Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het rechte spoor?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het rechte spoor?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige weken geleden werd als „Boek van de Week" in dit blad besproken: „Christus langs den Indischen heirweg".

Het boek heeft opgang gemaakt; het werd reeds vertaald in het Kederlandsch en het Duitsch; en het zal ook nog wel in andere talen geschieden.

Het schijnt ons toe, dat het boek ook in deze rubriek aan de orde mag komen; niet het-boek zelf echter, maar het beginsel, dat aan dit boek ten grondslag l'gt.

Wat dit beginsel is? In enkele woorden kunnen wij het weergeven als: niet het Christendom moet aan den Indiër worden gebracht, doch' Christus.

Dr Veldkamp schreef dan ook: „Wanneer men het Christendom als godsdienstig stelsel en als draagstei der Westersche beschaving ingang tracht te doen vinden in Indië (Engelsch-Indië), dan stuit men op een muur van verzet: het aannemen van den godsdienst der veroveraars is verraad aan het eigen land, in den gedachtengang van den nationalistischen Indiër.

Maar als men den. persoon vari Christus — niet een vervaagde figuur, maar den Christus der Schriften — naar voren brengt, dan luistert de Indiër vol eerbied".

Wat dus volgens den schrijver van het genoemde boek de zendingstaak is?

„Zelf Hem kennen, anderen tot Hem leiden, ons dan terugtrekken, en Indië met Christus alleen laten: Hij en Indië moeten den verderen weg alleen gaan."

Het is goed en noodig ons bij het zendingswerk tot geestdrift te laten opwekken. Welk een heerlijk idealisme wordt er bij den schrijver gevonden! Welk een heerlijke toekomstverwachting! En ook: welk een wijsheid, en godsvrucht, en liefde wonen en lieerschen in dezen Stanley Jones! Het is, zooals dr Veldkamp schrijft: „liet maakt ons stil", en wij vergeten hem te prijzen.

Na alles te hebben laten inwerken op onze ziel, komt weer de redeneering naar boven, welke ons de vraag doet stellen: gaat het naar deze methode in het rechte spoor?

Neen, het is verre van ons ook maar in eenig opzicht een man als Jones te critiseeren. Dit zou eenvoudig belachelijk zijn. Wij stellen deze vraag slechts, om ons van zijn methode te meer rekenschap te geven.

Immers, i, n verband met deze methode kunnen er allerlei overwegingen bij ons opkomen.

Alleen Christus moet gepredikt worden; maar is dit iets nieuws? Zeide niet de apostel Paulus, dat hij niet voorgenomen had. iets te weten dan Jezus Christus en die gekruisigd?

Alleen Christus en niet het Christendom; maar moet dan door de historie van 19 eeuwen een streep gehaald? Wat blijft er dan, over van de belijdenis, dat de Heilige Geest is de d'octor ecclesiae, de leeraar der kerk?

Alleen Christus, om aan den Indiër, zoo hij tot liet geloof komen mag, over te laten een Indisch Christendom te ontwikkelen; maar is het recht hem daarbij den steun en het voorbeeld van het. Westersch Christendom te onthouden?

En kan de zendeling zich van zijn Westersch Christelijk gewaad ontdoen, als hij den Christus predikt?

En ook, als men Christus predikt, alleen Christus, den Christus der Schriften, blijft dan niet het feit, dat de sociahst zich dien Christus anders voorstelt (en dus ook predikt) dan de lloomsche, en de Remonstrant, en de Gereformeerde?

Is het dus eigenlijk niet veel meer dan een leuze (wel een pakkende, maar toch slechts een leuze): alleen Christus?

Wanneer zulke bedenkingen oprijzen, kan het goed zijn te luisteren naar een zendingsman als dr Richter; hij kent Indië; hij schreef over den zendingsarbeid aldaar een uitnemend boek; hij is Duitscher, dus nuchter, en zal zich door een Ame-Irikaansche leuze niet van de wijs laten brengen.

In het „Neue Allg. Miss. Zeitschrift" van Mei brengt hij in de Rundschau dit punt ter sprake. Zijn naam wordt er wel niet bij genoemd, maar wij meenen ons niet te vergissen, indien wij hem voor den schrijver houden.

En wat schrijft hij?

Eerst herinnert hij aan het feit, dat in de 19e eeuw de Angel-Saksische zendelingen het als vanzelfsprekend beschouwden, dat er tusschen het Christendom en de Westersche cultuur een innige harmonie was; die cultuur zou uit den wortel van het Christendom zijn opgekomen; wie dan ook die cultuur wil aannemen moet eerst een Christen worden.

De oorlog en vele andere dingen en verschijnselen meer, hebben een anderen kijk op deze kwestie gegeven. En sommige zendelingen hebben daaruit de consekwentie getrokken.

„Een boek als het veelgelezene van Stanley Jones, Christ on the Indian Road, gaat juist van de vraag uit: Gaan Christus én de Westersche beschaving te zamen? Het geeft allerlei bewijzen, waaruit blijkt, dat de Indiër duidelijk het onderscheid en den afstand ziet. En als Christus wordt losgemaakt van de Christelijke beschaving, straalt Hij eerst recht in al Zijn heerlijkheid.

Daar zegt een Hindoe: „Mij een Christelijk man noemen, is een eere; noemen zij mij een Christen, dan is dat een beleediging". Daar klaagt een ander: „Voor u is geen plaats in Europa. Kom, Heere Christus, kom tot ons. Rlijf bij ons in Azië, in het land van Boeddha, van Kabir en Wanak. Bij Uw aanblik zullen onze met zorgen bezwaarde harten verlicht worden. O Leeraar der liefde, daal neer in onze harten, en leer ons het lijden van anderen te voelen, de melaatschen te dienen èn de paria's met liefde te omringen".

Van alle zijden en uit verschillende deelen van Indië wordt gemeld, dat vooral in de hoogere standen een bepaalde richting zich naar Christus heenbeweegt. Het verrast, hoe menigmaal in pubheke redevoeringen woorden van Jezus als beslissend worden aangehaald. Vele Hindoo's erkennen Christus als Leeraar en voorbeeld, zonder Hem als Heere en Heiland te aanvaarden.

Voorzeker is onder deze omstandigheden een zendingsmethode als die van Stanley Jones gewen scht.

Hij evangeliseert vooral onder de meer ontwikkeiden, en het blijkt, dat hij allerwege ingang vindt. Door zijn blad „The fellowship of Jesus" zoekt hij ook-de Nicodemussen té bereiken. Ook de dusgenaamde Barrow-lezingen trokken in den winter van 1.925 op 1926 geregeld meer dan 1000 toehoorders, terwijl als onderwerp zonder meer behandeld werd: Jezus".

Op de vragen, welke wij Opwierpen, gaat prof. Richter niet in; hij noemt ze niet eens. Maar wel verklaart hij uitdrukkelijk, dat, met het oog op zoovele merkwaardige verschijnselen en omstandigheden, de zendingsmethode van Stanley alle récht van bestaan heeft. En op de vraag, of zijn arbeid in het, rechte spoor gaat, kan dus toestemmend worden geantwoord, als maar niet vergeten wordt, dat het onder die bepaalde omstandigheden gewensrht kan worden geacht, en niet uit het oog wordt verloren, dat, wat Jones kan, een ander nog niet kan zijn toevertrouwd.

In diezelfde Rundschau wordt déze zaak nog van een andere zijde belicht. Het Christendom is voor het bewustzijn van den Indiër zoo één met de Westersche beschaving, dat hij ook, na Christen geworden te zijn, zich daarvan los wil maken. En zoo komen de zendende kerken in groote moeilijkheden bij het institueeren van de zendingskerken. Bovendien willen die zendingskerken zich van de zending vrij maken.

Met het oog op dit streven, en irLziende de noodzakelijkheid van samenwerking tusschen "de zendingskerk en de zending, heeft de (iosznersche zending haar zendelingen eenvoudig laten , , inlijven" in de Inlandsche kerk van Tschota Nagpur.

Dat dit een ideaal-oplossing is, kan moeilijk worden gezegd.

Men wil van het Westen los. Maar hoe zal dit geregeld moeten worden? , , Welke takken van arbeid zullen aan de Inlandsche kerk worden overgedragen en welke door de zending., worden behouden? Tot welk een bedrag zullen gelden, aan de zending gegeven, aan de zendingskerk gegeven worden, om daarover naar welgevallen te beschikken? Kunnen de Inlandsche kerken zelfstandig het zendingswerk verrichten zonder steun van de zendingscorporaties? Gevoelen zij wel het belang van dit werk? En zoo zouden de vragen kunnen worden vermenigvuldigd."

De twee belangrijkste vragen, die voor de Indische kerk ter sprake komen, zijn echter de volgende:

„Het Hindoeïsme is in zijn wereldbeschouwing buitengewoon inschikkelijk. Men kan Hindoe blijven en toch ook Christelijke overtuigingen erop nahouden. Maar op sociaal terrein is dezelfde Hindoe onbuigzaam. De kastengeest doordringt alle levensverhoudingen, en doet zich ook in de kerk van stap tot stap gelden. Hoe kan de kerk zich tegen de omarming van dit sociale kwaad doen gelden, en aan een doodelijke omarming ontkomen?

En bij het sierk religieus karakter van den Indischen geest is het zeer waarschijnlijk, dat de innerlijke gesteldheid van het godsdienstig leven in Indio anders zal zijn dan in Europa. Zoo 'kan men daarvan droomen, hoe in de Indische kerk een onbeperkte overgave aan God zich meer zal bezighouden met de vraag wat God is dan wat God geeft; hoe een hartstochtelijk loven van God zich in verrukking in God verliest; hoe een steeds toenemende onverschilligheid ten opzichte van geld en gemak den lof der armoede zal zingen; hoe het gevoel van gemeenschap ertoe zal leiden alles met den naaste te deelen; hoe het tijd en uur vergetende verzinken in den Eeuwige en Almachtige aan houding en gedrag waardigheid zal verleenen; hoe de kracht van het ge'duld en de schoonheid der zachtmoedigheid in allen luister zullen stralen.

Maar te ernstiger zal men er voor op zija hoede moeten zijn, dat de krachtige pantheïstische en theosophische neiging niet de realiteiten der Christelijke wereld in een vluchtigen nevel doet oplossen.

Het gevaar van het syncretisme is op geen enkel zendingsveld grooter dan in 'Indië, juist omdat de beste geesten sinds duizenden van jaren zich met deze diepe religieuse problemen hebben beziggehouden."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

In het rechte spoor?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juli 1928

De Reformatie | 8 Pagina's