Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

De christelijke vrijheid in de praktijk. (Slot.)

In het eerste artikel is een nadere verklai'ing van de keuze van dit onderwerp gegeven. Het is niet ongewenscht, dat wij tegenover de valsche ïrijheid ons rekenschap geven van de waarachtige vrijheid, terwijl de aanraking met de ideëele • aa niateriëele cultuur ons tot nadere formuleering dwingt. In het tweede artikel is uiteengezet, wat wij onder vrijheid hebben te verstaan, en gewezen op het verschil tusschen de formeele en materiëele wilsvrijheid van den mensch. Deze laatste, waarover het hier eigenlijk gaat, is de bekwaamheid tot alle goed en de geneigdheid om Gods wil te doen. Het .derde artikel loopt liierover, dat de materiëele wilsvrijheid door de zonde verloren is gegaan, maar door Christus wordt hersteld. Hij maakt ons vrij van de wet, d.i. van haar vloek en verdoemende kracht, van de ceremoniën der oude bedeeling, en van het wetticisme van den farizeër. Deze vrijheid houdt tevens in, dat de Christen opnieuw, maar nu als kind aan de geboden van zijn vader, aan de wet gebonden is. Voorts is in het vierde artikel aangetoond, dat deze vrijheid, d.i. de gebondenheid aan Gods wet, vastügt in de consciëntie, die verzoend moet worden door den Heiligen Geest, die gebonden is aa.n 's peeren Woord, die echter voor dwaling nog vatbaar is, en die door geen kerkelijk noch maatschappelijk gezag mag worden gebonden. Eindelijk heeft het vijfde artikel hierop gewezen, dat de christelijke vrijheid zich te wachten heeft voor de uitersten van wereldmijding en bekrompenheid eenerzijds, en losbandigheid en willekeur aan den anderen kant, terwijl Romeinen 14 is nagegaan om uit de Schrift ai te leiden, hoe de practijk der christelijke vrijheid wezen moet. In het zesde artikel is een korte verklaring gegeven van 1 Cor. 8—10.

Hoe moet nu de christelijke vrijheid in de praktijk gebruikt worden?

Uit het onderzoek van die hiooldstukken uit de Heilige Schrift, waarin de apostel Piaulus dit onderwerp behandelt, bleek ons, dat er eigenlijk maar één groote regel en wet is, waarnaar onze vrijheid zich heeft te richten, en wiaaraan zij zich moet onderwerpen. Die wet is de wet der heilige liefde. Zij beheersche de praktijk! der vrijheid. Zij wijze aan, hoe we van onze vrijheid .mogen gebruik maken. Zij trekke de grenzen en zij ons ten gids, en wie waarlijk vrij wil zijn en leven, wie waarlijk niet gebogen wil gaan onder het juk van werkheiligheid en wetticisme, maar staan in de vrijheid, waarmede Christus ons heeft vrijgemaakt, brenge aan haar alles ten offer. Dit zal ons duidelijker worden, wanneer wij die liefde even van nabij bezien. Zij is, zooals Jezus lOns geleerd heeft, drieërlei. Zij is eerst en voor alles de liefde tot God, en voor haar buige onze vrijheid onvoorwaardelijk. Hetziji, dat gij eet of drinkt of iets anders doet, zegt de apostel, (doet het alles ter eere Gods, en daarin ligt hlet fundanienteele beginsel van alle practische godzaligheid i). Diat beginsel wordt helaas meermalen op den achtergrond geschoven. Men stelt er iets anders voor in de plaats. Men laat zicili niet door iets positiefs, maar iets negatiefs beheerscihen, en vraagt dan: zou ik er zonde mede doen? is het op zichzelf verkeerd? Doch dit vragen is eenzijdig. Bij het gebruik vian onze vrijheid hebben wij! niet te probeeren, hoever wij gaan kunnen zonder in 'het kwaad te vallen, en nauwkeurig met de millimeter af te passen, hoe diclit wij het verkeerde kunnen naideren, zonder het aan te raken, doch positief moet onze ziel zich voor deze vraag stellen: dien ik er God mee? Verheerlijk' ik Hem? Is het tot Zijn eer? , en wanneer die vraag niet bevestigend kan beantwoord worden, is het pad, dat zich voor ons opende, een weg, waarin we niet moeten gaan.

Nu stem ik toe, dat die beantwoording moeilijk is.

Zij luistert bijzonder na.uw, en is zelfs soms niet te geven. *

Maar daarom eischt het; gebruik van de christelijke viijheid neen niet eeii bekrompen, maai" wel een teere consciëntie. Zij vordert, neen niet een blik, die over alles heenziet, maar een geoefend en soherpspeurend oog. Zij vraagt veel geloofsoefening en heilige schuchterheid, en waar die aanwezig zijn, waagt men zich niet aan den rand van het kwaaid, doch blijft er zoover mogelijk vandaan. Zelfs de schijn des kwaads moet vermeden. Alles, waarom Gods naam onteerd zou worden, moet ontvlucht. Liever zichzelf z.g.n. vrijlfOid van beweging en geoorloofd-wereldgenot. ontzegd, dan aanleiding te geven, dat Gode niet gebra.cht wordt de aanbidding, die Hem toekomt. De weg ten hemel is een nauwe weg. Alleen v.'ie biddend dien weg gaat, zal niet struikelen, want juist in en door het gebedsleven leert de Heilige Geest ons wat Gode welbehagelijk is. En waarvoor we niet bidden en danken Ictinnen, hoort in or s christelijk leven niet thuis.

In de tweede plaats komt-de life de tot onszelf.

Wij zullen den naaste liefhebben als onszelv e n, d.i. om dezelfde reden als onszelven, omda.t wij beiden schepselen, beelddragers Gods zijn, en zoo hebben wij in het gebruik van de christelijke vrijheid ook te rekenen met onszelf. Wij hebben te denken aan de roeping, die de Heere ons ten opzichte van onszelf geeft, en die roeping komt wel ten diepste hierop neer, dat wij onze zaligheid zullen werken met vxeeze en beving. Welnu, ook daaraan zij onze vrijheidspraktijk' onderworpen. Wanneer wij door de toepassing van do vrijheid, die wij als christenen bezitten, ons in gevaar zouden begeven, zoodat onze ziel schade leed, zou onze levenspraktijk! verkeerd zijn. Zorgvuldig en biddend hebben wij te waken, da.t alles geweerd en gemeden worde, wat ons van God aftrekt, en den vrede des harten verstoort, en we kunnen nooit ernstig genoeg op de zaligheid onzer ziel bedajcht zijn. Dat verplicht ons niet, om, gelijk wel eens beweerd wordt, ons aan alles te onttrekken. Wij behoeven niet uit de wereld te gaan. God zendt ons de wereld in, maar om met haar te worstelen, en ons te bewaren van den booze. En ja, dat eischt een nauw leven. Immers zijn de gevaren vele; is de vijand sterk; zijn onze krachten zwak, en inplaats van met hoogmoedigen durf alles te zien en alles te wagen, is dit eerder geboden, dat wij ons verre houden en voorzichtig wandelen. Het voorbeeld van Jakob's dochter is genoeg waarschuwend. De verloochening van den Heiland door Petrus heeft ons in dezen zeer veel te zeggen. Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle, en wat baat het ons, zoo wij de wereld zien en bewonderen, winnen en bezitten, en we lijden schade aan onze ziel?

Hieraan moet nog iets toegevoegd.

De apostel spreekt er-nog van, dat al wat uit het geloof niet voortkomt, zonde is.

Daarmee bedoelt hij, zooals wij zagen, dat wij' in het gebruik van de middelmatige dingen niets mogen doen, wat ingaat tegen onze overtuiging, en wij dus onze consciëntie geen geweld mogen aandoen. Ook hiermede heeft de heilige zelfliefde te rekenen. Wie uit valsche sdhaamte of vrees, wie om een ander te gerieven of om des lievens vredes wil, wie om niet al te a, chterlijk te schijnen of om zijn nieuwsgierigheid! te bevredigen, zijn vrijheid zóó zou gebruiken, dat dit gebruik' in strijd was met het inzicht van zijn hart, doet zichzelf ook schade, en zondigt daarin tegen God. Al dit gebruik, dat ten plotte misbruiïi^ wordt, moet achterwege gelaten worden. Alleen wanneer wij han­ delen uit volle overtuiging des harten, gebruiken wij onze vrijheid met vrije consciëntie, en werkt in ons de liefde die sticht, d.i. die opbouwt, die den bouw van onze geestelijke woning bevordert. Dan dienen wij ons hoogste belang, en werken ook op deze wijze met heilig ontzag onze zahgheid, die van ons een nauwen wandel vraagt in godzaligheid.

Eindelijk is de heilige liefde de liefde den naaste. tot

Wij staan niet los van hen, naast wie God ons stelt, en we mogen ons allerminst los gevoelen van onze broeders en zusters in Christus. Met hen moeten wij rekenen, en vooral zij aan de oefening van deze liefde het gebruik van onze vrijheid onderworpen. Ik weet wel, dat aan "dit derde stuk een heel gevaarlijke kant is. Toegestemd moet, dat de zwakkeren, zooals Paulus ze noemt, altijd geneigd zijn den sterkeren hun opvatting op' te dringen. Het kan niet worden ontkend, dat bekrompen zielen altijd den toon wil-" len aangeven, en dat er dikwerf meer ergernis wordt genomen, dan gegeven, doch al is dit zoo, deze schaduwzijde mag ons er niet toe brengen om ons om den broeder en de zuster niet te bekommeren. Zulk' een praktijk is uit den kaïnsgeest. Hierin spreekt de taal vain hot kille egoïsme: ben ik mijns broeders hoeder? en dit strijdt tegen den band der gemeenschap', dien de Heere Zelf om de menschheid, en bijzonder • om de gemeente geslagen heeft. Wij hebben terdege toe te zien, dat onze wandel geen nadeeligen invloed oefene. op onzen naaste, en het voorbeeld van den apostel wees ons duidelijk aan, hoe nauw wij te wandelen hebben terwille van hen, die om ons zijn. AVij mogen hun geen ergernis geven. D.i. wij mogen hun geen valstrik bereiden. Dat betedk'ent natuurlijk niet, dat, een christen alles moet vermijden, dat de wereld zou ergeren, want dan zo a hij ophouden christen te zijn. Christus Zelf heet een rots der ergernis voor de wereld, en zij stoot zich altoos aan Hem. Maar deze ergernis, die hier bedoeld is, bestaat hierin, dat wij door onze vrijheid den broeder geen reden mogen geven, om of terecht op ons te toornen, of zelf een piad' op te gaan, dat niet is tot zijn zaligheid.

Hiervoor zijn geen vaste regelen te geven. Ieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd.

Laten we vooral bij den apostel Eaulus in de leer gaan.

Hij heeft ons op het hart gebonden aan .deze derde liefde onze vrijheid te willen opofferen, mits natuurlijk geen grondbeginsel in het gedrang Kome. De apostel, die allen alles, is geworden, weerstond Petrus in het a, angezic!ht, toen deze in Antiochië zijn christelijke vrij'heid prijsgaf terwille van de Judaisten, en ook wij zullen de vrijheid in zaiken 'die klaar en duidelijk zijn, nimmer 'loslaten. Wanneer b.v. zij, die bezwaiar hebben tegen een wandeling op den rustdag, allen dezen last wilden opleggen, zouden wij daartegen ernstig moeten opkomen, en voor zulke ongegronde bezwaren mogen wij niet uit den weg gaan. Jezus liep immers met Zijn jongeren op den Sabbat door het gezaaide. Doch indien het ons blijkt, dat wij in den waarachtigen zin des woords aanstoot geven, zullen wij liever ons ontzeggen, wat we vrijmoedig voor onszelf gebruiken, dan dat wij één zouden verderven. Hierin openbare zich da triomf der liefde, die nooit zichzelve zoekt.

Aan die algemeene regelen heb ik weinig toe te voegen.

Er zou nog veel te zeggen zijn over de c h r i s-telijke vrijheid en het moderne leven, maar er is een Reformatie-wet, dat een artikelenreeks niet langer mag duren dan een vijftal weken, en ik heb die maat reeds overschreden. Mij is derhalve de pliclht opgelegd om nu te eindigen. Misschien kom ifc', indien daarvoor interesse

is, op bovengenoemd onderwerp in een afzonderlijke reeks terug, doch dit durf ik op dit oogenblik niet te beloven. Wel wil ik in verband anet idit onderwerp hier nog een enkele opmer'king maken, en wel deze, da, t, wanneer men mij vraagt ihoe in het moderne leven, met zijn relativiteit en synthese, met zijn cultuurverheer lij king en cultuurvragen, met zijn geweldige gevaren vooral voor het wankele hart, dat, boos en schuldig, tot aldolen telkens gereed is, onze ahristelijk'e vrijheid moet gebruikt worden, ik op den voorgrond zou stellen de noodzakelijkiheid van het offer. Juist om het drieërlei motief dat zooeven werd besproken, moeten, wij gaarne veel van wat de wereld biedt, willen missen, opdat onze ziel geen schade lijde. Ik geef direct toe, dat ieder dit voor zichzelf heeft uit te maken, en ik wil met alle kracht waarschliwen tegen. verkettering en veroordeeling van den ruim'ere van opvatting, maar ik meen, dat God van ons vraagt het otfer. Diaf geldt over heel de linie. Liever op den dag des Heeren met opoffering van wat wij graag willen, de lijnen strak gehouden, dan allerlei toegestaan, dat tenslotte de heiliging schaadt. Liever in ons isolement ons teruggetrokken en met de wereld geen aanraking, dan een contact, dat tot verslapping en inzinking leidt. Liever veel genot op aesthetisah terrein b.v. ontbeerd, dan onze ziel kwaad te doen.

In dat licht moeten wij allerlei vragen bezien. Het dansen b.v. mag op zichzelf als rythmische beweging van. het licihaam niet te veroordeelen zijn, doch in verband met wat de dans door de buiten God levende wereld geworden is, is het dansen voor den christen naar mijn .overtuiging, ook het dansen in liuis, contrabande. Wat hei tooneel betreft, men kan uit. een oogpiunt van zuiver-dramatiscihe kunst het tooneel verdedigen, doch de .factische toestand maakt voor ons het schouwburgbezoek m.i. niet toelaatbaar. Laat ik hierbij even dit mogen opmerken, dat tegen het tooneel nog wel andere bezwaren zijn in te brengen. Mij komt het als een groot bezwaar voor, dat in de opvoering de zonde door een handeling wordt uitgebeeld, d.i. gedaan wordt, terwijl bovendien een christelijk tooneel onmogelijk' is. Hoe ka, n men het echte christelijk leven door handeling weergeven? Zou men het gebed, de worsteling der ziel met God, den strijd b.v. tegen twijfel op het tooneel durven brengen? Immers, neen en dat zijn toch hoofdpunten int ons christelijk leven! En de dramatische kunst bedoelt immer echte, volle levensuitbeelding te geven.

En nu ten slotte.

Een christen brengt dit offer met liefde.

Hij kan de wereld met genoegen - afstaan, als het m o e .t.

Hem wacht immers een andere, een veel schoo-. nere wereld.

Hij mag uitzien naar het nieuwe Jeruzalem, dat op aarde neerdaalt.

Daarin zal hij de volle, hemelsche vergoeding vinden, van waf hij hier ook aan cultuur moest ontberen. Diaar is immers de volkomenheid der schoonheid. De volkeren zullen al hun heerlijkheid daiar samenbrengen. Daar heerscht de volmaakte vrijheid, want alle boei van zonde is geslaakt, en God is alles in allen.


1) Zie H. H. Kuyper, A. W. blz. 114.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CHRISTELIJKE VRIJHEID.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's