Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Contact”, door J. L. F. de Liefde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Contact”, door J. L. F. de Liefde.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende Schrijfster J. L. F. de Liefde, die met haar boeken „Als een dien zijn Moeder troost", „Tn Liefde Bloeyende", e.a., onze christelijke literatuur heeft verrijkt, heeft eenigen tijd geleden een nieuwen roman gegeven, die in bijzonderen zin onze aandacht verdient.

Het gegeven van dit nieuwe boek, dat tot titel draagt „Contact"'), is heel simpel, zoo, dat in enkele woorden de inhoud van het verhaal is weer te geven.

Een jong meisje, Emma Langenberg, eenige dochter van een weduwe, komt voor eenigen tijd in het gezin van haar oom, den dorpspredikant Rengers, omdat haar moeder in een ziekenhuis moet worden opgenomen. Een van de zoons uit het gezin Rangers, Egbert, een toekomstig medicus, heeft een goeden invloed op haar en heeft van zijn kant aanstonds liefde voor haar opgevat. Straks, als hij student is te Amsterdam, komt hij telkens met haar in aanraking, en zoo groeit een wederzijdsch contact, waaruit ook van haar zijde liefde ontspruit. Maar haar gehechtheid aan haar moeder, na de operatie sterker dan ooit, en 'het feit dat moeder haar niet missen kan, doen haar alle gedachten aan consequenties van die liefde op zij zetten, ofschoon ze zich steeds duidelijker ervan bewust wordt. Deze houding wordt voor haar oorzaak van zwaren strijd, als hij besloten is als zendeling-arts naar Indië te vertrekken, maar ze brengt haar offer en laat hem gaan. En hij aanvaardt haar daad, omdat hij verstaat, dat ze niet anders kan. Ze hebben zich niet tegenover elkaar uitgesproken in een verklaring van eikaars liefde_, maar liedden gevoelen het contact, dat bestaat, en ze leven daaruit ook, als hij is weggereisd. Eerst na vele jarei); keert hij terug. Haar moeder is dan al 'lang overleden. En als ze dan elkaar weer ontmoeten^ komi) het tot een elkaar belijden van wat altijd in beider harten had en heeft geleefd.

Dat is het heele verhaal: doodeenvoudig, zonder complicaties, en in zijn slot, het gelukkige huwelijfc na vele jaren van smartelijk gevoelde scheiding, haast ouderwetsch-gewoon. 'Het gegeven, zou mea willen zeggen, laat trouwens 'ook geen hoogere vlucht toe. 't Is de aloude en bekende cirkel, die uiteraard regelmatig loopt en netjes uitkomt.

En tóch is het dit gegeven, dat dit boek bgzonderei aandacht doet verdienen. Want men moet deze» roman niet allereerst zien opzichzelf, maar als een, roman van dezen tijd. Men moet hem zien naast, of beter, tegenover de moderne romanliteratuur. Dan bemerkt men, hoe uit dit simpele gegeven eea boek is gegroeid, dat een getuigenis is, eea remedie tegen den geest der tegenwoordige romans en vooral, een proeve van echte christelijke kunst

Doorgaande eigenschap van de moderne romanliteratuur is de prediking van het zelfbestemmingsrecht voor den modernen mensch. Recht op geluk, dat is het groote devies van schier iedere romanfiguur. Recht op geluk, in overeenstemming met de menschelijke autonomie, die, gelijk ik in de vorige artikelen aantoonde, het groote ideaal ea ook de als alleen juist gevoelde appreciatie is vao het moderne geslacht. De houding, die dienovereenkomstig door den roman wordt voorgestaan, is die der activiteit: men moet het geluk grijpen, waar mm het weet; en als er misschien belemmeringen zijn, of allerlei hinderlijke conventies, dan moet me« die uit den weg ruimen. Over gevoeligheden moet men weten heen te stappen, want het gaat om een goed recht, recht op levensgeluk en levensbevrediging. En die prijs is een hoogen inzet waard.

Dat is, als ik zoo eens zeggen mag, de theorie van den modernen roman. Maar nu leert de practijk; dat zulke activiteit maar al te veel dood loopt ia moeite en lijden, in een levenslang ongelukkig zijn. En dan wordt het probleem — ik wees er immers ia do voorafgaande artikelen op, dat de roman probleem-roman is — waarom toch zulk een alleszins rechtmatig geluksbegeeren altijd weer aan allerlei vormelijke machten en dingen ten offer vallen moet. Juist het telkens met verwondering en verontwaardigmg constateeren van zulke illusie en êllendei, zooals men het in den modernen roman vindt, ia bewijs, dat het recht op geluk als vanzelfsprekend wordt verondersteld en dat een zoeken naar eea effectueeren van dat recht als een volkomen ratianeele levenshouding wordt gezien.

Zoo is de geesteshouding van den tegenwoofdigea roman.

In het licht nu van deze mentaliteit moeten wö het nieuwe boek van Mej. de Liefde beschouwea. We moeten het zien in die sfeer-van-recht-op-geluk. Dan gaan we de woorden ervan verstaan, dan ziea we de beteekenis juist van dat eenvoudige gegeven, van dat ouderwetsch-gewone van 't verhaal zelf. Vfant in het geval van Emma Langenberg ligt dö gedachte direct opgesloten.

Haar geluk is in dien jongen medicus verpersoonlijkt, ze heeft slechts het beslissende woord te spreken en een (op zichzelf begrijpelijke) gevoeligheid te overwinnen. Maar — en dit is het waar het in dezen op aankomt — ze doet het niet. Z«

stelt haar kinderplicht, of wat ze San voor zich haar plicht gevoelt, n.l. de steun te blijven vati haar oude moeder, boven haar recht op geluk. Zie offert dat geluk, al kost het natuurlijk strijd, aan haar roeping. Vooral als Rengers naar Indië veirtrekt, beteekent die beslissing een offer voor haar leven — ze kan het moeilijk anders hebhen gezien omdat ze z'ich nooit direct had uitgesproken — maar ze aanvaardt het. Ze weet óók, dat ze "Egbert niet van zijn roeping afbrengen mag en daarom is er voor haar maar één weg: ze moet haar liefde overwinnen; die bewaren, diep in haar hart, maar niet uiten en niet laten groeien.

„Zij zelf, ze had rnoed, ze zou voor niets staaji^ met hèm durfde ze de binnenlanden in ... ze had moed voor het ergste, met hem. Maar "Moeder... neen, neen, het zou nooit kunnen zijn! Maar dan moest het ook niet groeien ... Als het nóg meer groeide, dan was het te laat..."

Uit heel het verhaal blijkt, dat we hier niet te doen hebben mei ©en zekere sentimentaliteit, of met een pose van martelaarschap, maar wel waarlijk met een zelfovergave, die rust in het geloof, dat God het leven leidt en bestiert... „Gij maakt den loop der dingen", erkent ze, maar — en dat is het natuurlijke van heel deze situatie — ze moet "daaraan toevoegen de bede, dat haar de kracht gegeven worde om daarin te berusten.

Hier nu staan we voor de uitnemende beteekenis van dezen roman. "Want het is de echt-Christelijke levenshouding, die hij predikt (precies het tegenovergestelde van wat de probleem-roman leert!): eigen wil, „recht op geluk", ten offer brengen, als men in zijn hart gevoelt dat Gods weg een andere is; niet de zelfbestemming volgen, , maar 'Gods bestel, niet zelf het leven „maken", maar gelooven en aanvaarden, dat God over het leven beschikt! Dat is moeilijk en kost strijd — het boek getuigt er van op schier iedere bladzij — maar 'het is de levenshouding, die werkelijk vrede geeft en niet in teleurstelling eindigt.

Nog eens weer onderstreept de Schrijfster deze gedachte op het eind van haar boek, als ze later, na zijn terugkeer, Rengers van zijn leven 'doet vertellen.

„Het zijn vreeselijke dagen geweest" zei hij... „een strijd tusschen mijn wil en mijn roeping. Altijd waren ze één geweest ©n daar stonden ze in mij op, twee machten, die elkaar bevochten... Een van beiden moest ondergaan... of mijn wil, of niijn roeping... En toch kon het me zoo eigenaardig om het hart wezen, daar in de eenzaamheid van mijn eiland. Vooral als ik 's nachts buiten was. In die geheimzinnige, roerlooze stilte van zoo'n Indischen nacht. Als ik dan buiten stond, kon het me opeens zijn, of plotseling de afstand geen scheiding meer gaf, of ik er overheen kon reiken... , En dan hoorde ik altijd weer je laatste woorden... „onze gebeden gaan met je en onze gedachten."

... „Soms heb ik die gedachten en gebeden, ook van je Moeder om mij heen gevoeld. En dan... dan was ik niet meer alleen".

„O, Egbert, wat ben ik daar dankbaar voor", zei ze, met een lichtglans van blijdschap over haar nog smal en bleek gezichtje, „want dat was zoo vreeselijk, dat ik je alléén moest laten gaan. En dat ik niets voor je wezen kon"...

„En toch, neen, anders hadden we niet kunnen handelen... je moeder had jou noodig... we waren beiden gebonden... ik zoowel als jij'. We hadden allebei iets, 'dat ons vasthield en' dat toch ook ons hart had. En soms was het me, of iets in rnijn eigen hart me zei, dat God het ons 'nog eenmaal geven zou. Misschien zou ik het ook nooit zoolang hebben uitgehouden, als mijn werk me 'niet zóó geheel in beslag genomen had. Van dag tot dag • ©ischte het al mijn krachten op. Een zware taak helpt een mensch door veel heen^ waaronder hij anders bezweken zou zijn".

.. ., iOch, ik denk als twee menschen elkaar werkelijk liefhebben met een liefde, die door God in hun harten is gelegd, en als ze het dan maar aan God overgeven, dan... och, dan gebeurt er toch altijd iets, waardoor ze elkaar vinden..."

Ook in deze woorden ligt niets opgeschroefds en heelemaal niet een pose, niaar er klinkt weer Üezelfde gedachte door, zelfs wordt die op het eind (dat ook het eind is van het boek) gezegd: „als ze het dan maar aan God overgeven".

Dat, het: „als ze 't maar aan God overgeven", is de belijdenis van het Christelijk geloof tegenover de zelfbeschikkings-problematiek der moderne literatuur. "Want daarin ligt eenerzijds de erkenning, dat men niet zelf zijn leven maakt, maar aan den; anderen kant ook spreekt er uit de zekerheid, die rust geven kan te midden van teleurstelling en moeilijkheid.

Zoo is dit boek een Haar getuigenis tegen de recht-op-geluk-strekking van den modernen roman, en tegelijk een remedium tegen de donkere problematiek-sfeer, die dezen roman kenmerkt. En dat is dan het bijzondere, dat „Contact" zoozeer onze aandacht waard doet zijn en een "hartelijke aanbeveling doet verdienen, die het trouwens ook op grond van zijn qualiteiten "als verhaal toekomt. "Want het is een goed Christelijk, maar ook een goed literair boek.


1). Uitg. Mü. Holland, Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

„Contact”, door J. L. F. de Liefde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's