Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI (Slot.)

Stellen we het strijdschrift van Ds Van Baaien over het geheel hooger dan de brochure van de predikanten Danhoff en-Hoeksema, toch hadden we aanmerkingen.

Die welke wij bespraken betroffen hoofdzakelijk den vorm.

Maar ook op den inhoud valt er wei wa, t af te dingen.

Ds Van Baaien beschuldigde zijn ambtsbroeders reeds vroeger van „single track philosophy" en van „rationalisme". Van meer dan één zijde heeft men dit te kras genoemd. Toch houdt Ds Van Baaien er ook nu nog aan vast.

Wat een „single track philosophy" is?

Hij verklaart dien term in een noot op blz. 100: „De uitdrukking „single track mind", door Woodrow Wilson gebezigd, beteekent, dat zijn geest slechts in één richting denkt en weigert in de andere richting terug te gaan, waar hij dreigde te gaan. Waar een double track, of stel rails, is, gaat de eene van het Oosten naar het Westen, doch de andere van het Westen naar het Oosten. Die uitdrulsking namen wij over. Wij moeten niet eenzijdig in één richting loopen. Zouden wij te ver gaan in onze consequenties, dan moeten we terug langs de andere track. Met een kleine wijziging kan men hetzelfde uitdrukken door te zeggen: Er zijn twee rails, die de ééne track vormen, waarlangs de trein van ons denken loopen moet. Die loopen evenwijdig, maar zijn beide noodig, zal de trein niet ontsporen. In het laatste geval zou het, strikt genomen, moeten heeten, single rail en double rail. Om verwarring en opeenhooping te voorkomen, gebruiken wij beide beelden in het vervolg, terwijl we vasthouden aan den éénen naam, dien we aan President Wilson ontleenden, en die nu reeds meermalen onder ons gebruikt is geworden."

Wetenschappelijk spreken we liever van monistische en dualistische filosofie.

De monistische filosofie ontdek! in het bestaande slechts één wet, de dualistische twee wetten.

Nu een eerste vraag. Ts de tei-m filosofie hier wel" op zijn plaats. Met den besten wil kan ik wat de heeren Danhoff en Hoeksema voordragen, geen filosofie noemen. Zij bewegen zich geheel op theo­ logisch, , of wil men specialiseeren, inzonderheid op dogmatisch terrein.

Van filosofie is er volstrekt geen sprake. Filosofie gaat heelemaal .anders te werfcV

Een tweede vraag is deze: mag hun theologie als single track, , erikel-lijnig, één-sporig mogen wor­den gequalificeerd ?

Dat zou geoorloofd zijn, indien ze van parallelle waarheden er stelselmatig één ontkenden.

Parallelle waarheden zijn b.v.: er is-een wereld der onzienlijke dingen en een wereld der zienlijke dingen; God heeft onze daden in Zijn raad bepaald en toch is de mensch voor die daden verantwoordehjk; er is een lijn der uitverkiezing, maar er is ook een hjn des verbonds; er is zonde, maar er is ook genade.

Kan men nu zeggen, dat de voorstelling van de predikanten Danhoff en Hoeksema in deze punten single trade is. Dat zij één van deze termen werkelijk loochenen?

Wie kalm hun geschriften leest, zal dit niet dur­

ven beweren. Noch het zienlijke', noch het onzienlijke; nochdc Souvereiniteit Gods, noch de verantwoordelij'fcheid va, n den mensch, noch de verkiezing, noch het genadeverbond, noch de zonde, noch de genade worden door laen in twijfel getrokken.

Zeer stellig zijn zij op het punt der gemeene gratie éénzijdig. Dat doet zijn invloed gelden ook op hun zonde-en genadebegrip.

Maar daarom mag het stempel „single track" nog niet gedruld op heel hun beschouwing.

Daartoe kan men alleen komen door de fout van het generaliseeren, d.w.z. wat tot een of andere species, hier k'an men zeggen tot één of ander punt der belijdenis behoort, toepassen op het genus, het geslacht, hier: de geheele belijdenis.

Die konsekwentie nemen de heeren Danhoff eu

Hoeksema niet voor hun rekening. En nu mag men him beschouwing niet met een naam zóó ken teek enen, alsof ze dit wel doen.

Ds Van Baaien valt hier, wij wezen er vroeger ook al op, in — wat de Duitschers noemen — „ Konsequenzmacherei".

Wij weten daarvoor geen goed Hollandsch woord. xM'aar de beteekenis daarvan is duidelijk.

Door „Konsequenzmacherei" doet men .zijn tegenstander altijd onrecht. En men sticht er ook op wetenschappelijk en inzonderheid op dogmatisch gebied veel verwarring door.

Wel mag men gr zijn opponent op wijzen, waartoe zijn stelling, konsekwent genomen, moet leiden. Zoo doet men een heilzame waarschuwing tot hem uitgaan.

Men mag hem ook van inkonsekwentie aanklagen.

Maar nooit mag men het doen voorkopen, alsof zulk een konsekwentie door anderen reeds is getrokken.

Het blijkt, dat de heeren Danhoff en Hoeksema dit niet hebben gedaan.

Daarom blijve de kwalificatie „single track philosophy" achterwege.

Nog een ander staaltje van „Konsequenzmacherei" vindt men in de beschuldiging van rationalisme, welke Ds Van Baaien tegen zijn opponenten uitbrengt.

Nu wordt rationalisme gebruikt in velerlei beteekenis.

Soms stelt men het tegenover het voluntarisme en drukt daardoor uit, dat de eindbeslissing over wat de mensch doen en laten zal niet ligt in .de voluntas (de wil), maar in de ratio (de rede). Anderen nemen het als tegenstelling met empirisme. Terwijl het empirisme als voornaamste of eenige kenbron de e m p i r i e (ervaring, zinnelijke waarneming) beschouwt, laat het rationalisme de eigenlijke kennis opwellen uit het denken, de ratio.

Ook komt het voor als tegenstelling met het irrationalisme. Leert het laatste, dat veel in de wereld irrationeel is, d.w.z. 'zich niet logisch doordenken laat, het eerste wil door de ratio alles oplossen.

En om nu nog een beteekenis van rationalisme te noemen •— want er zijn er nog meer — plaatst men het ook tegenover het revelationisme. Het revelationisme gaat er van uit, dat wij de grondbeginselen onzer kennis aan revelatio (openbaring) danken. Met name, dat wij onze religieuse kennis putten uit de Heilige Schrift. Het rationalisme daarentegen wil van een bovennatuurlijken factor — en elke revelatio (openbaring) is in haar karakter bovennatuurlijk — niet hooren. Het verlaat zich ook daarin op de ratio of rede. Hier valt dus te kiezen tusschen openbaring of rede.

In dien laatsten zin vat Ds Van Baaien het woord rationalistisdh op en meent, dat de predikanten Danhoff en Hoeksema er mee zijn besmet. Op grond hiervan zou men verwachten, dat deze predikanten theoretisch of faktisch het gezag va* de Schrift op zij zetten en hun rede over alls waarheid lieten oordeelen.

Is dat nu inderdaad zóó?

Ds Van Baaien moet zelf toegeven, dat het rationalistisch beginsel van Ds Hoeksema niet hierin schuilt, „dat hij met de Schrift niet rekende of die eenvoudig op zij zou zetten. Ook niet, dat hij met de Gereformeerde leer niet rekende of die geheel negeerde" (bl. 102).

Maar waarin kan dan Ds Hoetsema's ra.tionalisme steken, vraagt men.

Ds Van Baaien antwoordt.: „Neen, maar dit noemdeir wij rationalistisch, dat Ds Hoeksema uit de Gereformeerde leer een bepaalde gedachte naar voren haalde; dat hij die gedachte noemde het londamenteele begrip onzer Geref. leer; en dat hij nu ontkende wat met die eene fondamenteelo gedachte in strijd was. Ontkende wat in strijd is met die Heilige Schrift, bezien in hét licht van' die eene grondgedaéhte" (bl. 102).

Die eene grondgedachte is dan de verkiezing en de verwerping.

Maar wordt hier aan de heeren Danhoff Hoeksema wel recht - gedaan?

Verwerpen deze inderdaad alles, wat met de leer der verkiezing en verwerping voor het verstand niet te rijmen valt?

Dan zouden zij ook de leer van het verbond (iods en van de verantwoordelijkheid van den verworpene moeten bestrijden.

Dat doen zij niet. Zij loochenen alleen — wat op ziclizelf geen, geringe zaak is — de leer van de algemeenè genade.

Zij zeggen, dat die, gegeven de leer der verkiezing en verwerping, „utterly inconceivable" (uiterst onbegrijpelijk) is.

Een bijzonder ongelukkige uitdrukking!

Maar waar Ds Van Baaien te veel uit afleidt, als zou alleen wat „conceivable", begrijpelijk is, waarheid voor hen kunnen zijn.

Dat is hun bedoeling, blijkens hun gesehriften, volstrekt niet.

Dus Ds Van Baaien verstaat ook' op dit punt de predikanten Danhoff en Hoeksema verkeerd.

Wiet alleen van hun, maar ook van z ijn kant bestaat er misverstand.

En gesteld nu eens, dat zij werkelijk één grondgedachte van de Schrift, met verwaarloozing van een andere, heel hun dogmatiek' laten beheerschen.

Zou dit rationalistisch mogen - genoemd ?

Volstrekt niet.

Huir zou alleen gebrek' aan inzicht kunnen verweten worden. Eenzijdigheid. En eenzijdig zijn zij op het punt van de algemeenè genade zonder twijfel.

Luther beoordeelde de Schrift inderdaad naar één grondgedachte: de rechtvaardigmaking uit het geloof. Daardoor kwam hij op.een kritisch standpunt tegenover sommige boeken der H. Schrift te staan. Werd hij daardoor nu rationalist? Immers neen. Het was kortzichtigheid van hem. Tot volle klaarte in deze zaak was hij nog niet gekomen. Hij stuurde in éénzijdige richting.

De naam rationalist is alzoo hier geheel mis­plaatst.

Durft Ds Van Baaien beweren, diat hij door Schrift met Schrift te vergelij'ken ook niet licht in eenzijdigheden vervallen kan? Zou dat ieder theoloog niet een enkele maal overkomen? Wordt hij daardoor dan aanhanger van het rationalisme?

Bovendien het Schrift met Schrift vergelijken, draagt zich heusch niet zoo eenvoudig toe, als Ds Van Baaien het op bl. 132 van zijn boek voorstelt.

Onze vaderen leerden, dat de Schrift moet worden verklaard secundum analogiam fidei, „naar de overeenstemming des geloofs", gelij'k het gewoonlij'k wordt vertaald.

Wat daarin ligt opgesloten heb i'k getracht uiteen te zetten in een artikel in Gereformeerd Theologisch Tijdschrift, jaarg. 1916: „Da beteekenis der analogia fidei voor de exegese".

Laat mij daarheen mogen verwijzen.

Een derde voorbeeld van „Konsekwenzmacherei" vindt men in één der stellingen, waarmee Ds Van Baaien zijn boek besluit.

Daarin poneert hij, dat God niet uitsluitend om de uitverkorenen Zijn gemeene gratie bewijst aan de verworpenen. „Ook die verworpenen zijn schepselen Zijner hand, goed en naar Zijn evenbeeld geschapen. Als zoodanig bewijst God hun de gratie, dat zij het beeld Gods in ruimeren zin behouden. Hierdoor van een uitbreken in vele zonden, waartoe hun verdorven natuur hen zou willen drijven, weerhouden, wordt hun eeuwige straf ook lichter dan die zou geweest zijn, had God hen niet ingetoomd. De vergelding toch is naar ieders werken. De gevolgen der gemeene gratie zullen daarom den goddeloozen tot in eeuwigheid bijblijven in de mate van hun oordeel, behalve dat de gaven der gemeene gratie voor hen waardij hebben voor d i t leven" (bl. 202).

Zoo bang schijnt Ds Van Baaien te zijn van eenige monistische (op een. eenheidsgedachte berustende) voorstelling, dat hij zelfs in de leer der algemeenè genade het dualisme', (de tweeheid) tot het uiterste doorvoert. Volgens hem wordt aan 'de verworpenen de algemeenè gena, de niet alleen bewezen om der uitverkorenen wil, maar ook om huns zelfs wil.

Daarvoor moet hij echter eenige 'kronkelingen in zijn redeneering maken.

Hij gaat uit van • grondstelhngen, die den ijk der 'Gereformeerde dogmatiek wel moeilijk zullen kunnen verwerven.

Om eens enkele din; ? en te noemen.

Ds Van Baaien schrijft • het aan de algemeenè genade toe, dat de mensch het beeld Gods in ruimeren zin heeft behouden.

Dat nu kan niet worden volgehouden.

Immers, ook zij, die van alle algemeenè genade zijn verstoken, de rampzaligen, dragen nog altijd dat beeld Gods. Zij zijn menschen gebleven. Zij worden als menschen gestraft. Hadden zij hun menschelijk wezen verloren, waren zij een ander soort schepselen gewoid3n, dan zouden zij niet langer voorwerp van straf kunnen zijn. Herinneren we ons slechts de passage lüt onzen Catechismus: God wil aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mensch ^gemaakt heeft. Ook hebben zij verstand en wil behouden, al wer'ken die in totaal abnormale richting. Het behoud' van daS beeld Gods in ruimeren zin gaat alzoo buiten allo gemeene gratie om.

Over die lichtere straf, door de gemeene gratiej beweAt, moet nog iets gezegd'. De schrijver is hier allesbehalve volledig. Er is een toestand te denken, waarin zonder de tusschenkomst der gemeene gratie, de straf voor de verworpenen veel geringer ware geweest. Wanneer God Zijn, dreiging: ten-dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven, dadelijk in haar volstrektheid had uitgevoerd, zou het heele menschelijk'e geslacht in de lendenen van Adam gestorven zijn. Het eeuwig gericht ware dadelijk aangebroken. Geen mensch ware er geboren. Dat ware voor de verworpenen het beste geweest. Christus verklaarde van Judas: het ware nutter, dat die mensch nooit geboren ware geweest. Als God in de eerste plaats of in gelijke mate als de verkorenen aan de verworpenen een gunst had willen verleenen, dan zou de algemeenè genade zijn uitgebleven. En dat ze toch is gekomen geschiedde opdat de kerk kop geboren worden. Want zonder algemeenè genade zou er niemand geboren zijn. Hoogstens waren Adam en Eva als een brandhout uit het oordeelsvuur gerukt. Natuurlijk laat zich deze hypothetische toestand niet tot het einde doordenken, . evenmin als een wereld zonder zonde. Maar dit kan toch ala vaststaande aangenomen: God heeft Zijn algemeenè genade gegeven om de kerk te doen uitkomen. Maar nu deelen er tegelijk de verworpenen in. Van God ontvangen zij dezelfde en vaak nog meer natuurlijke gunstbewijzen als d'e geloovigen. Maaï van hun zijde bedrijven zij „dadelijke zonden", waarvan in het eerste geval geen sprake zou zijn. En nu worden zij niet zwaarder gestraft, naa, rmatG zij meer algemeenè genade ontvangen hebben. Maar naarmate zij van die algemeenè genade meer misbruik hebben gemaakt.

Uit dit alles volgt: de wereld is er nog om de kerk. Christus voert het regiment over de volken der aarde om over Zijn kerk te kunnen regeeren. De wereld arbeidt .om de kerk, want als de dag der vergelding slaat, dan zal blijken, dat van de gansche kuituur alleen de kerk de vruchten inoogst. In dit verband herleze Ds Van Baaien wat Dr Kuyper schreef dl I bl. 458 vv. (tweede druk) over: . „En zij zullen de heerlijkheid en de eer der volken daarin dragen".

Maar natuurlijk is de mensch, is de geloovige daarbij niet het hoogste doel. Was dit de schept pingsgrdinantie: alles den mensch onderworpen, opdat de mensch zijn God diene, zoo is dit de herscheppingsordinantie: alle ding moet de geloo, vigen in Christus dienen, opdat zij alzoo hun God dienen. Eens zal de Zoon zich onderwerpen aan Hem, die Hem alle dingen onderworpen heeft. Dan zal God zijn alles in allen.

De gloria Dei (eere Gods) wordt op. deze wijze van alle algemeenè en van alle bijzondere genade het einddoel.

Ziehier in ruwe schets weergegeven, hoe m.i. dit deel van de leer der algemeenè genade behoort te worden gekonstrueerd.

Om dezQ gedachten nauwkeurig uit te werken en met Schriftbewijzen te staven, zou een breeda verhandeling noodig zijn.

Die te geven ligt zéker niet op den weg van ons blad.

Bovendien is zij voor Holland niet urgent.

Onze slotsom kan geen andere zijn, dan dat de polemiek onze Amerikaansche broeders verder van elkander heeft verwijderd en de oplossing van het geschil niets nader heeft gebracht.

Evenals het boek van de predikanten Danhoff en Hoeksema beneden hun vorig werk in za.ke deze materie staat, zoo ook acht ik de laatste brochure van Ds Van Baaien een stap in achterwaartsche richting ten opzichte van zijn voorlaatste. ' Danrom kun ik mij niet ontslaan van de vrees, dat, wordt het polemiseeren voortgezet, men nog dieper in het moeras raakt en onze zusterkerken in Amerika een prooi van ouderlingen twist zullen worden.

Men heeft de gedachte geopperd, dat ik mijn artikelen, saamgevat in de brochure: „Het misversfc'.nd in z ike de Algemeenè Gen^.de" zon geschreven hebben in zulk een verzoenenden geest, dat 'ik het kind niet b'j den naam wilde noemen.

Zoo iets is mijn gewoonte niet.

Zoo wordf verzoening nooit ve; 'kregen.

Niet het doorzeilen tasschen de klippen bevredigt, niaar alleen het overtuigd worden.

Oo'k ii^^ëz^' artikelen heb ik mij niet beijverd te verschoonen en te sparen ten koste van de waarheid.

Maar ik kan het niet anders beschouwen, oj bij de polemiseerende broeders bestaat groote troebelheid in dit opzicht. Dat geldt van beide kanten, ook al staat Ds Van Baaien opi zichzelf er zuiverder voor.

Het misverstand is niet erikel bij de predikanten Danhoff en Hoeksema, maar ook bij Ds Van Baaien. Kwam een inzender in één der Amerikaansche bladen niet tot de conclusie, dat Ds Van Baaien om zijn stelling, welke hierboven als derde voorbeeld van „Konsequentmacherei" werd bijgebracht, eigenlijk a.lleen de Gereformeerde waarheid verkondigde en dat hij hierin niet slechts stond tegenover de predikanten Danhoff en Hoeksema., maai ook tegenover Dr Kuyper en Bavinck?

Volgens dezen moet de lijn aldus getrokken: Ds D., Ds H., Dr K. en Dr B. zijn de afwijkende broeders. Ds v. B. alleen de op den graad zuivere 2

Nu stel ik daar Ds Van Baaien niet aanspra-' keiijk voor.

Toch geeft hem dit iets te denken.

Daarom roepen wij onze broeders aan de overzijde van den Oceaan toe: deze zaak is bij u nog niet tot genoegzame helderheid gekomen om een beslissing uit te lokken.

Men begrijpe mij goed: ik beweer volstrekt niet, dat wij hier in Nederland de waarheid in deze reeds gegrepen hebben. Kuyper liet zich reeds in dezen zin uit, gelijk men weet.

Hier ontbreekt zélfs veelszins de prikkel om er naar te jagen, omdat de omstandigheden zoo verschillen. Men ziet zich voor andere vraagstukken geplaatst.

Ook zouden we niet gaarne ons inziciht den Amerikaanschen broederen opdringen. Velen zijn op dit punt uiterst gevoelig. En iliemand trapt een ander gaarne met opzet op de teenen.

Wat wij alleen vragen is dit: broeders, staalk't van beide kanten de polemiek.

Laten de gedachten eens even tot rust komen. Dat sluit niet in, dat men pia, ssieif moet blijven. Integendeel.

Maar men late van nu , al aan elkander voorloopig met rust en trachte het onderwerp' van de algemeenè genade Üietisch uit te werken.

Noeste studie is onder de voorlichting des Geestes de eenige manier om uit den doolhof te komen. Om die studie in goede banen te leiden, kan de Synode van 1924 aan enkele Deputaten op': dragen dit onderwerp aan een nauwkeurig schriftuurlijk, historisch en thetisch onderzoek te onderwerpen.

Wij zouden het echter bejammeren, indien zij verder ging.

Het zal wel onnoodig zijn te verzekeren, dali ik in deze artikelen niet bedoelde iemand onaangenaam te zijn.

Maar het welzijn oo'k vara onze kerken in Amerika gaat mij ter harte.

Vandaar mijn waarschuwing: loopt niet te heet van stal, gij zult het u later beklagen.

De strekking van deze artikelen laat zich weergeven in het woord van den dichter: om mijner broederen en mijner vrienden wil zal ik' nu spreken : vrede zij in u!

Geen vrede ten koste van de waarheid, zeker. Maar ook geen onvrede om een deel der waarheid dat nog niet voldoende is doorschouwd.

Jubilea.

Een brief vol klachten.

't Ging over een predikantsjubileum.

Men had te X Ds Y gehuldigd, maar het groote deel van de gemeente meende er „niks" van. ;

Dat zag liever dominee vertrekken.

Kreeg hij maar een beroep! Doch dat kwam niet.

En dan werd er door een handjevol broeders en zusters, dat ook met zijn preeken niet wegliep, maar toch om de een of andere reden hem aanhing, een ellelang verslag in de kranten geplaatst, dat naar buiten den indruk' wekte alsof dominee er een was van de bovenste plank.

Moet tegen deze onwaarachtigheid in onze kerken

niet getoornd? Ware het niet beter alle jubilea af te schaffen?

't Loopt daarmee toch eigenlijk tegenwoordig de spuigaten uit.

Of ik dezen brief nu maar vast wilde opnemen eu daar een hartig woord bij plaatsen.

Daar heeft men den korten inhoud van een brief, als stem uit de gemeente bedoeld.

Natuurlijk heb ik hem een poos laten liggen. Op die wijze alleen kon alle persoonlijk karakter er aan worden ontnomen.

Daarenboven denk ik er ook nu nog niet aan, hem te plaatsen.

Daar is hij te gejaagd, te wild voor.

E\enwel verdient het ond2rwerp de aandacht. Over het niet bij te houden tal van jubilea wordt van meer kanten geklaagd.

len maatregel als hjt stopzetten van alle jubilea in onze kerkelijke wereld, is al eens meer voorgesteld.

Als er een jubileum in 't zicht is, worden dezo

bezwaren door enkelen stereotiep geop'perd.

Ook zijn er jubilarissen, die zich voornemen er tegen dien tijd van door te gaan. Sommigen bezwijken voor den drang om toch te blijven, anderen zetten op z'n Friesch door.

Aktualiteit mag alzoo aan dit onderwerp worden ontzegd. niet worden ontzegd.

Dadelijk ga ik er mee accoord, dat de jubileerzucht allerwege, en zeker niet het minst in ons kerkelijk wereldje, een eenigszins bedenkelijk karakter gaat aannemen.

't Is wel niet zoo levensgevaarlijk' als geelzucht en waterzucht soms kunnen zijn, niet zoo levensontwrichtend als drankzucht, niet zoo ingrijpend als twijfelzucht, maar toch staat ook' deze zucht den nucliteren beoordeelaar niet aan.

Het begint soms al, als een predikant I21/2 jaar dominee of 12V2 jaar in een gemeente is. Soms volgen die beide koperen jubilea vlak op elkaar. Een predikant kan 2V2 jaar in zijn eerste gemeente gestaan hebben en 10 jaar in zijn tweede. Dan wordt er een comité gevormd, omdat hij I21/2 jaar in het ambt staat. Maar over 2V2 jaar is hij I21/0 jaar in de gemeente zelf. Dan krijgt men een da capo. Weer een comité gevormd. Weer cadeaux. Weer palmen in de kerk, enz.

Precies eender gaat het met de zilveren feesten. Een predikant kan op meer dan een wijze een vijfentwintig-jarig jubileum doormaken. Verschillende combinaties zijn hier mogelijk'en werkelijk. Men zou hierover zelfs een prijsraadsel kunnen opgeven.

En na het 25-jarigé 'komt tegenwoordig ook het 30-, 35-, 40-jarige jubileum al meer en meer in zwang, om nu tot 50 niet door te gaan.

Bij kunstenaars vangen heden ten dage de kroonjaren-jubilea aan op den 50sten jaardag. Voorzoover ik weet, is dat onder predikanten nog niet voorgekomen. Bij uitzondering worden wel de 60ste en in den regel de 70ste jaardag meer publiek' gevierd.

Waarbij dan nog komen, dat hij zooveel jaar voorzitter is geweest hiervan, of de onmisbare secretaris daarvan.

Totdat ten laatste het afscheidsjubileum komt.

Niet zelden leest men dan een jaar, een paar jaar later in de bladen.... en hij stierf.

Zoo zeilt vaak het pastorale scheepje van het eene jubileum naar het andere.

Zou hier inderdaad niet op versobering mogen worden aangedrongen?

Zou een predikant ook van jubilea niet te veel kunnen krijgen?

Is al die wierook, die bij een jubileum noodzakelijk behoort, wel goed voor hem, wel goed voor de gemeente?

Juist die veelvuldige jubilea ontnemen zulk een, groote waarde aan het echte jubileum.

De gemeente doet natuurlijk' haar best het record van elk vorig jubileum te verbeteren. Zij schroeft zich al hooger en hooger op. De speeches worden van-der-Palm-achtig, maar zonder 's mans oratie. Zij loopt gevaar haar oprechtheid te verliezen.

En de dominee? Hij staat daar als een riet, dat door den wind der redevoeringen op en neder bewogen wordt. Wat kan hij anders doen dan buigen en weer overeind staan, als het moet tot zeventigmaal toe?

Wie neemt het hem kwalijk, dat hij dat alles voor goede munt in ontvangst neemt? Dat hij zich gevleid gevoeld? Dat hij in het bewustzijn van een bovenste-beste dominee te zijn, gaat meenen, dat het wel met wat minder arbeid 'kan? En het volgende jubileum bewijst: de gemeente is er tevreden mee. Worden zelfs de talenten, die hij niet bezit, niet geroemd, alsof hij daarin juist uitblonk?

Maar waar wij de overdrijving. in het jubileeren zoo scherp afkeuren, daar nemen we het met te meer vrijmoedigheid voor het goed recht der ernstige jubilea op.

De afschaffing van de jubilea zal in ons nooit een advokaat vinden.

Want dan zouden we pleiten moeten in een kwade zaak.

Een enkel jubileum is in het leven van predikant en gemeente noodzakelijk.

Hoe dikwijls komt het niet voor, dat een gemeente den arbeid van haar predikant wel waardeert, maar er tegenover hem niet zoo openlijk' voor uit komt. De gevallen zijn niet zeldzaam, dat een predikant jaren een gemeente dient en dat hij het eerste goede woord over zijn prediking of zijn herderlijk werk nog moet ontvangen. Op vele plaatsen spreekt hier de volksaard mee. Men zwijgt er meer uit verlegenheid, dan uit gebrek aan liefde. Het kan trouwens in elke gemeente voorkomen, dat een predikant gebogen gaat onder de gedachte als zou de liefde jegens hem zijn verflauwd.

Dan moet er eens een gelegenheid komen, waarbij de gemeente zich uitspreekt. Daarvoor kan een beroep, maar liever nog een jubileum dienst doen. En als dan de tongen losraken en men zich niet schaamt zijn hart eens te laten overloopen, dan kan ik mij zoo voorstellen, dat menige predikant in het eerst niet weet of hij wakker is dan wel droomt. Nooit had hij kunnen vermoeden, dat hij in het hart van zijn gemeente zulk een plaats had verkregen. En nog niet de publieke speeches grijpen hem het meest aan. Maar als daa, r een moeder hem de hand 'komt drukken en fluistert: ik dank u, dominee, voor wat u voor onze Marie hebt gedaan of een flinke jonge man komt daar aangestapt en zegt: uw catechisaties vergeet ik niet, dan is het of hij een nieuwe geboorte als predi'kant doormaakt. We treden zijn bidvertrelc niet binnen. Maar men kan het aan hem zien, dat hij zijn vroegere opgewektheid heeft verkregen.

Wanneer de gemeente er geen misbruik van maakt, mag een predikant zidi aan zulk een jubileum niet onttrekken. Hij zette zijn reisplannen uit zijn hoofd en blijve te midden der zijnen om met de gemeente te zingen: En gij, mijn ziel, loof gij Hem bovenal. En de gezegende invloed blijft ook voor de gemeente niet uit. Wat onbewust was is ontwaakt. Zij doet haar dominee meer van haar warme sympathie merken.

Vijfentwintig jaien leenen zich voor een eerste jubileum uitnemend. Vroeger beginne men liefst niet. Maar als iemand vijfentwintig jaar heeft geploegd en gezaaid, kan men over zijn arbeid zich wel een oordeel vormen.

Wel verjoochene de gesloten Hollander in zoover zijn aard, dat hij, in alle oprechtheid, zonder vleiende lip' te krullen, af en toe een korreltje waardeering voor zijn dominee vallen laat. Daarop late men hem geen vijfentwintig jaar wachten.

En dat 25 zij maar ééns 25.

Men telle dan voorts zonder pauze door tot 40.

Mij dunkt, dan wordt de soberheid betracht, de nadeelige gevolgen zullen zich niet zoo licht doen gevoelen en men heeft, enkele gelegenheden, waarop men crescendo aan waardeering en liefde het woord kan laten.

Maar vooral zij men spaarzaam met persberichten.

Alles wat er gezegd is bij zoo'n jubileum'behoeft toch niet in de krant.

Zij, die uitvoerige verslagen inzenden, wekken soms den schijn alsof er twee partijen in de gemeente zijn, een die den dominee graag mag en een die den afstand dagelijks vergroot en dat nu dominee's vrienden zich op hun andersdenkende medebroeders wreken door zijn deugden voor heel Nederland breed uit te meten.

Onze jubilea, mogen niet den opzichtigen rococostijl vertoonen.

Zij behooren bovenal gekenmerkt te worden door eenvoudige godsvrucht.

Calvinistisch, ook in uw jubileeren!

De Gereformeerde Student.

Naar aanleiding van onze artikelenreeks over „De Gereformeerde Student en de Anti-revolutionaire Politiek" informeert njen bij ons, waarom wij alleen spraken van den Gereformeerden Student aan de Vrije Universiteit en niet over hen, die te Kampen en aan Openbare Universiteiten (de S. S. R.-leden) studeeren.

Bij herlezing van ons eerste artik'el zal men het antwoord vinden.

Wel willen wij dit nog wat verduidelijken.

De klachten golden met name, of ik mag wel zeggen, uitsluitend de studenten aan de Vrije Universiteit.

Wat vanzelf niet insluit, dat de klachten zich tot hen beperken, maar in dien concreten vorm kwamen ze tot ons.

Ook dat is begrijpelijk.

Voor vijfentwintig jaren doceerde Dr Kuypier aan de Vrije Universiteit.

Het politieke leven bloeide in de studentenwereld.

En nu vroeg men zioh af: hoe is dat zoo veranderd aan de Hoogeschool, waarajan Dr Kuyper verbonden was.

Bovendien: ik was niet in staat een vergelijking te trekken tusschen de politieke constellatie-van voor 25 jaren en nu bij de studenten buiten de Vrije Universiteit, om de eenvoudige reden, dat ik alleen aan de laatste gestudeerd heb en er nu in andere kwaliteit aan werkzaam ben.

Omtrent Kampen maak'te ik in mijn artikel eenige onderstelling.

Maar aangaande de S. S. R.-leden kon ik zelfs dat niet. Hoewel i'k een getrouw lezer "ben van „Fratemitas", heb ik mij daaruit over het politieke leven onder hen geen oordeel kunnen vormen. 'Overigens houd ik mij voor desbetreffende gegevens warm aanbevolen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Het geschil tusschen onze Amerikaansche broederen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 februari 1924

De Reformatie | 8 Pagina's