Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wijsbegeerte en afgoderij.

De filosofie heeft, evenzeer als het heidendom (verzoek alleen te letten op' het punt van vergelijking!), hare afgoden, en, precies als bij de paganisten, zijn deze afgoden dikwijls wanstaltig en' schrikwekkend.

De psycholoog moge oordeelen over de zielsgesteldheid uit welke deze aanbidding van het leelijke geboren is, ' wij vestigen alleen de aandacht op het feit, en verklaren uit dit algemeene verschijnsel het bijzondere, n.l. dat ook' Schopenhauer als idool gediend heeft.

Beminnelijk was noch zijn persoon, nocli zijn stelsel.

Schopenhauer heeft ook nooit zijn best gedaan om eerbied of liefde te verwekken bij het „volk". Op de manier van, Multatuli, kwam hij tot het publiek eerder met den^geesel dan met de wijkwast. „De denkende koppen", zoo-sprak hij, , , zijn uitzondering; de regel is overal in de wereld: het gespuis". Ook is deZe gelijkenis teekenend: „Het genie leeft op een eiland; dat geen andere bewoners heeft dan apen en papegaaien".

Misschien is dit de voornaamste reden, waarom men dezen spotter en sarcast vereerd heeft: het genie! Aan een genie vergeeft men wat men den middelmatigen mensch zwaar toerekent, en men bewondert in een genie, wat men bij een ander misdaad noemt.

Zie Napoleon!

Nog veel afstootelijker dan de filosoof is het systeem, dat hij als een stinkbom in het midden der wereld neerlegde.

Het tegendeel• van Evangelie!

Zwart als de nacht en troosteloos als de woestijn. Ziet, ik verkondig u enkel jammer, die al den volke wezen zal! 1

Hoe is het mogelijk, dat de menschen op' dit pessimisme aangevlogen zijn als op' een zuiver Hcht?

Hoe kan de mensch een afgod maken van het p essimi sme? ,

Het kenmerk van den afgod is, dat hij niet de maker, maar het maaksel is van den menschelijken geest. •

De bijbel laat ons God zien, die den mensch schept naar Zijn beeld; het paganisme toont ons den mensch', die God schept naar zijn beeld. Het pessimisme is de gereede stof, waaruit de moderne mensch den monstrueusen afgod schept, die zijn eigen zielsgesteldheid belichaamt.

Diep verholen ligt het pessimisme als een wortel der bitterheid in de moderne ziel, wachtend op bevruchting. Als een lauwe, drukkende, onweerssfeer omringt het piessimisme dé gemoederen, wachtend op-den stoot ter ontlading.

In de „Mercure de France" werd vóór eenige jaren een enquête geopend (waaraan alle lezers deel mochten nemen) over de vraag: „Zijn wij gelukkig? "

De gelukkige mensch behoeft niet te Vragen, of hij gelukkig is.

Wij zouden óók een vraag kunnen stellen, in verband met onze wijsgeerige overdenking, een vraag, die sprekend op de enquête-vraag van de „Mercure de France" gelijkt, en toch anders is, namelijk: Is onze tijd pessimistisch?

Natuurlijk kan men deze vraag niet beantwoorden met ja of neen. , ,

Men kan hoogstens komen tot de verzekering: Onder de demonen, die den modernen mensch plagen, onder de afgoden, waarvoor de moderne, mensch khiölt, behoort ook het pessimisme. ' En men kan er aan toevoegen: Schopenhauer is (tegelijk) de voornaamste wegbereider en vertegenwoordiger, van het pessimisme, — dat woord genomen niet alleen in den zin van stelsel, maar ook van stemming, gelijk die zich ia levensuiting en levenshouding openbaart.

Het is een belangwekkend en belangrijk werlc deze pessimistische ader van den tijd opi ieder gebied van het geestesleven op te sporen en bloot te leggen.

Te beginnen met de literatuur, die de meest onmiddellijke, en dus zuiverste, uitdrukking is van den geest.

Wij noemen enkele namen.

Vooreerst den naam van Todstoï, één vaaï de allergrootste schrijvers der 19de eeuw. Toeii Tolsloï Schopenhauer gelezen had', schreef hij aan een vriend: „Een onveranderlijke verrukking heeft zich van mij meester gemaakt, zooals ik nooit tevoren ondervonden heb. Ik vind Schopenhauei* den geniaalste der menschen. Het is de gansche wereld in een klein spiegelbeeld".

Hartmann en Nietzsche vertolkten in Duitschland den' Schopenhauergeest in de filosofie; Sudermann en HaiUptmann op^ het tooneel. ' i

Wagner was één van dé meest enthousiaste vereerders van Schopenhaner's leer. Hij achtte ze 'den wettigen grondslag voor een nieuwe cultuur.

De Fransche realisten maakten zich op'd'e hopeloos dierlijke instincten van den mensch' in romanvorm te schilderen. 'i

En in Nederland?

De moderne school, ' gelijk ze voornamelijk in de Tachtigers aan het woord, kwam, toont duidelijk den geestesdoop van het pessimisme te hebben oirdergaan.

Marcellus Emants is zeker de , , ergste" van allen. Geen sprankeitje van toekomstvreugde gloort er in zijn sombere noodlotromans. Van hem is immers het voorstel, om de menschheid te laten uitsterven door opzettelijke onvruchtbaarmaking van het huwelijk.

Louis. Couperus vertolkte dezelfde noodlotsidee in zijn tragisch , , Eline Vere".

Q u é r i d o gaf uiting aan de zwaarmoedige levensopvatting in zijn , , Menschènwee"; Frederik van E eden in „Van de koele meren des doods"; Van Hulzen in zijn cyclus over den „Zelfkant der samenleving".

Ina B ondier — Bakker schrijft in denzelfden toonaard in haar beroemd, „Armoede". Vooral kenmerkend is de zin: „De armoede scheidt de menschen in verbittering van onbegrepenheid', of drijft ze naar elkaar toe in hopeloosheid van verlangen; , maar de liefde vermag niet de leemten te vullen; eenzaam blijft tenslotte ieder, naast dengene, die hem Jhet liefst is".

KI o os' vond als geen ander weerklank in het moderne gemoed met zijn:

, , ïk woen om bloemen in den knop gebroken En vóór den üchtend van haax bloei vergaan."

Helene Swarth haalt schier geen andere dan pessimistische klanken uit haar harp:

„Och help mij! Ik kan haar alleen niet dragen: 'k Ben van 't waken zoo mo'e — en een doode is [zwaar.

En nog dezen nacht komt de zwarte wagien. ... Het wordt tijd voor het spijlceren van de baan."

En ook:

- „Lief, eens zullen wij sterven, wij beiden, wij samen, [of ieder alleen, En bet graf is zoo diep, en de hem'el zoo' hoog; en [of God' leeft weet geen."

V e r w e y zegt tot den Christus:

„Ja, uit 'nw smarten is het, dat ik weet: God is een God van lijden, niet van leed. Hij is de smartenman en wie hij kust Moet bloeden nit veel wonden, diep en wreed."

P. N. van E y c k zingt:

„Dit blijft dan alles wat ik wou: De stilte van den langen nacht — en weemoeds milde tranenbron Voor 't hart, dat altijd heeft verwacht en nimmer, nimmer vindeö kon."

Blijkbaar wil het proletariaat dezen „kost" ook, tenminste in „Het Volk" verschijnen verzen als deze (van David de Jong Jr):

De stad is een donker, kreunend ziek dier, Dat smeekende loert naar den scheem'renden dag. Zoo zat van gevecht, van getob; van gezwier, En dampende lol en laaiend gelach.

Ach alles is oud en vergrijsd en, vergaan. En kruipt als het vocht naar 'den weefcen grond, Wat mager geluk en wat schamel bestaan. En de schuchtere zoen van een dorstende mond." —

In de schildersschool is het pessimisme niet minder machtig. Vergelijk de triestige, fletse, doeken van vele modernen met de juichende, kleurige, tafereelen der „ouden".

Ook het kiezen van de „onderwerpen" is ka.ralcteristiek: seniele gevels, mistige landschappen, uitgeleefde typen. 'Op' een tentoonstelling van de „Ona, fhan'kelijken" was een aparte afdeeling gewijd aan afgrijselijkheden als zelfmoordenaars met

den revolver op den slaap' gericht. Men noemde die afdeeling „de gruwelKamer".

En laat ons vooral de bouwkunst niet vergelen.

Hoe zou Schopenhauer juichen, wanneer hij ou; : o troostelooze, doode, steenklompen kon zien, waarmee wij onszelf en ons nageslacht „opschepen".

Geen vroolijk klimmende gevels, geen geestige torentjes en hooge poortvensters, maar zwaar op' de aarde drukkende steenmassa's met horizontaal oerekte ramen, en soms tot nabij den grond zakkende 'daken, die, als onder een stolp'. het huis versmoren!

Dit is geen toeval, maar opzet.

Berlage, de schepper van de A.msterdamsche beurs, verklaart zelf in zijn „Studies over Bouwkunst, Stijl en Samenleving": „In onzen godsdienst moet niet de verticale lijn, de lijn naar boven, maar de horizontale lijn heerschen. Scheffer heeft gezegd: Het christendom is dood. In werkelijkheid wordt alles aan 'het geld opgeofferd; alle overwegingen worden door den geldelijt'en ondergrond beheersoht, alle idealen door geldelijke nevenbedoelingen verstik't. Den schijn van het tegendeel heeft men des te beter weten te bewaren, naarmate de werkelijkheid frappanter werd".

Schopenhauer kan tevreden zijn, het door hem uitgestrooide zaad vond een verwanten voedingsbodem.'

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 december 1923

De Reformatie | 8 Pagina's