Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Critiek op de Christelijke vakbeweging.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Critiek op de Christelijke vakbeweging.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen de christelijke vakbeweging zijn 'in den laatsten tijd tal van bezwaren ingebracht. Deze bezwaren' gronden zich öf op de Heüigje Schrift, óf op factische toestanden. Het .eerste is nipt houdbaar, omdat de Schrift naast berusting en vertrouwen, ook activiteit en arbeid predikt, en tot reformatie aanspoort. Daarin ligt de grond voor de christelijke vakactie; omdal zij moet zijn de strijd tegen het sociaal onrecht.

IV.

Het beroep op de Heilige Schrift, dat in den laatsten tijd meer en meer opgeld doet, is, gelijk ik in het vorige artikel uiteenzette, niet houdbaar. Viel de vakbeweging op grond van Gods Woord te bestrijden, dan zou elke publieke actie, waarmee ook materieele belangen gemoeid zijn, voor ons contrabande wezen, en mocht een Christen zelfs niet denken aan individueele pogingen tot levensverruiming en lotsverbetering. Doch, waar niemand er aan denkt om met de Schrift in de hand dit laatste te veroordeelen, kan evenmin uit principieel oogpunt het gemeensdhappelijk streven verworpen worden, en het Woord des Heeren treedt ten opzichte van deze dingen allerminst verbiedend op. Wel zegt het, hoe wij naar levensverheffing zullen staan. "Wel verbiedt het alle actie en lederen arbeid, die voortkomt uit motieven van ontevredenheid of afgunst, en ontspringt uit zondig materialisme en eigenbelang, doch tegen een rechtvaardige en door de vreeze Gods bestierde sociale beweging keert het zich niet. Daaruit vloeit terstond voort, dat de moderne vakbeweging voor onze menschen, evenals iedere organisatie, die niet leeft uit de beginselen van het getuigenis des Hee-

ren, verboden terrein is, en alleen in de christelijke bonden onze plaats kan zijn. Alleen in i^iulk een vereeniging, die zicb baseert op den inhoud van de ordinantiën Gods, is het mogelijk, dat het ideaal, wat ik in enkele korte trekken aangaf, nagestreefd, en de sociale strijd heilig gehouden wordt.

Dit laatste wordt m. i. door Dr Nederbragt te veel vergeten.

In zijn bezwaren tegen de huidige arbeidersgemeenschap generaliseert hij teveel. Hij scheert christelijke en niet-christelijke actie teveel over cén kam, want in een organisatie, die zich laat leiden door 's Heeren Woiord, kan en moet voorkomen worden, wat hij ducht, en reeds den vakbonden verwijt. Daarom is zijn critiek tegenover de christelijke vakactie niet billijk. Want een van beide, óf zijn bezwaren zijn ontleend a9.n de werkelijkheid, maar dan is de christelijke organisatie haar beginsel ontrouw geworden, 6f het christelijk karakter is, en wordt wel bewaard, doch dan zijn van haar niet de gevaren te duchten, die Dr N. noemt.

Alleen zoo komt de quaestie zuiver te staan. De critiek kan niet gaan tegen de organisatie als zoodanig.

Want al is deze vorm van „gemeenschap en optreden" niet de ideale, en al lacht ons de patriarchale verhouding meer toe; al is misschien de weg van bedrijfsgemeenschap een uitnemender weg, en wordt de sociale vrede door anderen vorm van vereeniging meer bevorderd, de vakactie op zichzelve, en dan bedoeld als christelijke actie, kan noch op grond van directe uitspraken der Schrift, noch met beroep op afgeleide principes als o n g e-0 o r 1 o o f d veroordeeld worden. De bezwaren van Dr N. behoeven niet te gelden. Het waarachtig christelijk beginsel sluit ze uit. Dit behelst immers de harmonie tusschen individu en gemeenschap, lusschen geest en stof, tusschen recht en belang, en dit kent en stelt de prioriteit van het ideëele boven het materiëele. Waar dat beginsel in der - waarheid den toon aangeeft en zoowel de organisaiie in haar geheel als de leden afzonderlijk zich door deze autoriteit laten beheerschen, worden de dwaalwegen vermeden, en de rechte paden bevrandeld.

Heerscht dus het christelijk beginsel?

Niet ten volle, zegt de heer Scheps.

Het mammonisme is in de vakbeweging ingedrongen en het geestelijke geraakt op den achtergrond. En velen stemmen met hem in, en oefenen, al schrijven ze geen brochures, eenzelfde critiek. Is die critiek juist? Ik kan op alles, wat in de brochure over het Mammonisme te lezen staat niet ingaan, maar wel wil ik zeggen, dat zij ware dingen zegt. Echter ook eenzijdigheden. Zij kent Ixv. aan den invloed der christelijke volkspartij teveel invloed toe, en wrijft de christelijke vakactie aan, wat op rekening staat van deze „christen-socialisten". En dit is niet billijk. Ik heb b.v. voor mij gToote bezwaren tegen DT V. d. Laar en zijn partij; en neem niet gaarne voor mijn rekening, wat dezQ in naam van het christelijk beginsel beweert en propageert, doch pm die reden waag ik het niet de christelijke organisaties, waartoe ook leden van deze partij behooren, in staat van beschuldiging te stellen. Natuurlijk hebben onze organisaties haar grondslag te handhaven, en te weren ieder, die, zij het dan onder een christelijke vlag, den klassenftrijd en het haatbeginsel voorstaat. Wanneer de christelijke vakbonden deze ideëen ongehinderd in hun midden lieten voortwoekeren, 2ou de toestand bedenkelijk worden, maar zoo staat de toestand m. i. niet.

Echter de heer S. wijst ook wondeplekken a--in. Het kan niet ontkend worden, dat de christelijke vakbeweging in Nederland na 1918 veel te, snel gegroeid is, en de deuren te wijd openge-worpen zijn. Toen trok alles naar onze bonden. Wat niet socialistisch was, stroomde onze poorten binnen. Doch er is teveel ingestroomd. Ook onzuivere elementen zijn binnengedrongen. De quantitatieve groei was niet evenredig aan den qualitatieven bloei, en de veelheid heeft, evenals in zooveel lichamen, niet gunstig gewerkt. En een gevolg daarvan is geweest, dat hier en daar het christelijk beginsel op den achtergrond week, en het belang te veel zeggenschap kreeg en vergeten werd, waarom men streed en ijverde. Deze dingen moeten beleden woiden, en ernstige menschen uit onze vakactie hebben mij dit meer dan eens erkend. Er donkeren dus schaduwzijden. Wie zijn oogen hiervoor sluit, is ziende blind, en bedriegt zichzelf. Maar ik meen terstond te moeten opmerken, dat van deze „verzakelijking" de hoofdleiding geen verwijt is te maken. De hoofdoorzaak schuilt hierin, dat teveel elementen zijn opgenomen, - nder christendom niet sterk of in 't geheel niet sprak, en het christelijk beginsel door deze en andere invloeden gedrukt is.

Maar wat nu?

Nog eens de Kerk en ie sociale kwestie.

Op het Agendum voor de 39ste jaarvergadering van Patrimonium, te houden op 10 en 11 Juli 1922, komt dit voorstel voor van de 'Afd. 's-Gravenha.ge:

De Kerk en de sociale kwestie:

' De Bondsvergadering drage het Verbondsbestuur op, in overleg te treden rhet de daartoe bevoegde organen ter bevordering van de sociale opleiding der predikanten.

Toelichting. , Van zeer groote beteekenis is de sociale kwestie voor de Kerk en de Kerk voor het sociale leven. Men beschuldigt de Kerk er van, dat zij het hechtste bolwerk is van het Kapitalisme en toont daardoor dat men haar groote Waarde toekent. Trouwens valt het niet te ontkennen, dat de mensch een eeuwig'e bestemming heeft en hoe meer die bestemming tot haar recht komt, hoe pieer de mensch Waarlijk mensch is en waarde heeft 'voor het maatschappelijk leven. Dat velo arbeiders zich in de armen der sociaal-democratie hebben geworpen is anderzijds het bewijs er van dat de sociale kwestie ""beteekenis heeft voor de Kerk. Ook wordt de Kerk dikwijls beoordeeld naaj de practijk van hare leden op' het maatschappelijk levensterrein. Daar is voorts de invloed van verkeerde maatschappelijke toestanden op de menschen, ook op de leden_ der Kerk. „Als de Kerk een dag hare roeping verstond, was aan den avond de wereld bekeerd, " zeide Kingsley. Het kan niet worden ontkend, dat de predikant het stempel drukt op de Kerk. In het alg^emeen hapert er wel wat aan het sociaal gevoel en het sociaal inzicht der predikanten. Vandaar dat de prediking niet volledig en getrouw het Woord Gods aan de gjemeente brengt, terwijl toch ook voor het sociale - leven vele rijke en diepe lessen voorkomen in den Bijbel.

Naar onze meening ligt de fout bij de opleiding. Noch bij de opleiding der Hervormde noch bij die der Gereformeerde predikanten wordt voldoende aandacht geschonken aan het sociale leven. Zoowel het sociaal gevoel (door het meeleven in jeugd-en sociale organisaties) als het sociaal inlicht (door lessen en studie) moet Joevorderd. Over deze dingen te spreken met 'bevoegde personen en organen, komt ons gewenscht voor.

Men leze voorts blz. 440 e.v. van Chr. Soc. Studiën.

Het Verbondsbestuur heeft het volgende advies uitgebracht:

Hoewel instemmende met de strekking van hetgeen door de Afd. 's Gravenhage in de toelichting op haar voorstel wordt gezegd, mteent het Vcrbondshestuur echter, dat de uitvoering van wat het voorstel zelf wil, moeilijk tot stand te brengen Izal zijn. Vooreerst zal het aantal der in het voorstel bedoelde organen, tot wtelke men zich zou moeten wenden, zeer beperkt blijken te zijn. Immers, er wordt maar niet slechts begeerd: sociale opleiding zonder meer, doch een sociale opleiding in den geest als door ons Verbond wordt verstaan. Verder zal zeer waarschijnlijk het plegen van overleg met die organen omtrent de sociale opleiding zich moeten bepalen _ tot het uiten van wenschen.

Het Verbondsbestuur is zeer voorzichtig.

Voorzichtiger dan de Haagsche Af deeling. Zij poneert iets, wat zij niet bewijst.

Voor hetgeen zij over' de opleiding zegt, voert zij geen argumenten aan, en ik had gaarne gezien./ dal. zij had aangegeven in welk opzicht zij de opleiding veranderd wil zien. Natuurlijk onderschrijf ik gaarne de gedachte, die aan het Haagsche voorstel ten grondslag ligt, maar met algemeenheden is men niet_ klaar. En het spijt mij, dat de afdeeling, waarvan ik zelf lid ben, zich niet precieser heeft uitgedrukt. Wat het Verbondsbostaiiralleen doen kan, is m. i. een verzoek te richten tot de curatoria der verschillende opleidingen, waarin aangedrongen wordt op meerdere aandacht aan het sociale leven. Mag ik eindelijk verwijzen naar hetgeen ik schreef als slotstuk op de artikelen van den heer Heijns; en waaruit ik nog eens herhalen wil, dat in onze specifiek gereformeerde opleiding de èociale ethiek niet vergeten wordt.

K. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Critiek op de Christelijke vakbeweging.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's