in de zorg alsook in het publieke debat afneemt.

Voorbeeld 1. In een uitzending van Pauw en Witteman (4 maart 2011) werd het boek Nier te koop – baarmoeder te huur besproken. De onderzoekers van dit boek lichtten toe dat ze een nieuw systeem voor orgaandonatie willen invoeren. Een voorbeeld is dat vrouwen die hun eicellen voor een ivf-behandeling beschikbaar stellen, korting krijgen op een ivf-behandeling. Of dat iemand die zelf orgaandonor is een hogere plek op de wachtlijst krijgt. In het boek proberen de onderzoekers met name aandacht te vragen voor de wetgeving waarin nu wordt verboden om geld te vragen voor lichaamsmateriaal. Aan de vraag naar inhoudelijke ethische dilemma’s van dergelijke vraagstukken werd in de uitzending voorbijgegaan. “Deze vragen hebben we gehad, het is nu de vraag hoe we dit goed kunnen regelen,” aldus een van de onderzoekers. Voorbeeld 2. Drie jaar geleden werd bij de 73-jarige Stien van den Berg Alzheimer geconstateerd. Naast dat ze niet meer in staat is om haar eigen beslissingen te nemen, heeft ze ook te kampen met andere ouderdomsklachten: gevolgen van hartfalen, artrose en maculadegeneratie (netvliesslijtage). Door een heupslijtage kan mevrouw zich zonder hulpmiddelen niet goed bewegen, maar met rollator kan ze zich nog goed voortbewegen. Ondanks dat alles voelt mevrouw zich vitaal en ze oogt tevreden, misschien zelfs gelukkig. De huisarts, het verpleeghuis en de familie zijn het er mee eens dat mevrouw een nieuwe heup moet krijgen om verdere slijtage te voorkomen. “Ze is nog ‘jong’, ze kan nog jaren mee”. Zo gezegd, zo gedaan. Vier maanden later heeft mevrouw een nieuwe heup. Medisch gezien is de operatie geslaagd, maar de kwaliteit van leven en gezondheid houden niet over. Een heupoperatie vraagt, naast de operatie, om een revalidatietraject. Ondanks verwoede pogingen van de artsen, lukt het mevrouw niet om te werken aan haar herstel. Ze begrijpt de oefeningen niet en kan zeker niet zonder begeleiding werken aan herstel. Noodgedwongen ligt mevrouw op bed en is neerslachtig. Haar kinderen concluderen: “De operatie heeft moeder geen goed gedaan en na de operatie is moeder voor zichzelf, en daarmee voor ons, een hele zorg geworden.”5

Voorbeeld 3. Over een gezondheidsethisch onderwerp stelt een handboek ter zake: “Religie is […] geen moraal. Religie is er hoofdzakelijk om God te dienen, en moraal is er om de mens te dienen. Religieuze overtuigingen kunnen dus geen enkel belang hebben voor wat moreel geboden is.” (Beaufort, et al., 1988) Kortom, wie in een (ethische) discussie een levensbeschouwelijke overtuiging naar voren brengt, loopt de kans ervan beschuldigd te worden de voortgang van de discussie onmogelijk te maken.

We zouden bovenstaande als volgt kunnen samenvatten: wie meent dat levensbeschouwing relevant is voor de zorgverlening, loopt kans op het verwijt van onprofessionaliteit. In het tweede voorbeeld wordt duidelijk wat de gevolgen kunnen zijn als (christelijke) menselijke waarden worden losgelaten. Een belangrijke vraag in deze situatie is of de behandeling van deze nieuwe heup zinvol is geweest. Zinvol, in de zin van: heeft het de ervaren kwaliteit van leven bevorderd? Los van welke religieuze achtergrond dan ook, kan de vraag worden gesteld “Is mevrouw overbehandeld?”. Niet volgens de richtlijnen (opgesteld voor gezonde mannen van 45 jaar) voor heupoperaties. Desondanks was de geriater die mevrouw behandeld had woedend: hij had dit kunnen voorspellen, maar was niet geconsulteerd. Mevrouw is niet mishandeld maar ondanks alle goede bedoelingen en professionele zorgvuldigheid helaas mis-behandeld. Kijkend naar de totale mens sluit een integrale visie op gezondheid, op zorg en op kwaliteit van leven aan bij een christelijke levensbeschouwing. Lichaam, geest en het sociale aspect zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden om kwaliteit van leven te beoordelen dan wel te bevorderen. Door slechts te focussen op uitkomsten van zorgbehandelingen in de vorm van cijfers (meetinstrumenten) kan onvoldoende recht gedaan worden aan wie nu eigenlijk de persoon is aan wie de behandeling gegeven moet worden. Vanuit dit perspectief - in de context dat bezinning op kwesties als orgaandonatie of hoe om te gaan met ingevroren (bevruchte) eicellen is verplaatst naar het privédomein, of het alleen te hebben over hoe te regelen c.q. louter fatsoensregels (vergelijk voorbeeld 1 en 3) - staan christenen voor de uitdaging om het (maatschappelijk) dialoog aan te gaan over het mens-zijn in medisch ethische kwesties.


Mevrouw is niet mishandeld, maar ondanks goede bedoelingen mis-behandeld


Lindeboom in perspectief van toekomst

Levensbeschouwing kan dus binnen de zorgverlening (en dus ook binnen het publieke debat) een serieuze, belangrijke, constructieve en kritische bijdrage leveren aan de professionele zorgverlening. Interessant zou zijn te bedenken hoe Lindeboom zich in het huidige debat zou hebben opgesteld. Hebben wij als christenen nog iets te zeggen in deze samenleving of laten we ons plaatsen in de marge? Het lijkt er immers op dat het christelijk geluid wel aanwezig mag zijn, maar wel binnen de kaders van de huidige opvatting dat ieder mens zelf mag weten wat hij/zij doet. En de uitnodiging tot spreken in een debat gaat vaak gepaard met beperkingen vooraf. Dit kan in het christelijk veld een gevoel van moedeloosheid geven. Met alle gevolgen van dien om bijna maar geen tegengeluid meer te geven als het gaat om discussies zoals voltooid leven of abortus. En in sommige gevallen concessies te doen als het gaat om ethische kwesties. In de jaren vijftig was het christelijk geluid te horen via burgers in Den Haag (o.a. demonstraties). Tegenwoordig lijkt christelijk medische ethiek meer een hobby van een paar christenen c.q. christelijke organisaties, dan een gezamenlijke opdracht om vanuit het Evangelie het licht te doen laten schijnen op dergelijke vraagstukken. Het scheepje lijkt letterlijk stuurloos te dobberen en het tij is niet meer te keren om dit te veranderen.

Een gevoel van vervreemding kan optreden door economische en politieke machteloosheid om een christelijk geluid te laten horen. Het gevoel hebben dat christenen slechts toeschouwer van deze ontwikkelde situatie zijn, stimuleert niet om daarop invloed te willen uitoefenen. De hindernissen zijn enorm en de onderwerpen te ingewikkeld alsook de tegenkrachten overweldigend. Zijn wij christenen niet besmet door deze geest van vervreemding? Terwijl aan de andere kant christenen (ook nu nog) dagelijks worden geconfronteerd met ethische kwesties als ‘Mag ik als zorgprofessional meewerken aan een euthanasieprocedure?’ of ‘Wanneer mag ik een behandeling wel of niet staken in het geval van mijn comateuze vader?’ en ‘Welke status hebben de overgebleven eitjes na een bevruchting voor IVF?’. Allemaal vragen die bijna wekelijks aan het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut werden gesteld.6 Deze paradox van vervreemding van christenen in medisch ethische discussies in de samenleving met aan de andere kant de grote nood onder christenen hoe met dergelijke kwesties om te gaan pleit voor een (her) nieuw(d) geluid in de samenleving.

Tekstvak II illustreert dit door te laten zien dat er een verschil is tussen het ideaal (zoals God dat in de schepping heeft bedoeld) en de praktijk.

Hoe ging Lindeboom om met dit gevoel van vervreemding is een interessant vraag. In zijn tijd ontstonden in de samenleving andere denkbeelden over medisch ethische kwesties. De terugval als ethiek naar louter fatsoenregels (zie voorbeeld 1), met nadruk op autonomie en de reactie daarop in een vernieuwde artseneed in 2003, doet ons beseffen dat de hedendaagse christen in dezelfde leefklimaat verkeert als Lindeboom. In plaats van dat Lindeboom dergelijke denkbeelden ging ervaren als gemeengoed bleef hij duidelijk en vasthoudend als het ging om mens-zijn in christelijk perspectief. Dit deed hij:

Als gelovige professional. Lindeboom was inhoudelijk een zeer bekwame arts. Hij heeft veel bijgedragen aan het vakgebied interne geneeskunde. Door bestudering en beschrijving van de geschiedenis van de geneeskunde voorzag hij dit vakgebied van de belangrijkste hulpmiddelen om het tot een universitaire discipline te kunnen ontwikkelen. Deze werkdrift uitte zich in zijn betrokkenheid tot aan het einde van zijn leven bij het werk van de encyclopedie der medische wetenschappen.

Als gedreven gelovige. Lindeboom bepaalde met name ten tijde van de jaren zestig en zeventig opnieuw zijn positie. De eenduidigheid waarmee medisch ethische kwesties werden belicht nam af. Dit zette Lindeboom er toe om onder andere via een pro-life organisatie het christelijk geluid hoorbaar te laten zijn in de samenleving. Lindeboom is bijvoorbeeld betrokken geweest bij de oprichting van Siriz (voormalige VBOK – Vereniging tot Bescherming van het Ongeboren Kind, 1971). Lindeboom was gedreven om medische ethiek in christelijk perspectief relevant te laten zijn voor de gehele samenleving. En vandaaruit de inhoud en de context van kwesties als voltooid leven, abortus e.d. met elkaar te verbinden.


Niet de technologie maar het mens-zijn moet centraal staan


Als mens gedreven. Lindeboom vond dat de geneeskunde het mens-zijn (humanum) centraal moet blijven stellen en niet bijvoorbeeld de (drang) naar technologische ontwikkelingen of bijvoorbeeld de kosten van de zorg c.q. behandeling. De liefde voor ‘de mens in de patiënt’ en zijn betrokkenheid in hun situatie waren kenmerkend voor hem als arts en mens.

Hoewel er een afname (van betekenis) lijkt te zijn van christelijk moraal in medisch ethische dilemma’s en het lijkt dat christenen langzamerhand de seculiere moraal overnemen, betekent dit nog niet dat het christenen ontslaat van de verantwoordelijkheid om in deze tijd een helder licht te zijn en constructief bij te dragen aan de samenleving. De bovenstaande drie houdingen van Lindeboom kunnen ons leren hoe in deze tijd om te gaan met medisch ethische kwesties in christelijk perspectief: (1) als gelovige professional; (2) als gedreven gelovige en (3) als mens gedreven. De werkwijze van Lindeboom was dat hij eerst zijn morele positie bepaalde (inhoud versus context), om vandaar uit de maximale invloed uit te oefenen binnen de zorgpraktijk waarin christenen werkzaam zijn alsook in het publieke debat. Lindeboom liet zich niet wegdrukken in het privédomein, maar liet zijn geluid horen door o.a. publicaties en pro-life organisaties; máár ook door inhoudelijk goed en betrouwbaar werk te leveren voor de geneeskunde.

Het antwoord in de tijd van Lindeboom was, vanuit zijn morele positie, om pro-life organisaties op te stellen. Deze tijd vraagt wellicht niet om pro-life organisaties op te richten, maar wel om andere vormen en om leiderschap. Het is een zoektocht voor organisaties om op een juiste manier met deze uitdaging om te gaan. Wel blijken waarden zoals barmhartigheid, menswaardigheid en beschermwaardigheid gehoor te vinden bij het bredere publiek. Ondanks de huidige tijdsgeest blijven waarden een vaste plek houden in een gemeenschappelijke dialoog. Nu, in de 21e-eeuw, is er nog steeds geen rechtvaardigingsgrond waarom het geluid van christenen alleen hoorbaar zou moeten zijn in het privédomein. Of om het gevoel van vervreemding te laten zegen vieren, door het seculiere moraal als uitgangspunt te nemen voor de keuzes die christenen in dergelijke vraagstukken nemen. Voor nu en in de toekomst blijft het een serieuze tak van sport om invloed te blijven uitoefenen op de huidige moraal binnen de samenleving. Waarbij mensen zoals Lindeboom een voorbeeld kunnen zijn van hoe hij werd uitgedaagd in die tijd om vanuit het Licht de juiste koers te kunnen volgen7.

En natuurlijk stelt deze benadering ons voor tal van moeilijke vragen. De belangrijkste daarvan is wel of en hoe het mogelijk is opnieuw een gemeenschappelijke grondnoemer te vinden waarop christenen én humanisten zich kunnen verenigingen. Zij hebben immers vele eeuwen lang overeenstemming gehad over de hoofdlijnen van een medische ethiek. Anders gezegd: is er een fundering mogelijk van een gemeenschappelijke moraal? Het tekent de ruime blik van Lindeboom als pionier van een christelijke medische ethiek dat hij binnen de kring van het Nederlandse Artsen Verbond in 1972 op het belang daarvan heeft gewezen en ook aan het nadenken erover een bijdrage heeft willen leveren.8

Drs. J.N. (Japke) de Haas-de Vries was wetenschappelijke onderzoeker aan het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut en studeerde Gezondheidswetenschappen, Beleid & Management met als specialisme ‘Ethiek in de Gezondheidszorg’.

Literatuur

Beaufort, I.D. & Dupuis, H.M. (red). Handboek gezondheidsethiek. Assen / Maastricht, 1988, p.495. Uit Cusveller, B. (red). Zorg dragen. Naar een christelijke visie op zorg. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1996 (deel 8 Lindeboom Reeks).

Berg, J.H. van den. Medische macht en medische ethiek. Nijkerk: Callenbach, 1964.

Boer, T.A., Mul, D. (red). Goede zorg. Christelijke ge-inspireerde ethiek van geval tot geval Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 2012 (deel 18 Lindeboom Reeks).

Douma, J.Plaats en taak van de medische ethiek in christelijk perspectief. Inaugurele bij het aanvaarden van het ambt van bijzonder hoogleraar op de Lindeboomleerstoel voor christelijke medische ethiek bij de faculteit der geneeskunde van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Kampen: Van den Berg, 4 februari 1994. Strijbos, S. (red). De medische ethiek in de branding. Een keuze uit het werk van Gerrit Arie Lindeboom. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1992 (deel 1 Lindeboom Reeks).


Eed van Hippocrates

“Ik zweer bij Apollon de genezer, bij Asclepius, Hygieia en Panacea en neem alle goden en godinnen tot getuige, om naar mijn beste oordeel en vermogen de volgende eed te houden:

Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen en om bestwil mijner zieken hen een leefregel voorschrijven en nooit iemand kwaad doen.

Nooit zal ik, om iemand te gerieven, een dodelijk middel voorschrijven of een raad geven, die, als hij wordt gevolgd, de dood tot gevolg heeft. Nooit zal ik een vrouw een instrument voorschrijven om een miskraam op te wekken. Maar ik zal de zuiverheid van mijn leven en mijn kunst bewaren. Het snijden van de steen zal ik nalaten, ook als de ziekte duidelijk is; ik zal dit overlaten aan hen die hierin bekwaam zijn. In ieder huis waar ik binnentreed, zal ik slechts komen in het belang van mijn patiënten.

Mijn leermeester zal ik eren en liefhebben als mijn ouders; ik zal in gemeenschap met hem leven en zo nodig mijn bezit met hem delen, de kunst leren zonder vergoeding en zonder dat daartoe een schriftelijke belofte nodig is; aan mijn zonen, aan de zonen van mijn leermeester en aan de leerlingen die verklaard hebben zich aan de regelen van het beroep te zullen houden, aan hen allen zal ik de grondslagen van de kunst leren.

Al hetgeen mij ter kennis komt in de uitoefening van mijn beroep of in het dagelijks verkeer met mensen en dat niet behoort te worden rondverteld, zal ik geheim houden en niemand openbaren. Moge ik, als ik deze eed getrouwelijk houd, vreugde vinden in mijn leven en in de uitoefening van mijn kunst, maar moge het tegenovergestelde het geval zijn indien ik hem schend.

Ik zal mij verre houden van iedere welbewuste slechte daad en van elke verleiding, in het bijzonder van de geneugten der liefde met mannen of vrouwen, of zij vrij zijn of slaaf.”

Artseneed van de KNMG en de VSNU van 2003

“Ik zweer/beloof dat ik de geneeskunst zo goed als ik kan zal uitoefenen ten dienste van mijn medemens. Ik zal zorgen voor zieken, gezondheid bevorderen en lijden verlichten.

Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Ik zal aan de patiënt geen schade doen. Ik luister en zal hem goed inlichten. Ik zal geheim houden wat mij is toevertrouwd.

Ik zal de geneeskundige kennis van mijzelf en anderen bevorderen. Ik erken de grenzen van mijn mogelijkheden. Ik zal mij open en toetsbaar opstellen, en ik ken mijn verantwoordelijkheid voor de samenleving. Ik zal de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg bevorderen.

Ik maak geen misbruik van mijn medische kennis, ook niet onder druk. Ik zal zo het beroep van arts in ere houden.

Zo waarlijk helpe mij God almachtig

of

Dat beloof ik.”

BRON: www.knmg.artsennet.nl


Medische ethiek en de Bijbel

Allereerst is het goed om te beginnen dat ‘christelijke ethiek’ niet betekent dat je moraal uitsluitend uit de Bijbel afleidt. Ook zonder Bijbel is het goed om je kind te koesteren, je partner trouw te blijven of je aan je woord te houden. Dankzij dit besef is het mogelijk om ondanks de diepgaande verschillen een samenleving gaande te houden. De Bijbel speelt op verschillende manieren een rol in de christelijke ethiek.

I. Ten eerste geeft de Bijbel antwoord op de ‘hamvraag’ in de ethiek: why be moral – waarom zou ik me moreel gedragen? Als christen betekent dit met name om te leven uit dankbaar voor het leven dat je is gegeven en voor de zorg die je van God ontvangt. Vertrouwen dat het goede dat je doet, telt.

II. De Bijbel geeft waarden en normen, die in de concrete beroepspraktijk kunnen worden vertaald naar de beroepswaarden. Denk bijvoorbeeld aan de Tien Geboden.

III. Ook draagt de Bijbel bij aan het karakter van de morele actor door de verhalen over personen die het goede voortleven. Ruth die met haar schoonmoeder Noömi mee het onbekende land intrekt. En het meest bekende verhaal van Jezus, hét beeld van de liefhebbende naaste.

IV. Tot slot dwingt de Bijbel je feiten en gebeurtenissen anders te interpreteren. De natuur wordt gezien als schepping; menselijk eigenbelang als zonde; kwetsbare mensen als beelddragers van God; de komst van Christus als keerpunt (Boer, 2012).

Dit bovenstaande samengevat betekent dat de Bijbel twee morele kanten heeft: een ‘ideale moraal’ en een ‘moraal van het harde leven’.

De ideale moraal is de moraal die je tegenkomt in het paradijs, de prediking van Jezus, het gedeelde leven van de christenen in de eerste gemeente, de visioenen in het Oude en Nieuwe Testament over een nieuwe hemel en aarde. Deze moraal vertelt hoe het menselijk leven is bedoeld – de bestemming van het menselijk leven. Daar wordt geen geweld gebruikt, staan mensen niet op hun strepen, wordt niet gegraaid, heersen mannen niet over vrouwen en het ene volk niet over het andere. Op dit niveau is de moraal veelkleurig en wordt zij niet opgelegd maar uit vrije wil en volle overtuiging vervuld.

De moraal van het harde leven gaat over regels die het leven ordenen in een wereld die minder lijkt op het ideale leven. Op dat niveau worden dingen toegestaan om te voorkomen dat zaken nog erger uit de hand lopen. Deze moraal wordt dus dwingend opgelegd en bedient zich soms van middelen (zoals oorlog) en er worden dingen toegestaan (zoals prostitutie), die ten diepste ‘vloeken’ met het ideaal.

Bovenstaande maakt duidelijk dat een spanning is tussen de ideale moraal (opheffen van pijn en ziekte na o.a. voltooiing van Christus) en de heersende moraal (meetbare gezondheidszorg). Beide moralen zijn nodig om bijvoorbeeld idealen te verwezenlijken of om erger te voorkomen. Bijvoorbeeld in de jaren negentig werd euthanasie ‘van lieverlee toegestaan’ omdat dokters oordeelden dat ze door de ernst van het lijden soms niet anders konden. Inmiddels is de zelfgekozen dood voor sommigen een ideaal geworden waarmee geprobeerd wordt om de grilligheid van de natuur helemaal buiten spel te zetten. Vanuit het oogpunt van de christelijke ethiek zijn dingen soms best ‘bespreekbaar’ of ‘invoelbaar’ als uitzonderingen op de regel. Zolang alles in het werk wordt gesteld om noodgrepen uitzonderingen te laten, zolang elke noodgreep zorgvuldig wordt beargumenteerd en zolang het onderscheid tussen noodgrepen en idealen niet wordt gecompromitteerd.

Desondanks zijn er ook zaken die nooit worden toegestaan, zelfs niet als grote uitzondering. Niet alles is bespreekbaar. In de Nederlandse samenleving is men het eens dat levensbeëindiging tegen iemands wil nooit is toegestaan, net als seks tussen volwassenen en kinderen, zelfs als die er mee instemmen. Voor veel christenen vallen ook euthanasie en abortus in de categorie ‘nooit’, ook niet in uitzonderingsgevallen.

Tekst met toestemming van eindredactie overgenomen uit Boer, T.A., Mul, D. (red). Goede zorg. Christelijke geïnspireerde ethiek van geval tot geval Amsterdam: Buijten & Schipperheijn 2012 (deel 18 Lindeboom Reeks).


1 Het opstel met als titel: Het Boek Sajet. Opstellen over aspecten der Sociale Geneeskunde. Uit: Strijbos, S. (red). De medische ethiek in de branding. Een keuze uit het werk van Gerrit Arie Lindeboom. Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1992, pp. 132 - 141 (deel 1 Lindeboom Reeks).

2 Gerrit Arie Lindeboom (1905-1986) werd geboren in Bolnes (ZH). Hij studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1929 als arts afstudeerde en in 1930 promoveerde. Hij heeft een belangrijke taak gehad om vanuit een christelijke levensbeschouwing Pro-life organisaties (mede) op te richten.

3 Samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de Raad voor Volksgezondheid en Zorg.

4 Tijdens het Neurenberg proces (1945-1946) gaf Victor von Weizsäcker - die als medicus in Duitse concentratiekampen allerlei gruweldaden verrichten met gevangen – te kennen, dat voor hem geneeskunde puur natuurwetenschap is, waardoor hij zijn handelen rechtvaardigde.

5 Dit voorbeeld is een praktijksituatie die bij het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut is behandeld.

6 Sinds 1 maart 2013 gaat Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut in een afgeslankte vorm alleen verder in een leerstoel. Het Instituut heeft zich jarenlang beziggehouden met onderzoek op het terrein van medisch ethische vraagstukken, benaderd vanuit een christelijk perspectief. Vanwege financieel-economische redenen kan deze functie niet meer worden voortgezet. De leerstoel is ondergebracht in een consortium dat nu vertegenwoordigd is door Stichting Christelijke Filosofie, ForumC en Reliëf (Nederlands Dagblad, 28 december 2012: ‘Christelijke zorg wilde niet betalen’).

7 Een voorbeeld hoe Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut vanuit het denken van Lindeboom onderzoek doet is het lopend onderzoek naar ‘Ethiek van waarden in lijden en sterven’. Een project in samenwerking met VitaValley, gefinancierd door de overheid. Het beoogde doel is om bij te dragen aan een ‘instrument’ om kwaliteit van leven en gezondheid te bevorderen.

8 Als christelijke organisaties wordt ook steeds meer gekeken naar interreligieuze organisaties die gemeenschappelijke waarden hebben/nastreven om zo een stem te blijven houden in de samenleving. Onlangs is er met de islamitische artsen verenigingen een gezamenlijke conferentie gehouden over kwetsbare ouderen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.forumc.nl/radix

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Radix | 84 Pagina's

Eigentijdse uitdagingen voor medische ethiek in christelijk perspectief

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013

Radix | 84 Pagina's