Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Goede woorden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goede woorden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Telkens weer spreken we in onze artikelen over het vraagstuk der literatuurwaar'deering, practisch, . als het gaat over bepiaalde boeken, zoiowel als theoretisch, bij de overweging van de quaestie in 't algemeen.

Steeds verdedigen we daarbij, - naar men weet, de stelling, dat we als christenen zoowel met het aesthetische als .met het ethische element relcening moeten honden bij onze waardebepaling, maar dat, zoo' het gaat om één van deze beiden, om het aesthetische óf het ethische, als dus het eene met het andere in tegenstelling komt, dan voor ons geldt: het ethische boven het aesthetische. Want, 'tis Dr Bavinck die het zegt, „het theïstisch wereldbeschouwen (staat) altijd als het religieus-ethische tegenover het aesthetische primair".

Deze dagen nu lazen we een brochure van Roomsch-Katholieke zijde, waarin precies hs-tzelfde wordt bepleit, 't Is de uitgave van een rede, geouden opi het zesde Nederlandsch-Indiscihe Onderwijs-Congres te Weltevreden opi 18—21 Sept. 1927, over het onderwerp-„Invloed van de lectuur in de jaren der karaktervorming" i) door P. Kerstens. et kan wellicht zijn nut hebben, als we uit dit referaat enkele passages onzen lezers eens vooreggen ter vergelijking.

„Met bioscoopt en sport", aldus de heer Kerstens „deelt het boek tegenwoordig het leeuwendeel der ezorgdheid, om niet te zeggen van den angst, ij ernstige opvoeders. En hoezeer helaas terecht! eer en meer vertoonen zij den verderfelijken kant an hun dubbelgestalte. Ze kónden alle drie zegeingen zijn, in hun huidige gedaante zijn z: e een loek, een gruwelijke, satanische vloie'k', veel sneler, veel afdoender in hun afbraak, dan wij , in nzen moeizamen, bedachtzamen opbouw ooit zijn unnen".

In dit verband stelt de spteker zich nu e vraag: „kunnen wij het boek, dat enkel in esthetischen zin mooi is, maar afgekeerd van od, als lectuur aanvaarden? " En hij antwoordt Neen, omdat het zijn gewichtigste taak saboteert: e zielen nader brengen tot God".

Dit antwoord vloeit voort uit da' opvatting, 'die e referent is toegedaan aangaande kunst en choonheid. Hij zet die uiteen met een beroiep' op r M^oller, den bekenden Roomschen literatuurenner en essayist, aldas: „De schoonheid is uitegaan van God, de schoonheid moet terugkeeren ot God; de kunst moet den mensch verheffen.

verheffen tot God, dichter brengen bij God, tot Wien hij moet vvederkeeren, gelijlc alle stroomen en rivieren uitgegaan zijn van den Oceaan en er toe terugkeeren. In het streven naar deze schoonheid komen de edelste mogelijkheden van den mensch tot uiting Zij legt den vellen nadruk op het geestelijke der menscbelij'ke natuur. Zij' is een voortdurende propaganda voor harmonie, omdat zij harmonie i s. Zij vormt in den mensch een maatstaf, die hij aan alle levensverschijnselen gaat aanleggen Zij schept de gunstige sfeer, waarin hoogere gedachten gemakkelijk! kunnen kiemen en leven".

En nu staat het met een boek, enkel mooi in aesthetischen zin, maar niet dragend de schoonheidsidee, zooals die hier wordt aangegeven, zoo, dat het in „zijn zuiver aesthetisme de bijzaak (maakt) tot hoofdzaak'. De stoffelijke kunstvaardigheid, de stoffelijke beeldingsvcrmen, dat zijn vobr het boek: klank, rhythme en compositie, ze zijn zuiver zinnelijk en alszoodanig oneindig inferieur aan de wezenlijke schoonheid, die Gods beeld en gelijkenis heeft, dus onzinnelijk, geestelijk is „Zuiver aesthetisch genot is leeg en onvruchtbaar en het doet den mehschen het evenwicht verliezen, misvormt hen en maakt verfijnde egoïsten van hen" zoo citeert hij Foerster ten bewijze.

Onze opmerkzame lezer zal zien, dat hier geheel dezelfde meening wordt geuit, die we boven torliiuleerden en dat ze ook op' een gelijk Inzicht in het wezen van een werkelijk goed en schoon boek is gebaseerd.

Daarnaast echter hebben we immer gesteld — ook uit de boven gegeven samenvatting blijkt het — do gedachte, dat we bij onze waardebepaling hetaestlietische element niet mogen verwaarlozen. Al stellen we het niet, zooals de moderne kunstenaars willen, primair, we achten het toch ook een voorwaarde voor elk boek, dat opi den naam van „schoon", van kunstwerk, aanspraak maken wil. Ook deze opvatting nu vinden we .in dit referaat verdedigd. „Evenmin bruikbaar" zegt de sp-reker , , is de lectuur die in aesthetischen zin onschoon is". En hij geeft nader aan wat hij daarmede bedoelt, aldus: „Ik heb hier voornamelijk het oog op de zoogenaamde Schmidleotuur, in 't Nederlandsch misschien het best weer te geven door knoei-lectuur".

Deze knoei-lectuur acht hij zelfs gevaarlijk, omdat ze het goede boek „verplettert". En dan is „knoei-lectuur niet enkel smak'elooze of goedkoope onbenulligheid, .... niet enkel galanterie-artikel van den geest, speculeerend op. het kinderlijk plezier in alles wat blinkt. In onze dagen is veel meer in trek de elegante knoeilectuur, die snedig en pikant wil zijn ...., die levensvervalsching (brengt) in allerlei vorm door toevo-eging en door weglating".

Naar deze knoeilectuur grijpen de menseben, „omdat het meerendeel óf te afgemat is door beroepswerk ol' innerlijk te weinig voorbereid is, om ernstige leesstof op te nemen, die eigen nadenken, eigen' medewerking vraagt, daaroan toovert de knoeilectuurfabrikant zijn consumenten een bestaan voor c-ogenvan moeitelooze elegance, waarin de hartsterkende levensstrijd verdonkeremaand wordt".

Zoogoed dus als het boek, dat enkel in aesthetischen zin. mooi is, verwerpelijk moet worden geacht, omdat het sleclits 't zinnelijke streelt (zinnelijk' daarbij niet in ongmistigen zin bedoeld) zoogoed is ook voor het aesthetisch onschoone boek, de knoeilectuur dus, waardeering uitgesloten. Want, — en de Spreker kornt hier met argumenten, die we alweer gaarne overnemen — ze leidt tot „overprikkeling van de fantasie „in twee richtingen... de opgejaagde begeerte, die telkens naar nieuwe knoeiproducten drijft en het onverschillig worden jegens schoonheid en verhevenheid...." En „die cverprikkeling der fantasie is nog maar phase tot verdere nadeelen. De knoeilectuurlezer boet langzamerhand de geschiktheid tot eigen coaicentratie in. Hij verliest de fundamenteelé krachten tot waardevolle zelfwerkzaamheid: uithoudingsvermogen en volharding. Er ontstaat in zijn geest wat de Duitschers Denkunlust noemen. Vanzelfspxekend volgt daarop afkeer van de realiteit, vlucht in de door de knoeilectuur voorgespiegelde valsche wereld. Dit conflict met de werkelijkheid krijgt de omgeving van de(n) ' schundlez6r(es) maar al te gauw te zien: opvliegendheid, prikkelbaarheid, onverdraagzaamheid, minachting voor anderen en zelfoverschatting".

We volstaan met het vermelden (en aaneenvoegen) van deze uitspraken. Oofc zonder verder commentaar is het duidelijk, dat ze de bevestiging zijn van de meening, die we steeds in deze rubriek voorstaan.


1) Uitg. atd: R.-Katli. Boekhandel, G. Kolff ea Co, Batav-i: i, Weltevreden, Leiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Goede woorden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's