Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De loochening der Gemeene Gratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De loochening der Gemeene Gratie.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In Amerika is onder de Gereformeerde broederen ernstig geschil gerezen over het leerstuk van de Gemeene Gratie.

Er zijn er, die meenen, dat deze leer onscliriftuurlijk is en daarom de Gemeene Gratie loochenen.

De stand van de kwestie wordt uiteengezet in de, brochure van 'D's J. K. van Baaien: „De loochening der Gemeene Gratie, Gereformeerd of Doopersch".

Ds van Baaien ziet in dit geschil een beginselstrijd tusschen Calvinisme en Anabaptisme en meent, dat in Hollandsche kringen in Amerika nog maar al te veel van den Dooperschen zuurdeesem te bespeuren valt.

Om onze lezers vogr te lichten, volgen we den schrijver op den voet.

We wenschen echter deze zaak geheel los te maken van den Jansen-kwestie.

Ook werpen we ons niet als scheidsrechter tusschen de Amerikaansche broeders op.

Daarom blijven hun personen buiten geding.

Zij, die in Amerika de Gemeene Gratie loochenen, zetten de uitspraken van godgeleerden als Kuyper en Bavinck, in deze kwestie eenvoudig op zij: en Ijetoonen daarbij niet steeds het verschuldigde respect.

Voor hen in het Noachitische Verbond een verbond van particuliere genade.

Ook wordt volgens hen, het leven der wedergeboorte niet gedragen door het leven uit de schepping. Evenmin is ook het verbond 'der bijzondere genade aan alle zijden omringd door een algemeene genade, gelijfc een kern door zijn bolster.

Er bestaat, zoo gaan zö verder, geen genade, dan in het bloed van Christus en in den natuuriijltSP mensch is er van vatbaarheid voor genade in het . hart geen sprake.

Tot den natuuidijken mensch vloeien wel uitwendige zegeningen, welke voor den geloovige bestemd zijn, af, maar die zegeningen verkeeren voor hem in een vloek.

Heeft Ds van Baaien hiermee het gevoelen van hen, die de Gemeene Gratie loochenen, uiteengezet, zoo gaat hij tot bestrijding ervan over en wijdt daaraan het overige van zijn brochure.

We willen zijn bezwaren als in vogelvlucht overzien.

Hij wijst er op, dat zij, die de Gemeene Gratie bestrijden, het vooral doen op dezen 'grond, dat het htm „inconceivable", O'ndenk'baar, onbegrijpelijk' voorkomt, dat : God buiten Christus om genade zou bewijzen. Dit noemt hij rationalismie. En of men er ai aan toevoegt: „in het licht van de Schrift' onbegrijpelijk, maakt ywr hem' geen verschil, omdat vele rationalisten eveneens op den Bijbel teruggaan, tolaar aan h^n ratio, hun rede, de bleslissing overlaten.

En wat het beroep op de Schrift aangaat, brengt hij naar Voren, dat men slechts één tekst aanhaalt, n.l. Rom. 9:9—13, waarin gesproken wordt O'Ver de verkiezing van Jakob en 'de verwerping van Ezau.

Daaruit leidt h'ij af, dat de bestrijders der Geto'cene 'Gratie een „single-track theology", een theologie langs één rail, één lijn huldigen, terwijl de Schrift twee rails, twee lijnen doet zien.

De loochening der Gerneene .Gratie 'gaat eenzijdig uit, zoo (betoogt hij nader, van de leer der verkiezing en verwerping. En nu wordt die leer door

hem van harte aanvaard, ta'aar daarin gaat voor hem de iSchrift _ toch niet op.

Al kunnen wij die lijnen niet tot één brengen, daarom kunnen zij in „Godes hbogere logica" nog zeer wel één zijn. 'A\ gelukt het ons niet .de synthese tusschen Gods straifende gerechtigheid en Zijn liefde te vinden, zijn die deugden daarom in God niet dezelfde? zoo vraagt hij.

Hoe belangrijk ook de leer der uitverkiezing zij, ge Imoogt daarop alleen uw theologie niet opbouwen", zoo roept hij zijn tegenstanders toe.

Maar hij ontdekt bij hen nog ©en tweede fout, n.l., dat zij uitgaan van wat zij bewijzen moeten. Zij moeten aantoonen, dat er slechts één soort van genade is n.l. de zaligmajkende en nemen dit als uitgangspunt iVan ten • betoog', dat een tweede soort van genade „inconceivable", onbegrijpelijk is.

Hij wraakt [het voorts in lien, dat zij hun oordeel, als zouden de gaven Gods sommigen tot voordeel, anderen tot onheil zijn, trachtten te staven met een tekst als Hebr. 6:4—6, waar sprate. is van hen, die eens verliqht zijn geweest en de hemelsche gaven gesmaakt hiebben en dan aft'^allig worden. Hier toch wordt gesproken van bepaalde geestelijke zegeningen en niet V^an „alle goede gave en volmaakte gif te" der algemeene genade. „Maar met de vraag of er dan niet een genade is, die niet tot een uitbarsten in grovere zonde voert, die niet ons oordeel verzwaart, maar die 'het bederf en den voortgang 'der zonde stuit, heeft dit niets te maken".

Hij stelt vervolgens als gevolig' van deze loochening der Gemeene Gratie voor oogen: „Ze moeten öf toestemmen, dat de natuurlijke mensoh nog wel in staat is „eenige burgerlijke gerechtigheid te volbrengen", ten dat zonder Gemeene Gratie. Maar dat willen 'ze niet. Want dan zouden ze het allesb'edervende karakter der zonde ontkennen. En dat willen ze niet. Of ze moeten, ontkennende, dat dat weinigje zaligmakende genade den natuurlijken mensch tot eenig goed kan brengen, staande houden, dat de natuurlijke mensch geen goed hoegenaama Kan verrichten. En zoodoende kwam' .Ds D. er toe openlijk op een classicale vergadering te zeggen, dat het 'fmwelijk tussCiien twee niet-christenen niet anders dan bestialiteit kan zijn, en 'de •soort liefde welke de duivelen voor elkander heb'ben!!”

Had Dr Kuyper reeds gevraagd: „Toen Farao's dochter bet kindek'e Mozes uit den Nijl redde, deed ze toen goed ol kwaad", D's van Baaien geeft daarop ten antwoord: j, Farao's dochter zal (tenzij ze van Mozes het Woord Gods heeft aangenomen, wat we niet weten) wél verloren gaan. Maar had ze Mozes moeten laten verdrinken of verhongeren, en had ze zich venihieugd in de stuiptrekkingen van een stervend Israëlitisch kind, dan zou ze nieer te verantwoorden hebben gehad, dan nu ze over dat kindéke zich! ontfermd heeft, en 'het aangenom'en tot haar koninklijken zoon! Men vergete dit niet".

Een soortgelijke .gedadhte ontwikkelt hij later uit het boek Jona. Geeft —• zoo-Vraagt hij — het boek Jona te kennen, daf de Ninevieten een overvloeisel van zaligm^a^kende genade ontvingen, m'aar die tot erger gebruiken? Werden ze door Jona's prediking nog, igoddeloozer ? Is het dan niet waar, ^at het Woord zegt: „En God zag hnn werken, dat zij zich bekeerden van hun boozen weg, en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken hiad te zullen dofen en Hij deed het niet? "

Overigens citeert Ds van Baaien nog meer uit de Schrift, ook uit de belijdenis en de werken van Gereformeerde godgeleerden om' dan te besluiten, dat zij, die de Gemeene Gratie loochenen terecht van lAnabaptisme, va.n Doiopierschie dwalingi, met de amiexe praktijk van de „mijding" kunnen worden beschuldigd.

Hiermee mteenen we onze lezers voldoende in Amierikaansoh Gereformleerd klimaat te h'ebhen overgebracht, om iover deze kwestie na te denken.

We hopen een volgend taaal te onderzoeken, hioe .naar Ions gevoelen over die kwestie moet worden geoordeeld.

Op gespannen voet met de historie.

„Bergopwaarts" heeft het over de belangstelling Van Gereformeerde zijde voor de Ethiscihen. Het blad zegt:

Er is in den laatsten tijid een opvallende en bijzondere belamgstelling, in Gereformeerde kringen voor ethischen en de ethische ricfiting.

Wel had ook reeds in vroegere jaren het ethisch beginsel de aandacht van Gereformeerde theologen, maar dan toch slechts sporadisch. Zoo schreef in 1884 de helaas overleden prof. H. Bavinck over: „de theologie van Daniël Chantepie de la Saussaye, " een geschrift in 1902 herdrukt. Een Russisch spreekwoord zegt: „de eerste raad van een vrouwi moet men ojjvolgen, de tweede niet." M.a.w. de eerste raad van een vrouw is gegeven bij' intuïtie, de tweede is reeds vrucht van berekening en daaromi minder waardevol. Zoo leeren wij p'rof. Bavinck in zijn eersten druk van genoemd boekje kennen als de echt wetenschappelijke, ruim'e geest, ook al is zijn monoigrafie niet veel meer dan een mozaïk naar het oordeel van prof. Valeton Jr., (bovendien: zijn preeken raadpleegde Bavinck niet, die even noodzakelijk zijn omi de la gaussaye te leeren kennen als zijn andere werken). In den tweeden druk •; heeft hij; enkele passages gewijzigd. Waarin hij ietwat terugkomt van zijn vroegere formulecring en zich veel gereserveerder toont.

Na prof. Bavinck schreef prof. Honig te Kampen eenige jaren geleden nog eens over: „Ethisch of Gereformeerd" in een uitgegeven rede. Zoo nu en dan sprak ook D!r ICinyper in zijn „Gemeene Gratie" over de meening der ethischen.

Maar na deze enkele publicaties is er in den laatsten tijd een levendiger belangstelling, in gereformi. kringen waar te nemen. Helaas niet altijd een belangstelling der liefde. Er wordt daar veel gesproken en geschreven over de ethischen' en hun beginsel.

We zuljen op het slakje van het Russische spreekwoord niet al te veel zout leggen. Een beetje is voldoende.

De ethische literatuur kenmerkt zich over het geheel mede daardoor, dat zij doorspekt is met uitspra.ken va.n 'Kierkegaai'd, Ibsen, Lhotsky é. a., ook van spreekwoorden en zegswijzen.

En wij zullen niet ontkennen, dat dit aan hun geschriften iets pétillants geeft. Toch kan het ook welpens vermoeiend werken, vooral als de lezer denkt, dat zoo'n citaat er met de haren is bijgesleept.

Dit laatste geldt zeer zeker vair het Russische spreekwoord over den raad van een vrotiw. Of heeft misschien een vrouw Bavinck bij den eersten druk van zijn monografie over Chantepie de la Saiussaye geïnspireerd? Dat zou een bio^ grafische bijzonderheid zijn, waar ik niet achter heb kunnen komen en die mij toch buitengewoon interesseert. Of moet ik hiet derde Van de vergelijking zoeken en ooncludeeren, dat de eerste uitgave van Bavinck's boekje uit intuïtie is geschreven? Dat zou me een wonderlijke intuïtie zijn! Of moet ik eenvoudig weg aannemen, dat een eerste druk altijd beter is dan een tweede? Dan ruil ik gaarne eerste drukken in tegen tweede drukken, welke de sdhrijver van het „Bergopwaarts"-artikel van dezelfde werken mocht bezitten.

Maar wat ons meer belang inboezemt is zijn oordeel over [het vroegere en het latere geslacht der Gereformeerden. Ook hier schijnt de eerste uitgave 's schrijvers voorkeur te genieten boven de tweede.

Vroeger liet toen volgens hem' de Ethischen tamelijk met rust. Doch nu?

Hij geefteenopso'mming van geschriften, de laatste jaren over de Ethischen geschreven en van lezingen over Ih'en igehouden of te houden: het boek en het xeferaat van Ds J. van der Sluijs, de brochure , Van Ds OH. C. van den Brink, de studie van D's A. M. Dlermianse, de Voordrachten van D's F. C. Mieijster en 'naangökondigde inleiding' van Dr K. Dijk.

Ziehier, aldus de schrijver, ziehier reeds een heel iijistj'e. Het onderwerp! zal waarschijnlijk voorloopig in die kringen niet van de agenda zijn.

Dit alles aanschouwende stelt men de vraag: vanwaar die belangstelling?

Ik antwoord: het is meer dan belangstelling: 't is tegelijk afweer. Want men schijht het „ethische gevaar" te vreezen, vooral nu het zich z.g'.n. „georganiseerd" heeft. Een bewijs dat de ethische richting nog geen wegstervende richting is, zooals is gezegd, maar springlevend, in ieder geval levend genoeg dm in somöiiger oog „gevaarlijk" te zijii. Afweer, want er zijn er onder de gereformeerden, die. gaarne naar ethischen luisteren en ethischen lezen. Het gespreek en geschrijif bewijst ons weder eens voor de zooveelste maal de waarheid van de Spinozistische stelling: „elk ding Iraoht in zijn eigen bestaan te volharden".

Hier wordt een zware bioom' geplant in stuifzand. ' ! ' 1

De schrijver blijkt al ? ioel weinig Van het werk van Dr Kuyper te kennen.

„Zoo nu en dan sprak ook Dr Kuypfer in zijn „Gemeene Gratie" "over de mteening der ethischen". Het zou de moeite waard zijn te vernemen, wat de „Bergopwaarts"-scribent al zoO' van. Dr Kuyper heeft gelezen.

Er versCiheen hijnai geen theologisch geschrift van Kuyper's hand of de Ethischen worden er in blestreden, ook ial noemde [hij dien naam^ niet altijd. Dan duidt ^ij hen aan als aanhangers van de theologie van Schleiermadber of Vermittelungstheologen.

Laat de schrijver maar eens opslaan „De verflauwing der Igrenzen" en dan vooral de noten niet overslaan.

Wat tegenwoordig tegen de Ethischen gesproken en geschreven wordt, k!an hij nog opsomim'en.

Wat Kuyper tegen hen geschreven heeft niet. bijna

De Kuyper-bibliographie in ons blad zal ook hierin zeer leerzaam' zijn.

Miaar vergete jm'en dan niet de „Herauf'-artikelen..

Als de techtijver alleen tnlaar de jaargangen van „D.e Heraut" doorlas, zou hij dadelijk Van zijn dwaling zijn genezen.

Dat er nog belangstelling Voor de Ethischen onder ons is, is geheel in Kuyper's geest.

En hoe Bavinck tegenover de Ethischen stond, kan blij'ken uit mijn biografie over bem.

De z.g.n. „iafweer" toekent b'eusch' niet van vandaag of gisteren.

Niettemin willen we op een , anderen k'eer nog weleens over de htiidige belangstelling spreken.

Een puzzle.

Van de kloeke rede van Prof. Dr H. Visschler in de Tweede Kamer over de financiëele verhouding tusschen den staat en de kerken werd door ons met 'genoegen kennis genomen.

Dat die rede daar op zijn plaats was staiat voor ons hoven |allen twijfel.

Dat de Regeering in deze een plicht heeft, evenzeer.

Jammer, dat [het denkbeeld van den heer Colijn om Ihet in 1920 afgebroken overleg over deze zaak te hervatten, niet werd aangenomen.

Imniddels staan we hier voor een puzzle.

Want zou de a, frefcening komen, dan hebben onze Gereformeerde Kerken 'zeer zeker hierin ook rechten te laten gelden.

Dat daarom van de zijde der kerken deze zaak' nader werd onderzocht, verdiende aanbeveling.

Als men eens van verschillende richtingen de hoofden bijeenstak len' de Regeering een oplossing |aan de (band kon doen, zou toen veel zijn gevorderd.

Of zou Imissohien deze puzzle een Gordiaanscbe iknoop blijken, die zich! alleen taaar tot doorbakken leent?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

De loochening der Gemeene Gratie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's