Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus langs den Indischen Helrweg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus langs den Indischen Helrweg

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. Stanley Jones.

Dit boek is in zekere zin ee'U piendant van het onlangs in deze rubriek door mij besproken werk van Katharine Mayo, M other I n d i a.

Beide laten zij ons Indië, Britsch-Indë, zien, maar van een geheel verschillende zijde belicht. Aan het einde van mijn bespreking van Katharine Mayo'Sr boek wees ik ©r. op', dat ik er één ding in gemist had: ©en breedere bespreking van de Christelijke zending en haar 'beteekenis.

Dit nu vindeai we juist in het mooie boiek van Stanly Jones, The Christ lof the Indian R O' a d.

Beide schrijvers zijn Amerikanen, en het ohject van hun studie is hetzelfde geweest: Bdtsch-Indië; maar hoe geheel verschillend is dei aard van hun werk!

Katharine Mayo rukt met meedöiogenlooze hand de zwachtels weg, om d© vuile wondeplekken van de Indische samenleving bloot te leggen, zóó, dat men zich bijna met walging ziou afwenden.

Stanley Jones, die zijn leven voor de Indiërs gegeven heeft, vertelt ons met ©en hart vol liefde hoe Indië staat tege'nover de Christus, de ©enige heelmeester.

Katharine Mayo's boek heeft van de zijd© der Indiërs scherpe tegenspraak uitgelokt; zoo heeft een Brahmaan, Ranga Iyer, 'er fce'gen gepolemiseerd in F a t h e r India, een werk dat ik een dezer dagen ook in deze rubriek Jioop^ te bespreken.

Het boek van Stanly Jones kan Indiërs en Westerling slechts doen danken, dat-God zulke menschen aan de wereld wil geven, als de autC'Ur zich in zijn eenvoudige openhartigheid toont te zijn; en de Christenen e-n weldenkende Indiërs laumen slechts hopen, 'dat 'schrijvers vreugdevolle verwachtinge'U ten opzichte van het land zijner liefde bewaarheid mogen wo*d©n.

Dat het met de Britsch-lndiërs treurig gesteld is — wat de hoofdstrekking is van Katharine Mayo's betoog — koant ook wel" uit, eventjes, in Stanley Jones' boek, wanneer hij ons vertelt van een orthodoxe Hindoe, die de droeve verzuchting slaakt: „Wij behooren tot een snel uitstervend ras. Na op zijn hoogst twee geslachten zullen * wij verdreven zjjn van de aardbodem". En we zitten midden in de kwestie van haar boek, wanneer Stanley Jones dezelfde Hindoe — die zich richt tot Sheshagiri Aiyar, lid van de wetgevende vergadering van Britsch-Indië, waarin deze ©en zeker wetsvoorstel had ingediend — aldus citeert:

„In uw wet, die in het heel© land rechtsgeldigheid .verkregen heeft, heht ge geen ro'kening gehouden met de eischen van onze godsdienst, gij hebt - alleen mededoogen getoond met wat gij de „beklagenswaardige positie der vrouw" noemt en daarover vrome tranen gestort. Daardoor hebt gij meegeholpen de oude "Hindoesche gebruiken te vernielen".

Maar overigens is dit heelemaal ni'©t de kant die Stanly Jones belicht. Hij heeft jaren als zendeling gewerkt onder de aanzienlijke standen van Britsch-Indië, waartoe de Amerikaansche Methodisten hem in staat stelden, en hij vertelt ons nu van zijn ervaringen in die arbeid, en de conclusies tot welke hij daarbij^ langzamerhand gekomen is ten opzichte van de ontvankelijkheid van de Britsch-lndiërs voor het Christendom.

Of eigenlijk moet ik zeggen: voor d© Christus. Voor de Christus die daar gaat langs de Indische heerweg.

Ik heb van Mother India geschreven, dat ik het een aangrijpend boek vond; ontroerend; schokkend.

Maar The Christ of the Indian Road met zijn roerende eenvoud en zachtheid van toon is eigenlijk nog veel geweldige'r.

Het maakt O'ns stil, wanneer we deze man, die de hoogere, de leidende kringen van Britsch-Indië door en door kent, hooren zeggen dat hij verwacht dat dit ontzaglijke rijk, waar een vierde d.er bevolking der aarde woont, in afzienbare tijd gewonnen zal worden voor Christus.

Niet voor het Christendom in zijn eigenaardige Westersche kleur, maar voor de 'Christus.

Wanneer men het Christendom als godsdienstig stelsel en als draagster der WesteiTsohe beschaving ingang tracht te doen vinden in Indië, dan stuit men op' een muur van verzet: het aannemen va.n de godsdienst der veroveraars is veirraad .aan het eigen land, in de gedachtengang van de nationalistische Indiër.

Maar als men de persoo'n van Christus — niet een vervaagde figuur, maar de Christus der Schriften — naar voren brengt, dan luistert de Indiër vol eerbied.

Toen onlangs aan verschillend© professoren jn ons land de vraag gesteld we'i-d wat zij' meenden dat het wezen en de beteekenis van het Christendom was, to'cn antwoord'den O'. a. twee Gereformeerde, twee Rechts-Ethische, een .Luthersch© ©n een Roomsch-Katholiek hoogleeraar: Christus, 'de {•iod-mensch, de Verioisser der Wereld. Hoe h©©r]ijk kwam hier bij alle verscheidenheid de eenheid der Christenen in Christus uit!

Dat het tenslotte alleen om Christus zélf gaat, en dat wij, vooral ook door oïis leven. Zijne getuigen moeten zijn, heeft ook Stanley Jones na veel teleurstelling geleerd.

Treffend is, wat hij ons vertelt O'ver het begin van zijn loopbaan als predikant:

„Een getuige te moeten, zijn, dat is mij in de ziel gebrand door het tragisch begin van mijn loopbaan als dienaar des Woords. Tloen ik tot het ambt geroepen werd, had ik een vaige voorstelling dat ik Goids advocaat moest zijn — zijn zaak moest verdedigen in een schitterend pleidooi. Toen ik mijn predikant verte'ld© van mijn roeping, vroeg hij me, tot mijn verbazing en schrik, mijn eerste preek over enkel© weken op een ZondagaA'ond te houden. Ik bereidde me zeer zorgvuldig voor, want ik hoopte een goede indruk te maken en Gods zaak waardig te verdedigen. Er was een groot en zeer aandachtig gehoor, want alleai waren de jonge man goed gezind. Ik begon met het noo'dige zelfvertrouwen. Na een paar zinnen, gebruikte ik een modewoord, dat ik voor of na die tijd nooit meer op' mijn lippen heb genomen. Toen ik het uitsprak, zag ik, dat ©en jong meisjesstudentje zich vooroverboog om een glimlach te verbergen. Dat bracht mij zO'O 'in de war, dat ik de draad van mijn betoog niet meer vinden kon, hoe ik mij ook inspande. Ik weet niet, hoe lang ik daai-wel mijn handen heb staan wrijven in de hoöp', dat mij weer iets te binnen zou schieten. Het leek '©en ©euwigh©id!. Tjen slotte stotterde ik: „Vrienden, het spijt me, maar jik ben mijn preek vergeten". Vol schaamte en verwarring ging ik het trapje af. Dit is het begin van ijn ambt, dacht ik, en het is een tragische mislukking. Toen ik op de laatste tree stond scheen een stem tot mfj te zeggen: „Heb Ik niets voor gedaan? "

„Ja", antwoordde ik, „alles hebt Gij voor mij edaan".

„Welnu", ging de stem voort, „kunt ge dat niet ertellen? "

„Ja, ja, dat kan ik", antwoo'rdd© ik' vol vxeug'de, en ik ging onder de preekstoel staan (ik voelde mij zoo klein op' dit oogenblik, dat ik ©r van overtuigd was, dat ik daarboven niet hoorde!) ©n zei: „Vrienden, ik heh gemerkt, dat 'ik niet preeken kan, maar ik heb Jezus Christus lief. Gij allen weet, hoe ik onder u geleefd heb — ©©n roekelooze jonge man, die d'© ernst des levens niet kende —-en ge weet, hoe ik veranderd ben. Gij weet, dat Hij het leven voor mij' vernieuwd heeft en hoewel ik niet preefcen kan, ben ik vast besloten Hem lief te hebben en te dienen". Na afloop kwam een jongen bij me en zei: „Stanley, ik wilde dat ik ook had wat jij gevonden hebt". Hij heeft het to'en nog niet gevonden, maar nu is hij lid van diezelfde kerk ~ een Christen in de diepste zin van het woord. Nieman'd wenschte mij' die avond geluk, maar in later jaren, to-en de schaamte niet meer pijn deed, heb ik mijzelf wel dikwijls met dat begin geluk gewenscht. God had mij hard getuchtigd, maar de les heb ik nooit vergeten. In mijn ambt moest ik Gods getuige zijn, niet Zijn advocaat; leven in gemeenschap met Christus, zoodat ik altijd iets zou hebben om m'ee te deelen".

In Indië begon Stanly Jones eerst wéér verkeerd: het Christendom te verdedigen, in plaats van de Christus te brengen.

Totdat op hem aandrong de beteekenis van die heerlijke paradox, waarin Christus naar Zijn .eigen woord de gelaafde 'en de laver is: „Voor zoover gij dit aan een van de minste mijner broederen, gedaan hebt, hebt ge het Mij' gedaan".

Toen begreep hij, dat Christus zit aan de Indische heer weg in al de ©llendigen die smeeken om een bete broods, om een beker koud water. Toen zag hij, dat Christus zelf reeds lang was begonnen langs die heerweg voort te sahrijden, jnaar de Christenen zelf hadden Zijn wondere gestalt© omsluierd door hun Westersohe begripp'en vóór hem te schuiven.

Nu ging hij Hem zélf toonen, zooals Hij, de Aziaat naar 'den\ mensch, zich geeft aan Indië, aan Azië. De Christus van de Indische heerweg.

En als dan degene die He'm ve^rkondigt, ook, zij het in zwakheid. Zijn beeld vertoont, dan opent zich 'de geest van de Indiërs voor Hem: zij willen Christus zien, én Christenen.

Welk een zware taak is het, om zóó Evangelie: verkondiger te zijn. Alleen wie alles verwacht van .Gods genadige bijstand, zooals Stanley Jones dat altijd weer blijkt te doen, kan hier onder Gods zegen resultaat hebben. Zijn kracht wordt in zwakheid vervuld.

Natuurlijk is het „wie" hier niet in strijd met het „wat". Het „wie" draagt het „wat".

Begrijp mij goed, zegt Stanley Jones: „Het „wat" in het Christendom is niet onbelangrijk. Altijd weer zullen er om Hem heen leerstellingen ontstaan. Wij kunnen niet zonder leerstellingen. Maar ik acht het va.n zOiO groot belang, dat wij zuiver in de leer zijn, dat ik vraag, dat elk onzer dogma's telkens weer bezien wordt in het stralend licht van Zijn persoonlijkheid en telkens weer gesteld wordt onder de tucht van Zijn levende Geest. De eenige plaats waar wij onze leer zuiver kunnen houden is in het licht van Zijn aangezicht. Diaar worden dwalingen openbaar, daar, maar nergens anders".

Het Indische Christendom zal hetzelfde zijn als het onze, omdat het hart er , van dezelfde Christus zal wezen; maar het zal anders gekleurd zijn. De Indiër zal Christus zien, zöoals Hij komt langs de Indische heerweg. Die Christus zal hem verlossen van de ontzettende nachtmerrie der misschien acht millioen reïncarnaties, die volgens het Hindoeïsme noodig zijn om God te bereiken.

„Wanneer ik mij nu voorstel", zegt Stanley Jones, „hoe de mensch zou zijn die voor ons het type zou wezen van de echt Indische Christen, dan rijst de figuur van Sa: dhu Sundar Singh voox mij op. Zooals hij daar staat in zijn in lange plooien neervallend geel gewaad', de voeten in sandalen, zonder eenig aardsch bezit, met een gelaat dat straalt van rust en vreugde, is hij geheel een figuur uit het Nieuwe Testament. HieT zien wij het Christendom in een zuiver Indische voim.

Wanneer hij naar Europa gaat, is geen zaal ol kerk groot genoeg voor de menschenmenigte die hem wil hooren. Wanneer zij naar hem luisteren, hooren zij klanken, die onze onrustige hedendaagsche samenleving nieuw schijnen; die een leven vertolken, waarin de suprematie van de geest toit werkelijkheid is geworden, dat rust en harmonie gevonden heeft, en zich volkomen heeft overgegeven aan de Christus die langs de Indische wegen gaat.

Terecht is er gezegd: „De laatste commentaar opi de evangeliën kan niet geschreven wo-rden, vóór Indiö tot het Christendom is overgegaan"."

Tenslotte schetst Stanley Jones „onze schoone taak in Indië" aldus: „Zelf hem kennen, anderen tot Hem leiden, ons dan terug trekken — niet noodzakelijkerwijs ons uit hun land teTUgtrekken, maar in elk geval ons in geestelijke zin terugtrekken — en Indië met Christus alleen laten: Hij en Indië moeten de verdere weg alléén gaan".

En hij eindigt met d'e juichtoon: „Indië begint te wandelen met Christus die gaat langs de Indische wegen. Een triomftocht zal het zijn".

Moge zijn verwachting niet beschaamd woerden. Als hij juist ziet — God geve het! — dan kunnen v/e ons nauwelijks voorstellen welk een groot werk God bezig is te werken. Steune ons gebed al die mannen, ook in ons Nededandsch-Indië, die trachten aan de Indiërs Christus te laten zien in al Zijn heerlijkheid en verlossende zondaarsliefde.

VELDKAMP.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Christus langs den Indischen Helrweg

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's