Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Synode-indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-indrukken.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

De Bijbelvertaling I.

De indruk, welke de behandeling van het voorstel-Leiden inzake de Bijbelvertaling bij ons achterlietj ^behoort niet tot de aangenaamste, welke wij van de Synode meedroegen.

Niet, dat de discussie ook maar één oogenblik inbreuk maakte op den broederlijk'eh geest der Synode.

Ofschoon de bespreking weleens een warmtegraad bereikte, waartoe men bij vorige beraadslagingen nauwelijks opklom, werd de strijd toch door ridderlijkheid ' gekenmerkt.

Het is dan ook niet de vorm der discussie als wel de uitslag der stemming, welke op; ons een indruk maakte, welke ons onlustgevoel opwekte.

Het konservatisme — en dan niet in den goeden, maar in den minder goeden zin van het woord - -had hier een overwinning te bo'eken.

Zoo althans naar onze — uiteraard subjektieve — beschouwing.

Het voorstel, gelijk het op de Synodale tafel was neergelegd, was zoo bescheiden mogelijk.

Bescheidener kon het wel niet zijn.

Het luidde:

„De Synode benoeme Deputaten om te onderzoeken of thans voor onze kerken de tijd gekomen is een verbeterde (nieuwe of herziene) bijbelvertaling ter hand te nemen en (indien Deputaten tot een resultaat in bevestigenden zin komen) een concept op te stellen van de , maatregelen, welke de Synode bij de uitvoering daarran zal hebben te - nemen."

Zoo had-de kerk van Leiden het geformuleerd. En de kerk van Vlaardingen had een betuiging van instemming daarmee de Synode toegezonden.

Er werd dus voorloopig niets meer gevraagd dan Deputaten te benoemen.

Die zouden in eerster instantie niets anders te doen hebben dan te onderzoeken of de tijd, waarvan de Synode van 1917 gesproken had, nu was gekomen.

En alleen wanneer het onderzoek in bevestigenden zin uitviel, zouden zij hebben Oip te stellen, een concept, waarin werd uitgewerkt de wijze waarop het werk zou moeten geschieden.

Een onderzoek werd gevraagd.

Meer niet.

Doch zelfs dat onderzoek werd van de hand gewezen.

Waarom ?

We zullen hier de voornaamste argumenten, welke .tegen het voorstel werden aangevoerd, de revue laten .passeeren. Wl^^^& ^^M-

Het eerste was dit; dat op; dé Synóide in 1917, alzoo voor tien jaren, pas een beslissing was genomen en dat zulk een termijn van tien 'jaren voor het kerkelijk leven weinig beteekende. Met een uitvinding als de radio stond dat anders. Daarbij kan in tien jaar heel wat gebeuren. Vandaar dan ook, dat de Synode over het voorstel inzake radiouitzending gunstig besliste. Maar "nopens de verbeterde bijbelvertaling kon dit niet. De commissie van rapporteurs adviseerde dan ook de Synode om te O'veiwegen, „dat het wenschelijk is zich in de zaak der Bijbelvertaling te honden aan da lijn, door de Synode van Rotterdam 1917 aangegeven".

Was dit argument steekhoudend?

Laten wij het eens onderzoeken.

Het trekt al dadelijk de opmerkzaamheid, dat zoowel het voorstel-Leiden als het voorstel van de Synodale Commissie zich op het besluit van de Synode van Rotterdam beroepen.

Immers, al spreekt het voorstel-Leiden niet met evenzooveel woorden van de beslissing te Rotterdam, de passage „of thans voor onze kerken de tijd gekomen is", is daarop zeer duidelijk een terugslag.

De Synode van Rotterdam had uitgesproken, dat toenmaals de tijd nog niet wa.s aangebroken om het initiatief te nemxeB' tot een nieuwe vertaling of herziening maar dat zij, wijl er „Voor een nieuwe vertaling of herziening nog allerlei voorarbeid verricht dient te worden", het „echter wenschelijk acht, dat deskundigen binnen den kring van de Gereformeerde kerken, zoo mogelijk' in overleg met elkander, den voor deze zaak noodigen voorarbeid ter hand nemen of voortzetten".

Het zat dus'op, den voorarbeid vast. Intusschen is, gelijk men weet, door , , deskundi^ gen binnen den kring van de Gereformeerde kerken" sinds 1917 een voorarbeid geleverd, waarvoormen respekt moet hebben.

Wij hebben onze lezers indertijd uitvo'erig ervan op - de hoogte gesteld en berekenden, dat reeds méér dan een derde van heel de Schrift in streng exegetische bewerking voor ons lag. ~; -vk': ; < -^'": .; V-: ? '

Lag het dan niet voor de hand, dat men tot de Synode kwam en zei: in 1917 was er nog weinig of geen voorarbeid gereed, nu ligt reeds een zeer belangrijk deel klaar, zoudt gij nu niet eens willen laten onderzoeken of die voorarbeid genoegzaam is om met een verbeterde vertaling aan te vangen?

l^ag dat niet geheel in de lijn van 1917?

Doch er werd geantwoord: van 1917 tot 1927 zijn slechts tien jaren. En wat beteekenen tien jaren voor dit werk.

Dat lag zeker niet in de lijn van 1917.

De Synode van Rotterdam bepaalde toch niet, dat die voorarbeid minstens een 25 of 50 jaar in beslag' moest nemen!

Ze stelde — en terecht — geen termijn.

Het gaat slechts om het voldoende van den voorarbeid.

En dan zonder nader onderzoek uit te maken: in tien jaar kan niet aan de voorwaarde - ^an de Synode van Rotterdam voldaan zijn, mag dat wel als een ernstig opnemen van de zaak worden beschouwd? Schuilt hier niet achter een zekere moeheid, waardoor men tegen een onderzoek opziet, dat misschien zou kunnen leiden tot het aanvatten van een nieuwen, zeer zeker zwaren arbeid?

Ook nog om een andere reden kan dit argument ons nief bevallen. - ïMééési^MSmé^^^

Het komt feitelijk •-hiël< p--, neêT: : ''üaai" hét uitwendige, zooals uit de exploitatie van de radio voor kerkelijke doeleinden blijkt, '^éëvfëfr wij snel, maar naar het inwendige leven wij langzaam. cïi-S-S^V

Hier wordt iets als een normaal verschijnsel gé-' konstateerd, wat, op den keper bezien, indien het' Waar zon wezen, een felle aanklacht tegen onze keiken zou zijn.

Als de inwendige reformatie van een kerk met de uitwendige geen gelijken tred hoiudt, mag dat nooit als een verontschuldiging worden aangevoerd, maar moet dit als een oordeel tegen de kerk worden • • uitgebracht.

En hoewel we niet kunnen ontkennen, dat de, inwendige vooruitgang onzer kerken in tempo wel wat achterstaat bij de uitwendige en daarop ook gedurig hopen te wijzen, zoo mogen we toch, wat de uitlegging van het Woord Gods, alzoo den'voorarbeid voor een verbeterde vertaling betreft, „niêifc^ klagen. . — • •

Het argument der tien jaren dunkt ons dan ook uiterst broos.

Een tweede argument scheen sterker: „men kan niet zeggen, dat-door. de Statenoverzetting aan de . gemeente het Woord Gods wordt onthouden".

Het schijnt daarom sterker, omdat de Synode van Rotterdam hetzelfde uitsprak.

Maar vergeten werd, dat op diezelfde Synode een rapport werd uitgebracht, waarvan do konklusies werden aangenomen en waarin zeer krasse • uitdrukkingen voor de gebrekkigheid: ; _d.er ..^Statenvertaling werden gebezigd. .•-•i, .'.-, f'S-S'; ., ; ; ; .

Wij hebben het heele rapport een paar jaar ge-i • leden in ons blad laten afdrukken, maar wij willen de bedoelde krasse uitdrukkingen nogmaals citeeren. De spatiëeringen zijn van ons.

„Stellen wij nu de vraag, .hoe het in dit opzicht.met de Statenvertaling is gesteld, . dan moet zeer zeker allereerst worden gezegd, dat vele o-nvol-" komenheden voor den gewonen Bijbellezer (d.w.z. voor hem, die den grondtekst niet kan nagaan) óf van geen e óf van zeer ondergeschikte beteekenis zijn, omdat de aan. te brengen verbeteringen hem . • voor het beter verstaan van de bedoeling d.er Schrift - op dat punt niet óf zeer weinig zou, baten. Dit geldt van de overgroote meerderheid der tekstverbeteringen, maar ook van een zeer groot aantal verbeterde vertalingen.

Aan de andere zijde valt niet te ontkennen, dat er, vooral onder de in de Statenoverzetting voorkomende minder juiste vertalingen een aantal z ij n, d i e h e t V e r s t a a n V a n de bedoeling der Schrift op een be pi aaide plaats g r o ote 1 ij ks belemmeren of zelfs onmOr • - gelijk maken; en evenzoo-, dat de verouderde' uitdrukkingswijze meermalen ernstige mceilijkheden oplevert.

De bezwaren, .die hieraan verbonden zijn, springen in het oog. Bij het persoonlijk en hui-. selijk gebruik wordt het verstaan van bepaalde gedeelten der S ch r i f t e r cl O' oi r belemmerd; want natuurlijk in het bijzonder geldt : . van hen, die niet bij de Schrift opgevoed en dus niet aan haar taal gewend zijn, en wien b.V. door ". colportage de Bijbel in handen wordt gegeve-n. Maar ook bij de verklaring der Schriftin den Dienst des Woords doen zich soms de hieruit voortvloeiende moeilijkheden voor. Niet . ten onrechte is met het oog hieropi meermalen de ' klacht aangeheven, dat de behandeling van sommige Schriftgedeelten door de gebrekkig e vertaling óf ten zeerste bemoeilijkt èf vrijwel onmogelijk wordt gemaakt.

Bij dit alles komt een bezwaar van een nog meer algemeen karakter. De achterstand der Statenvertaling bij de huidige ontwikkeling der wetenschap moge niet zo-nder meer als een argument voor hare onbruikbaarheidsverklaring kunnen, gelden, toch brengt ze in de praktijk ook een algemeen gevaar met zich mede-, dat niet mag worden onderschat. Het gevaar, dat alt ij d dreigt, wanneer de Kerk geen genoegzame rekening houdt met den gang Van het leven rondom haar, bestaat ook hier. Voor sommige gemeenteleden kan deze achterstand niet geheel verborgen blijven. Dit n ii - kan leiden tot een ongewenscht wanf-.trouwen jegens de Statenvertaling en' tot een evenzeer ongewenscht gebruik^ maken van nieuwere reeds vett^|; ^M? ^H^^p| of nog te verschijnen overzetti h"gë h^' welft ker gebruik natuurlijk bovenal gevaarlijk is'; '

wanneer eenige, die'l^^i^Sp^^ sohenen — van dén-geest van tet modemisme zijn dpqitrokken, maar toch ook reeds ernstige, be-^ISSren kan medebrengen, zo-odra d'fiï_^5^jrvaardigers niet met beslistheid de inspiratie der Schrift b e 1 ij den, en in het algemeen, wanneer zulk eene vertaling niet de kerkelijke keur heeft , ^p, ii.tvan-

In het rapport van 1917 wordt dus toegegeven: lo'. dat er in de Statenoverzetting een aantal minder juiste vertalingen zijn, die het verstaan van de Schrift op een bep'aalde plaats groio telij ks belemmeren of zelfs O'nmogelijk maken;

2o. dat bij persoonlijk of huiselijk gebruik hierdoor hét verstaan van" bepaalde gedeelten der Schrift wordt belemmerd; "RSSftl?

3o.. dat de pr edik ing van sommige Schriftgedeelten daardoor èf ten zeerste bemoeilijkt 6f vrijwel onmogelijk gemaakt wordt;

4o'. dat de achterstand der Slatenvertaling leiden kan tot een ongewenscht wantrouwen jegens haar;

oo'. dat deze evenzeer oorzaak kan worden, dat men vertalingen ter hand-neemt, welker gebruik g e V a a r 1 ij k is.

Houdt men nu in het oo^, dat dit rapport van 1917 een kompromis-rap'port is geweest, dat de uitersten hierin elkaar hebben gevonden, dan toont dit wel hoezeer men er toen van doordrongen was, dat de toestand niet kon bestendigd Blijven.

Van zulk een algemeehe overtuiging gaf de Synode van Groningen, geen blijk.

In dit opzicht ging Groningen zelfs achter Rotterdam terug. #si|lï-

terdam terug. #si|lï-En wanneer de Synode van Rotterdam zich toch aan de uitspraak waagde, dat de Statenvertaling aan de gem'eente. niet het Woord Gods onthoudt, dan kan men dat alleen begrijpen van kompTomisslandpunt. - /& iJ¥^'\

Gelijk het daar, staat, kan het door ieder Gereformeerde worden aanvaatd.

Zeker, de Statenvertaling is niet zóó gebrekkig, dat het geheele 'Woord Gods er onverstaanbaar door wordt.

Maar.... er worden wel woorden Gods onverstaanbaar door.

Er worden wel woord-en God.s door aan de gemeente ontbonden. ^; ; ^è'; : p^; ''v'-; '^''^vl^!m^ii!^: i

0f wil men.: e e n d e e I-v a n h e t W o O' r d G o d s wordt aan de gemeente wèl onthouden.

En is dal op zichzelf niet ernstig genoeg?

Mag men dat met rust laten?

Laadt een Synode, als zij daarvoor geen. oog toont te hebben, geen ontzaglijke verantwoordelijkheid op zich?

Ja maar, wordt er gezegd, de weg der zaligheid is uit de Statenvertaling toch wel te kennen.

Doch is dit niet erg anthropocentrisch (men.sch in het middelpunt) geredeneerd?

Wordt het echt Gereformeerde theocentrische (God in hel middelpunt) hierdoor niet naar den achtergrond gedrongen ?

Hebben de woorden Gods voor ons alleen maar beteekenis, wanneer zij ons spreken van den .weg des heils?

-Het heeft iets benauwends, wanneer wij dit alles overdenken.

Indien een uitdrukking uit de belijdenis niet overeenstemt met het Woord Gods, brengt de kerk wijziging aan, ook al raakt "ze niet de zaligheid.

Maar wanneer tal van uitdrukkingen in de Statenvertaling niet overeenstemmen met het Woord Gods, dan heeft de kerk geen haast.

Is dat geen misstand?

Mag die voortduren?

Neen, ook het argument, dat door de Statenvertaling aan de gemeente niet het Woiord Gods wordt onthouden, is tegen een kritiek, welke de eere Gods beoogt, niet bestand.

Het is een half argument.

Op de Synode van 1917 kreeg het zijn aanvvdling uit het rapport.

Maar in het debat te Groningen werd het gebezigd zonder aanvulling.

Daar bleef het half.

En welke houding dient te worden aangenomen tegenover halve waarheden, is geen vraag.

«''fj'ö-', öféïige''"ar|unïentïeaï-"'i maal van nabij te bezien.

Wij liedoelen hier niet na te pleiten opi de beslissing van de Synode, van Groningen.

ï\Iaar wij wenschen wel vóór te pleiten op' beslissingen van latere Synodes.

Deze zaak dient warm te worden gehouden.

-^ Een kapitale fout.

Op het jongste Congres van de Geref. Studentenbeweging sprak voor , de theologische en natuurfilosofische afdeeling Dr W. J. A. Sdhouten van Arnhem over het aktueele onderwerp': „De verhouding van bijzondere en algemeen© openbaring".

Indien het verslag in groole trekken juist mag worden genoemd, merkt men dadelijk, dat hier niet een • theoloog aan het woord is.

- Daartegen kan op zichzelf geen bezwaar rijzen.

Laten natuurfilcsofen zich met theologie bemoieien en theologen op hun. tijd met natuurfilosofie.

Dat zal zelfs hoe langer hoe meer noodig blijken.

Maar dan behoort aan één voorvsraarde voldaan te worden.

K.l. dat men zich op het terrein, dat het zijne niet is, terdege inwerkt. Ook al kan men zoo nooit specialiteit op dat nieuwe terrein worden', men kan op dat gebied zich tociïi een oordeel vormen.

Van het „schoenmaker, houd je bij je leest", kan ook misbiuik worden gemaakt.

Dat daarom Dr W. J. .A. 'Schouten zich met theologische problemen inliet, duiden wij. niet euvel. Juichen wij zelfs toe.

Maar het kan onze instemming niet hebben, dat hij die problemen onzuiver stelt.

Wij matigen ons geen oordeel over de mate van theologische kennis van Dr Siöhouten aan, , maar dat die ontoereikend was om zulke problemen te bespreken, staat, indien wij opl het verslag mogen afgaan, voor ons vast.

Al heeft men uitstekend catechetisch onderwijs genoten en ook weleens in de Dogmatieken van Kuyper en Bavinck gesnuffeld, dan is men , nog niet in staat om zulke pxoblemen aan te snijden.

Het verslag toont geen geringe verwarring van begrippen.

We kunnen er niet aan denken, dat kluwen uit elkaar te halen.

We willen hier alleen wijzen op zijn kapitale fout.

Die zal hem misschien ook wel te Lunteren onder het oog gebracht zijn. .

Maar-waar de discussies niet in de bladen zijn opgenomen, is een woord van waarschuwing zeker niet .overbodig.

Zoo iets' mag niet onweersproken blijven.

Die kapitale fouL komt vooral uit in de zinsnede:

„De kennis van de openbaring Gods in de natuur danken we in hoofdzaak aan de natuurwetenschap."

Hier worden, de kennis der natuur en de algemeene openbaring met elkander verward.

Bij de kennis der natuur is de natuur o b j e k t. het

Bij de algemeene openbaring is God het o b-j e k t. En wel geschiedt die algemeene openbaring door de natuur als middel. Maar daardoor toch niet alleen. Ook de historie is middel. Daarenboven werkt zij ook door het ik', door den geest, door het hart van den mensch, of hoe men het noemen wil als middel.

Als roode draad loopt door heel het verslag van Dr Schoutens referaat de gedachte, dat de algemeene openbaring voornamelijk door de natuur tot pns komt.

Dat nu is ten eenenmale een misvatting.

Indien de natuurwetenschap' ons de algemeene openbaring deed kennen, dan ook de geschiedeniswetenschap en ook de psychologie. De laatste zou er zelfs het meest voor in aanmerking komen.

Dit alleen doet ons reeds vragen: is Dr Schouten wellicht ook een weinigje aangestoken door de aanmatiging van de hedendaagsche natuuiwetenscha.p als zou zij toch eigenlijk aan de spits der wetenschapipen staan?

Maar daarbij blijft het niet.

De algemeen.e openbaring te verstaan is niet do taaie van eenige wetenschapi, maar is de roieping van ieder mensch.

Er zijn duizende eenvoudige menschen, die de spraak Gods in natuur, historie en hart beter hoeren, dan groote natuurkundigen, , historici en psychologen.

Niet zelden staat de wetenschap voor het kennen van de algemeene openbaring zelfs in den weg.

Als Paulus in Romeinen 1 over de algemeen.e openbaring schrijft, dan zegt hij niet, dat de natuurwetenschap der heidenen, die op het spoor is gekomen, maar dat God Zich aan de heidenen heeft doen kennen. Zoo in vers 19: „Overmits hetgeen, van God kennelijk is in hen openbaar is, want'God heeft het hun geopenbaard".

Evenzoo wordt .in Rom 2:14 en 15 gezegd, dat de heidenen 'de wet hebben geschreven in hun harten en zij hebben de mannen der natuurwetenschap niet noodig om hen daarvan opi de hoiOgte teb.r-engen, ^ neen, hun eigen g.ewgten getuigt daarom mede-^eH*: -liffl.!' 'gedachten beschuldigen ? of ' •yérontscholdigen hen.

Daar heeft de natuurwetenschap niets en niemendal mee te maken.

Dat geldt van de heidenen.

Maar beter, dan door hen wordt de algemeene openbaring gekend door hen, die de laijzondere openbaring bezitten.

Ja, alleen in het licht der bijzondere openbaring wordt de algemeene openbaring recht gezien.

En vïie hebben nu het licht der bijzondere openbaring ? •

Alleen de mannen, der natuurwetenschap?

Neen, de gemeente Gods.

Een man van natuurwetenschap, ook al is hij geloovig, heeft daarbij niets voor op-., een eenvoudig geloovige.

Daar mag geen paus, maar ook geen wetenschap staan tusschen God en, de ziel..

De wetenschap blijft slechts hulptniddel.

En voor de kennis van de algemeene openbaring is dan .niet de natuurwetenschap het aangewezen hulpmiddel, maar de theologie.

Omdat de algemeene openbaring slechts recht gekend wordt uit de bijzondere en de bijzondere openbaring Gods het objekt van de theologische wetenschap is.

De boedelscheiding, welke Dr Schouten wil aanbrengen tusschen algemeene en bijzondere openbaring is ongeoorloofd.

Die is ook niet uitvoerbaar.

De natuurwetenschap zou van de bijzondere openbaring geheel moeten afzien en heidensch worden cm het met de algemeene openbaring alleen te willen stellen.

En dan nog zou zij in een fictie leven, want zelfs in de heidenwereld zijn door de traditie nog eenige overblijfselen van bijzondere openbaring, hoe ook verbasterd.

De kapitale fout van Dr Schouten, bestaande in de verwarring van kennis der natuur met kennis der algemeene openbaring van God in of beter: door de natuur wreekte zich blijkens het verslag in heel zijn referaat.

De natuurwetenschap houde zich aan haar O'bjekt: de natuur.

Vanzelf zal de geloovige beoefenaar der natuurwetenschap telkens genoopit worden om de wijsheid van den Schepper te bewonderen.

Daarin staat hij met den geloo'vigen landman, den geloovigen toerist op één lijn.

Hij ziet de natuur meer analytisch, de anderen meer synthetisch.

Zoo vullen beide partijen elkander 'aan..

Zou de natuurwetenschap echter het orgaan worden voor het kennen der algemeene openbaring, zoo zouden wij i^ een toestand van rationalisme geraken, waarbij die in de dagen der Aufklarung (Verlichting) nog rooskleurig was.

Toen bracht men ook wel boedelscheiding aan tusschen algemeene en bijzondere openbaring of, gelijk men toen ^'ei, tusschen natuurlijke en Kovennatuurlijke theologie.

Maar men stelde de beoefening van beide tenminste nog in één hand.

Kreeg Dr Schouten zijn zin, dan zou er zulk een scheiding tusschen algemeene en bijzondere openbaring worden aangebracht, dat de eerste het domein werd van den. een, de laatste dat van een ander.

En Dr Schouten was, zoo wij goed zien, in zijn referaat bezig tusschen beide terreinen prikkeldraad te spannen.

De bijzondere openbaring verliest zoo haar beheerschende plaats.

De Schrift is maar op een bepaald gebied tot oordeelen bevoegd.

De menschehjke rede heeft zich naast de Schrift een eereplaats veroverd.

Wij plaatsen een waarschuwingssein, opdat deze beginselen onder ons niet verder doorwerken.

Want ze verdragen zich met de Gereformeerde beginselen niet.

\'an harte hopen, we, dat Dr Schouten deze op.vattingen zal herzien.

Het zou ons nog liever zijn, indien hij kon berichten: het verslag is onjuist, ik stond ongeveer het tegenovergestelde voor, maar ik bleef in gebreke in zake het verslag k'orjrektie te verzoeken.

-^ De Brifladler van Ds Llngbeek.

Er schijnt zich een vrijwillige hulphrigade ten dienste van Ds Lingbeek te hebben gevormd.

Als wij ons niet vergissen behoort ook „een Gereformeerd medewerker" van het „Hand.elsb1ad" daartoe.

Deze toch zoekt achter ons gevoelen omtrent de Krankencommunie romani s e eren de Tendenzen!!

-^ De Hongaarsche Heraut.

„De Hongaarsche Heraut" heeft opgehouden'/iftC verschijnen.

Het doel, waartoe het werd opgericht n.l. om de , , Kalvinista Szemle" financieel te steunen, wordt niet meer bereikt.

W^ij kunnen dit niet anders dan betreuren.

Door „De Hongaarsche Heraut" leefde ons volk

met Hongarije mee. Wij lazen het blad sfêeat'"fiiWgenoegen.

Gaarne brengen wij het verzoek van Prof. Sehestyen om de „Kalvinista Szemle" met giften te gteunen, aan onze lezers over.

Menzende ze aan den heer J. H. Kok te Kampen, die zoo bereidwillig is om ze aan het juiste adres over te maken.

De „Kalvinista Szemle" is vco-r de Gereformeerde actie in Hongarije onmisbaar.

HEPP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's