Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sociale Vrede.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale Vrede.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

In het eerste artikel is betoogd, dat uit het • begiip maatschappij voortvloeit, dat de sociale vrede bestaat in de harmonisclie ontwikkeling van alle geledingen. Het tweede artikel sloot zich daarbij aan en zette uiteen, dat deze zelfde beschouwing van den socialen vrede geeischt wordt door den inhoud van het begrip vrede.

Wat onder socialen vrede is te verstaan, zal thans wel duidelijk' zijn.

Het is m.i. niet noodig nog eens te herhalen wat in de vorige artikelen werd betoogd, en deze vrede spreekt ons dus van eenheid, van harmonie in de ongelijldi e id. Daarmee betreden wij een ander terrein, dat wij niet stilzwijgend kunnen voorbijgaan, en wel het 'terrein der sociale ongelijkheid. Dit hangt, zooals uit het voorgaande ons bleek', ten nauwste met den vrede op m, a, 'atschappelijk terrein samen, en wij kunnen in dien vrede geen recht inzicht ontvangen, wanneer de ongelijkheid ons vreemd blijft. Nu heb ik 'over die ongelijkheid, èn bij de vaststelling van het begrip maatschappij, èn bij de beschouwing van het begrip vrede, reeds terloops gesproken. It wees er reeds op, dat in de werkpla.ats des levens en in de vervulling van de cultuurtaak' niet ieder eenzelfde plaats inneemt of eenzelfden arbeid verricht, doch hier komt die ongelijkheid uitvoeriger ter sprake, en kan zij afzonderlijk behandeld worden. Daarbij hebben wij ons niet alleen rekenschap te geven van haar wezen, maar ook' van .haar ontstaan en grond, van haar verwording en verstoring, en zoo ligt er een gansch veld van onderzoek voor ons open.

De eerste vraag is: waarin bestaat de sociale on g e 1 ij k h e i d ?

Bij de beantwoording van die vraag wil ik op den voorgrond stellen, dat het probleem der sociale ongelijkheid iets anders is dan wat wij noemen de sociale quaes tie. Die beide mogen niet vereenzelvigd, want terwijl de laatste een actueel, contingent 'karakter draagt, 'de maatschappelijke ongelijkheid er .altijd is. Zij kan er zijn zonder een sociale quaestte, maar omgekeerd is dit niet mogelijk'. '\\^.ant wat is de sociale quaestie? Of liever: wat is de sociale quaestie van deze eeuw ? ledere tijd k'ent immers zijn maatschappelijke vraagstukken, en in iedere eeuw is de gedaante, de kleur, de scherpte, of 'hoe men het noemen wil, van die problemen weer .anders. Diat karakter wijzigt zich naar d'e omstandigheden, en ondergaat den invloed Van de

ontwikkeling van heel het leven, dat zich telkens vervormt, en nieuwe vragen naar voren dringt. 'Wel is er natuurlijk in de „sociale quaesties" van alle tijden iets contants. Er is een kern, die altoos gelijk blijft. Er is een ondergrond, welke niet verandert, en dat constante schuilt hierin, dat dit probleem is een vraagstuk van verdeeling, en of die verdeeling beantwoordt aan den eisch der uitdeelende gerechtigheid.

Daarover sprak ik reeds vroeger.

Het zal niet ondienstig zijn dit even te herhalen, en in herinnering te brengen, , dat deze uitdeelende gerechtigheid niet is, dat ieder evenveel krijgt, of aller deel even groot is. Zij komt hierin uit, dat elk ontvangt, naar dat hij verdient en waardig is, welke verdienste weer samenhaaigt met ieders hoedanigheden en capaciteiten, met ieders werk en arbeidsprestatie. Het beeld van ons menschelijk lichaam moge. dit verduidelijken. Zal dat gansche lichaam gezond zijn, en het organisme zonder gebrek of abnormaliteit zijn taak kunnen volvoeren, dan moet ieder lid ontvangen, wat hij noodig heeft; dan moeten allen gevoed worden naar behoefteen nooddruft, en zoo alleen ka, n er van een normale samenwerking tusschen de leden sprake zijn. Wanneer echter een orgaan overvoed, en een ander verzwaikt wordt door bloedarmoede, lijdt terstond de gezondheid onder die disharmonie, en worden de krachten verspild. Welnu, jzoo ongeveer gaat het ook toe in het sociale lichaam, in het maatschappelijk organisme. Daar vinden we verschillende leden, (en hier komen we met het feit der ongelijkheid in aanraking), die niet alle gelijk zijn in waarde en kracht, en ook niet alle evenveel noodig hebben, ma; ar die toöh elk voor zich moeten ontvangen, wat zij behoeven, zal er samenwerking en harmonische ontwikkeling van het geheel zijn.

Welnu aan dien eisch wordt niet voldaan.

Zoo staat het in de maatschappij niet.

Het gaat niet naar den maatstaf der uitdeelende gerechtigheid.

Bij den een is vervetting en bij den ander is vermagering; naast de overdadige weelde vinden wij de schrijnende armoede; de verhoudingen zijn scheef getrokken, en bij den een staat de levensexistentie beneden peil, terwijl zijn naaste zich hl overvloed baadt. Dat is nu de sociale quaestie. Een quaestie, die in onze eeuw te verklaren is uit verschillende oorzaken. Te noemen zijn de ontzinking aan het christelijk geloof en de christelijke moraal; de verandering in de productiewijze, die door de machinale productie de beteekenis van den .arbeider-heeft - verzwalkty-het'-individualisme van ihêt-liberalisMë, !étiz.'; , "; #ëlk'e "alle, : .'een ieder op eigen manier tot de ontwrichting van het maatscappelijk leven geleid hebben. En tot nu toe is geen socialisme bij machte geweest deze quaestie op te lossen, maai heeft door zijn miskenning , van den enkeling en door zijn klassenstrijd-dogma de disharmonie en onevenredigheid nog in Sterke .mat©''Verergerd.

Thans kom. ik tot de sociale ongelijkheid. Ook - deze wordt duidelijk uit het beeld van het menschelijk lichaam.

In . en aan dat lichaam is een hoofd en een ikarti-is een (hand en een , voet; is een oor e^ri een oog; zijn longen en nieren enz., en ieder lid heeft van God ontvangen een. eigen wei-kkring en een eigen plaats, een eigen functie en een eigen waardij. Zoo nu, is het maatschappelijk' leven ook vol onderscheid en. ongelijkheid, en daai is de verbijzondering tusschen geleerden en eenvoudigen, leermeesters en leerlingen, patroons en kheehts, industriëelen en handeldrijvenden, den maxi va, n de pen en dien van. het houweel, en zoo zou itó ktmnen doorgaan. Maar genoeg. Het zou een nutteloos werk zijn . al deze va.riaties , op te noemen, en wie kan ze, ontkennen ? De hoofdvraag is n.l. niet, of ze .bestaan, want aan de werkelijkheid kan geen mensch zich ontworstelen, maar de vraag, die onze aandadht vraagt, is, hoe wij die ongelijkheid moeten beschouwen. Hoe staan 'wij tegenover die wondere wereld van contrasten? Waarin vindt gij haar oorsprong? Hoe is zij te verklaren? Welke gebreken kleven haar aan? Welke invloeden hebben op dié ongelijkheid ingewerkt, en is er in die rijke schakeering vrede of vertoont zij het beeld van onvrede en S'trijd?

Op deze vragen komt het aan. '

Vooral op die naar de origine der ongelijkheid. Hoe moet het probleem der ongelijkheid opgelost?

Bij die gewichtige quaestie, die een zuiver principiëele is, en wier beantwoording .afhangt van de levens-en wereldbeschouwing, die wij zijn toegedaan, gaan de meeningen uiteen. Hier scheiden christendom en socialisme va, n elkaar. Hier contrasteeren ook .a, u'gustinianisme en pelagianisme. Hier vormen eveneens de gereformeerde belijdenis en de remonstrantsche opvatting een antithese. Eeii tegenstelling, die ten diepste beheerscht wordt door het antwoord op de vraag: is de laatste oorzaak van alles: God of mensch ? en die ter tweeder instantie ten nauwste samenhangt met de er-of de ontkenning van het feit der zonde. Daarom Kan ik over onze beschouwing van het vraagstuk! i.er ongelijldieid niet spreken, aleer ik even üei stilgestaan bij die opvattiiigen, die van de lijn der Heilige Schrift hebben losgelaten, en van geen wor.ding door Gods bestel en verwording door de zonde willen weten. Een volgenden keer hoop ik dan ook iets te zeggen over het sta, ndpunt der tegenstanders, en met name over dat van Rousseau, en (men duide mij dezen oorsprong niet euvel), dat van Marx.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Sociale Vrede.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's