Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

baar zijn. Wij hebben toch een christelijken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

baar zijn. Wij hebben toch een christelijken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

baar zijn. Wij hebben toch een christelijken staat! waar de christeHjke beginselen nog altijd als' grondslag rail alle wetten en bepalingen erkend worden. Belachelijk is het verschil hierin te zoeken, dat 'het den Legerpredikant verboden is „een , ainbtelijke bediening bij eenige plaatselijke kerkelijke gemeente te hebben", alsof de vereenigingen voor-. noemd niet hetzelfde willen. De kwestie met Ds Van Kasteel, die als verbonden aan de kerk van Loosduinen, geestelijk verzorger van de stichting BloemendaaJ wilde wezen, — geeft ons, 't bewijs, • dat genoemde vereen iging precies hetzelfde verlangt als de Regeering en toch is nooit aanmerking gemaakt op het emeriteeren van die predikanten, nu •aan bedoelde stichtingen verbonden. Zelfs al werd • de betrokkene Directeur, dus met wel wat anderen dan geestelijken arbeid ook belast, men gaf eenvoudig emeritaat, en de betrokkene werd Ambtenaar van zijn vefèeniging.

Men late zich daarom door zoo'n naam, — die sommigen schijnbaar opzettelijk naar voren schuiven, — niet misleiden en geloove mij op mijn woord: geen anderen arbeid verrichten de legerpredikanten dan wan geestelijken aard.

Wat wij dan zooal doen?

Zie, zoodra als de jongelingen ingelijfd , zijn, komen wij. Legerpredikanten, in een vergadering, waar al de recruten v; an Protest, belijdenis bijeengebracht worden, hun toespreken. Wij wijzen hen op de gevaren zoowel lichamelijk als geestelijk, die hen omringen.

Wij vermanen hen toch vooral hun verleden niet te verloochenen; laJs zij uit een christelijk gezin zijn, dat zij dan ook in de kazerne als christen-jongelingen moeten verkeeren en zijn. Wij zeggen hoe zij dat kunnen doen. Wij maken hen bekend met bepaJingen, koninklijke en ministeri-€ele besluiten alsook legerorders, die hun allerlei rechten waarborgen bijv. op stilte voor het gebed, zoowel voor als na eiken maaltijd, op Bijbellezen enz. Wij zeggen hun toe, dat, mochten zij onverhoopt ooit moeite krijgen, zij dan in ons steeds direct helpers en verdedigers van de gegeven rechten zullen vinden. Wij wijzen op bepalingen tegen het vloeken, zedelooze gesprekken enz., en dringen er krachtig op aan toch vooral mee te werken ook met ons, om te weren of te keeren al die zedelooze praat en Öie Godslasterlijke taal. De weg, hoe zij dit alles bestrijden kunnen en moeten, wordt aangewezen en hulpe toegezegd. Tot het bijwonen van die „begroetingssamenkomst" noodigen wij geregeld uit al de predikanten (of ouderlingen) van de plaatselijke, kerken, wier namen ons, op ons verzoek aafc^érespectieve kerken, .zijn, opgegeven.

Helaas, niet steeds gev'en 'deze kerkelijke ver-, tegenwoordigers gehoor aan onze uitnoodiging.

Als ik zoo ongeveer drie kwartier gesproken heb, dan geef ik gelegenheid a, an genoemde heeren om óf zelf iets in 't algemeen te zeggen, óf direct d i e jongelingen, die tot hun kerk behooren, nu even apart bij zich te ontvangen, bijv. achter in de zaal, om persoonlijk kennis te maken en met ihen te spreken, over catechisatie en kerkbezoek.

Elk zal gevoelen, dat d i t voor de kerken zoowel als voor de militairen, van 't hoogste gewicht is. De jongelingen zijn nog maar eenige dagen onder de wapenen, gevoelen zich nog zoo vreemd, willen daarom wel graag geestverwanten en „eigen dominé" leeren kennen; zij zijn nog niet va, n den kazerne-geest doortrokken; — later zou dat minder gaan, om ze er toe te krijgen zich .zoo afzonderlijk bij een predikaat te vervoegen. Dat leert ons de ervaring. Daarom zoo spoedig mogelijk deze begroetingssamenkomst, is onze leuze; dat legt de eerste en beste verbinding tusschen kerk en militairen. Het zou zeker nog beter slagen indien de garnizoenskerken vóórdat de jongelingen opkomen, reeds wisten van al de kerkeraden w i e uit lun gemeente op dien tijd, in dat garnizoen ingedeeld wordt. Zie dan kon er niet één zichi schuil houden; dah werd, volgens opgegeven lijstje, gecontroleerd, en hij, die zicih verbergt, opgeroepen. Helaas, dat de kerkeraden d i t niet beter verstaan en toepassen. Het is zoo noodig, want in die eerste weken na inlijving, wordt meestal beslist over den geheelen diensttijd. In die eerste maand komen velen in „de verzoeking en in den strik". En men houde het zich voor. gezegd, dat menig Cleref. jongehng er niet voor uitkomt, dat hij Gereformeerd is; er zijn er (ik heb er ondervinding van) die gewoon Protestant opgeven; zelf? ; is 'l voorgekomen, dat een Gereformeerde jongen opgegeven had: geen godsdienst, „dan was hïj Van alles af!" Kerkeraden en ouders, denkt aan inv plicht! Zoonoodig wil ondergeteekende inlichtingen verschaffen aan hen, die de begeerte kenbaar maken. Door tusschenkomst van ons, legerpredikanten krijgen al de garnizoenskerken een lijst van hen, die zich opgegeven hebben te behooren tot hun kerk. Maar die lijst komt notabene 3 a 4 weken n a inlijving! En is ook door foutieve opgave van de jongens zelf, niet altijd volkomen betrouwbaar. Daarom is het beslist noodig, dat de kerkeraden opgaaf zenden vóór dat de inlijving plaats heeft. Da, t kan; elke kerkeraad kan aan de secretarie de gewenschte opgaaf tijdig ontvangen.

Verder is het werk van" legerpredikanten tweemaal in de maand een saimenkomst onder diensttijd te houden, met die militairen die, inplaats van anderen dienst, verkiezen naar den dominé te gaan. Sommigen zeggen: naar de kerk; maar dat is maar een naam 'door mihtairen aan deze samenkomst gegeven, 't Is geen kerk en geen catechisatie; 't is een samenkomst waartoe zij uitgenoodigd en in gelegenheid gesteld worden. Zij zijn volkomen vrij om al 1 of niet te komen. 'VVel maken enkele commandanten er dienst van, maar met deze uitdrukkelijke bepaling, die allen bekend gemaakt wordt: als de ouders liever niet hebben, dat hun zoon deze samenkomsten, hetzij bij den reohtzinnigen of bij den vrijzinnigen predikant bijwoont, dan hebben die ouders m, aar even een briefje te .schrijven, „dat zij liever niet hebben, dat hun zoon de samenkomst, geleid door Ds A of door Ds , B (of in 't geheel niet) bijwoont; en dan komt die zoon er niet! In die samenkomsten bi& den wij, lezen wij uit Gods Woord, zingen we (althans dat doè ik en ik meen ook de andere collega's als zij" jiat gevoegelijk kunnen) en spreken wij naar aanleiding van het gelezene meest een woord van vermaan, van waarschuwing, van opbeuring en vertroosting. Hart en geweten, alsook dikwijls het verstand worden bedacht. Er zijn wel eens van die onderwerpen, waarover in de kazerne, - op de kamers „geboomd" wordt. Als die ons dan ter oore komen, dan gaan wij ons woord daarop richten. Na afloop' krijgt ieder de gelegenheid iets te vrageii of te zeggen. Als hlij met 't gehoorde niet eens'is, kan hij dat zeggen, zijn bezwaren uitbrengen, zijn standpunt verdedigen. Ook kan ieder, als de anderen heengegaan zijn, onder vier oogen nog even „napraten". Daar wordt gebruik van gemaakt. Vaak wordt onze hulpe gevraagd voor 't een of ander, of ook een klacht gedaan over 't vloeken enz. enz.

Als onze spreekbeurt geëindigd-is, vragen wij of er „gestraften" zijn; zoo ja dan laten wij die cellen openen en wij treden binnen, om alleen toet den gestrafte te kunnen spreken. Is er een hospitaal in dat garnizoen, dan krijgt dat daarna een beurt. Meestal eerst spreken tot hen, die opgeroepen, in staat zijn en lust gevoelen saam te komen in een zaal van het hospitaal. De gewone toespraak .-als in-.de kazernev-Is-dat afgeloopen, dan de „zalen" door; van krib tot krib. Men zegt: dat mag niet! Dat is 't werk van de kerkelijke aiSbtsdragers! Och kom, sedert wanneer is het verboden, dat een gewoon lid eener kerk een zieke gaat aanspreken? /t Is te kinderachtig om daarvan te praten. Ieder mensch mag zijn naaste op het ziekbed toch „aanspreken". Is de patiënt er niet van gediend, dan zegt hij het: „ik heb liever, dat u mij voorbijgaat!" Best, dat overkomt mij ook wel: „Dat gezeur over dien Jezus, dien ik veracht, verveelt mij!" zoo sprak eens iemand tot mij. Welnu dan ga ik subiet verder. Niemand wordt een gesprek opgedrongen. Wie bijv. geen aanspraak wenscht van een vrijzinnig predikant (hetzij legerpredikant of niet), die kan 't zeggen, en hij wordt niet verder lastig gevallen! Dat gaat precies zoo met het verspreiden van lectuur. Trouwens daar komen ook anderen dan legerpredikanten met allerlei lectuur; maar elk patiënt kan 't weigeren. Opgedrongen wordt het nooit! Ook niet door een legerpredikant. Wel komt voor, , dat gevraagd wordt om lectuur en dat de legerpredikant, ook de Geref., graag geven wou, maar niet heeft, en dus teleur moet stellen, dengene, die zoo dringend vraagt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's

baar zijn. Wij hebben toch een christelijken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1923

De Reformatie | 4 Pagina's