Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Moderne letterkunde en Christelijke opvoeding.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Moderne letterkunde en Christelijke opvoeding.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Wat leest ons chtistenvolk?

'Wij mogeat nu zekieit als ongeveer vasts taan'd erkennen het feit, 'dat de muze det modetne letterkunde bij de z.g. inteilectueele jeugd in onzen kting geen vreemideliagie is.

Niet .aan vetiniioedJens en geruchten, maat aan officiëele laetbioefcen en vettrouwbare inlichtingen^ heb ik de gegevens onüeen'd b'etteffende het onderwijs in da letbeitkuinde op' onze hoogere chtistelijke .sclaolem.

Eijgenlijk is hiermee teeds een deel van onze taak-schuia inigelost.

Voorgesteld had'den we ons immers in de werkélijkiiM'd e^e^n antwoiotd te Z'oeken op de vraag, of waar , is hetgee|n sonimige „voorgangers" in hun lijfbladeA vetkonidigiein, dat ons volk als zoodanig! geen modeirne letterkunde leest en dus de otthodose jongeling meit een toman van Louis Couperus in de hand als een niet etnstig geldende uit zonde ting moet worden" beschouwd.

Wie met de spïrefce'nde feiten, di'e wie vaststelden, voot ooge'n no'g durft volhouden, dat de Co'Uperus-lezeaide jeugd eene quantité négligeable ('deel, dat ni'eit in aanmie'tkiag komt) is., mo'el gerangschikt worden in de rubriek „gevaarlijke paedagogen." ;

Men onttrekke zich-niet aan onze feite'n-argumentacie met ÖB looze opm'erking, dat de jeugd, die wij, als m'ét itioderne letterkunde begiftigd, naat vore'n brachten, slie'chts 'een klein troepje^ aanstaande , , iiitellecitu'eelen" betreft, want primo is het hede'rudaagsch percentage der onder ons studeetende jeugd niet klein, — in de groote steden loopen 'de scholen over, — ni'aar wat meet klemt is het feit, dat de ki; mder.en, die nu onze christelijke gymi-'nasia en ibutgetscholen bevolke'n, straks in ons mi'dden teiding ge'ven aan het leven. Uit hen groeien onze vabmienschen en voorlichters. Zij' geven het temj)o aam van onzen O'p'matsch en de-n toon aan in onzie Ideine christelijke maatschappij.

Wanneer hiet |d'e moidetne letterkunde, niet als verboden sno'epgO'ed, maar als veiordineetde spijze, wordt 'genoten, kan 'mien zeggen, dat ons christenvolk als z o 'O d a n i g teeds idleze letterkunde als cultuutelemient heeft aanvaard.

Maar wiH willen den twijfelaar 'de maat vol meten. Hij kan imtaets nog tusschenbeide kom'en met het optimistisch vetweie't, dat loch zeker het nie't-stu(deeterud 'deel der kerkelijke natie zich in het alge^ ineen van dJCKe nieuwe letterkundige beschaving verte ho'uidt. Ons volk 'is het volk der kleine luyden, en wat weet de klein'e man van Kloos' so'iTiietten, wat biekomtoert hij' zich om Quétido'isi proza? Die heele cultuurbe weging' sinds '80, gelijk trouw.ens elke kunst-herleving, gaat, als een rivier langs een kaaimuur, aan hem voorbij.

Dit laatste is zekeir ni'et 'geheel onwaar. De kunst is en blijft voiot Ide weinigen. Maar reeds Mj onzen opzet hebben wij' bij ide literaire kunst de Oindetscheiding gem'aakt fisschen het schoonheidselement (dat de massa koud laat) en het veimaaken versttoioiïngselem'ent, waarnaat juist de m'enigte hongett. W.anne'er bet volk, vootal de jeugd, naar de 'giO'e'isei'en 'dei modetne lettetkunde gtijïpit, is het zefcet niet in de eetste plaats te doen O'm aesthetiacb gienolt, mjaat om bet andete, dat et bijkomt, idat er in is.

Uit wat oorzaak en met welk do'el de letteigiage m'ansch bet boe|k tet band neemt, do'et in dit geval niet tet zake. De viaag is aan de orde óf hij' leest, en op deze vraag .willen wij bedacht zijn O'O'k ten opzichte van de gien^oemide „kleine luyden."

Natuurlijk wotidt in dezie zaak een O'nderzoek door veel miaei bezwa-ten gedirukt.

Het geldt hier din, gen, die gebeuren niet op; een publieke school, maar in biet geïsoleerde buisvetttek.

En wie , weiet wat zich daat „afspeelt"?

Insplekteett ge bij het huisbtezoek 'bet boekenrelcje van het christelijk gezin, dan valt zeker uiterst zelden 'een grillig bandj'e van Couperus op.

Daat lach'ön u veeleer de mooie banden van Heniy's en iKjuypet's werken toe.

Ook W'Otdt uw oog getioffe-n doo-t 1de sttoevei, petkamenten omhulsels van sommige „olde sc'hiievets."

Maar ge .weet immeis, dat ons volk' in 'deze eeuw nauwlijfcis meet boeken koopt, althans wanneet het geldt ontsp: anning'sleciLuui.

Waarom zou men zijn lieve geld uitwegeai voot 'dute b'O'eken, wanneei 'in elke' sttaat 'de leesbibliotheek wenkt, die voor luttele 'stuivets van alle literaire heerlijkbéden te smullen geeft.

Juist dit vluchtig in-en uitgaan van ge'huutde boeken maakt een ondetzoek bezwaatlijk.

Toch mioeten we w-et'on.

'tls meet d'an tijd.

Ons volk is in gevaat.

Laat ik hiet rho'gen meidedeelen wat een peisoonlijkte (en dus gebiekkige) lenquête niij deed vindein.

Ik koos als veld van onderzoek mijln catechisatie, die gehouden W'Otdt in een echte Amsterdamsche volksbuuit. Voot vettew'eg het gj^otsLe deel wotidt üeize „leeting" beEocht doot kantoorbedienden, fabri'eksjongens, yakleetlingen, ateliermeisjes len dienstboden.

Ik stelde de vraag rbij te willen inleveten een zooveel mlogelijk volledi'ge lijst, van de namen der boeken (vooral de mo'dem'e lettetkun'de ni'et te vergeten), die door hen gelezen waren, en voegde '< sr bij, om zooveel mogelijk waatbotg te hebben vooc volledigheid, dat zij' de bjist ni'et met hun naam beho'efden te oadetteefcenien.

En de uitslag?

Van ongeveeii id'ettig catechisanten, dus een be^ tiekkelijk kl'ein pieicentage, kreeg ik antwooid. Wanneet ik eehtei in aajnmeiking neem, dat een groot deel van de jongemenschen op dez; en leeftijd g'een tijd of lust hee'ft tot lezen (de enquête „Als wSj kiezen gaan", heeft, idi't voot an-dere klingen wel heel duidelijk giaii bet liclbt gebiacht), 'dan 'mag ik aannemen, dat de genoemde dertig biechtelingen toeh wel vettegenwoordigen bet belangrijkste contingent detgenen, die zich weikelijk inlaten met litratuur.

Ik heb de ve'tsdiillande boek-titels der lijlstan (sommigen lepotteetden een enoim getal, dat ©en kleine bibliotheek vettegenwoordigde) ingedeeld in veiscbill'gnlde tubrieken, en kwam toen tot bet vO'lgende m'0tkw, aaidige resultaat.

Ernstige, stichtelijke, boeken waien verre in ïïe minderheid. De eenigeiU, die mij' werden vermeld, waten: „E Voto" en „Voot een distel een mirt" van Dr. Kuyper, „De Navolgiing van Christus" vaa Thomas a iKiempiis", „De Cbristenreize" van Bunyajn, „De taan, die den Heere 'STeest" van Ds. Fernhout.

In 'dit op'zicht maakte, zoowel de lectuur van de m'eisjes als va.n de jongens, geen verhef f endea indruk.

Overigens was natuurlijk de litetatuur der meis jes idegelij, fcer da, n van de manlijke jeugd.

Ik bepaal mij eerst tot 'de boeken door de jonge-'dochters vermeld.

"Bijna uitsluitend bestaat deze lectuur uit verbalen. Een heel 'enkele leest de gedichten van Beets of De Ganestet, het lettetkundig wetk van Potgieter of een 'Opvoedkunidig boek van Ligtbart.

Het overiige is: verhalen, niets dan verbalen, en 'daarbij' zijn de bo'eken van neutraal of „paganistisch" karakter in aantal zeker het dubbele van de christelijke of christelijk geti'nte lectuur.

Van de christelijke schrijvers werden mij opgegeven : (ik begin met de bui)te'nlahdsche): Maltzahn (vrij 'druk .gelezen), Runa, Beechet-Sto-we, Lewis '\Vallaoe', Masojn, Maj. BiOwen, Aloock, Maclaren, Yonge, .M. V. iO., voorts de Nedetlandsche auteurs, : K-eunimg, H. S. S. Kuyptet, L. Penning, Seerp Anema, Joh. Breevo'ort, Ulfers, G. Schrijver, Hoogstraten-Scho'cb, J. Veltman, Nelly Has."

Als „neutrale" schrijve'ts, die niet behooren tot de .richting der mo'derne woo'idkunst, werden genoemid': Marlitt (zeer 'druk gelezen), Fanny Eden (zeer in trek), Barclay, Co'relli, Lagerlöf, Edna Lyall, Wetnet, Dicktens, Grimm, Ernst Zahn, Hall Caine, Reuter, Walter tScotl, Ouidia 'cn de HoUand'sohe auteurs (in de mimderbeid): Schimmel, Bosboom-Toussaint, J. J. Cremer, Corn. No-ordwal, Ollmante, Melati van Java, KoC'tsveld, Hildebrand.

Onder 'de grappige - en drakerige lectuur reken ik: Justus van Mautik, E.. Sue, Otczij' (Pimpe-rnel) en Sinclair.

Van die moldietn'en lazen de meisjes: Boudier— Bakker, Henri van Boven, Reyneke van Stuwe (één meisje haid najgenoeg al hare werken genoten), Auigusta de Wi'tt, Top iNaeff, Anna van Goch-Haulbiach, Frederik van Eeden, FalklanJd, Streuvels, Brusse, Haspels, Felix Timm'ermans, (Pallieter), Louis Couperus en Maeterlinck. Van de geprononceerd-realistische schrijivers weirid mij alleen 'genoemd: Martin (Danseresje)., Laat ik tenslotte vermelden, 'dat de vroeger gevierde ouderwetscb-christelijke scib'rijvers, Gerdes, .Van Lummel, Andriessen, Kloppers, z'eeasp'oradiscb op de lijlsten waren te vinden.

De leotuur valn de jongens vertoonde een totaal an'der beelid.

Hier waren di& „modernen" verre en verre in (de mieetderheid. .Van soimmigen kreeg ik - den indruk, dat ze met modeme le'tterkunide waren overvoed, . misschien wel vergiftigd.

Van de bepaald stichtelijke schrijivers kregen alleen een beurtr, . Dr. Knyper („Nabij' Go'd te zijn"), Rullman, Dr. dte! Hartog, Dt. Callenbach, Ds. Fernhout, Bettex.

Van de chtistelijke vethalen-schrijveis voaid ik: Maltzahn, Alcock', Ulffets^ G. ScbrijVer, Hoo'gstxaten-Schoch.

De neutralen: Marlitt, Hall Caijie, Lagerlöf, Eidna Lyall. ;

Maar dan de moidemenl E'en schier eindelo-oze ïij': Jacques Petk, Helene Swarth, Roland Holsit, , Boutens, Kloos, , Verwey, Heyermans, Van Eeden; Burman, Boudier-Bakker, .Van D'eyssel, Couperus, Quérido, Brusse, Top Naeff, Rieyneke Stuwe, Streuvels, Tim'mermans, Adama van Scheltema, d' Oliveira, Herman .Ro'bbers, Johan de Meester, Bietrnatd Canter, Curwood, d'Annunzio, Balzac, Ibsen, , Bematd Shaw, Nietzsche, - en wellidhit mag ik Multatuli biet ook bij^ refcen'en.

Van de beslist-tealistis'che Hteratuur vermeld ik: Barbusse , , , De Hel" (oi.a. gelezen door denzelfden jongelki'g, idiie opgaf 'Kuypieir's „Nabij God te zij'n"), Zola, („Het 'Lanid", , , , Gietminal", „Nana" en „Hat Geld"), Quétido's „Levensgang!", Maitin (Malle Gevallen).

Een enkele cateohisant toonde bepaald lette'tkunidige neigiingien, dootidat hiji zicb in dé modemie dichters verdiöpte', piet behulp van bloemlezingen als van J. N. van Hall.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

Moderne letterkunde en Christelijke opvoeding.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1920

De Reformatie | 8 Pagina's