Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Persoonlijk recht en recht van den „Schoolkring”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Persoonlijk recht en recht van den „Schoolkring”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is ia den laatsten tijd nog al het één en ander te doen geweest over een ontslag van een onderwijzer aan de Christelijke school te Ijemmer. De betrokkene was naar gemeen getuigeais een zeer sympathiek mensch, iemand van Christelijke levensopenbaring... maar iemand, die ten opzichte van dea plicht van verdedigiag van de erve ons door God toevertrouwd, .ten opzichte ook van bepaalde feiten uit de Vaderlandsche Geschiedenis een opvatting huldigde, die reden werd tot rijn ontslag. Een ontslag, dat intusschen formeel niet in den haak was en dus weer werd iagetrokken. Maar wellicht zal de formeele fout worden hersteld en we achten het niet uitgesloten, dat toch het definitieve ontslag zal volgen.

Nu heeft mea van zekere zijde zeer veel misbaar gemaakt over dit geval.

Zelfs ia het „Paedagogisch Tijdschrift voor het Chr. Onderwijs", (dat in de familie van oadergeteekende is, zooals sommigea weten) gaf het „rumor in casa".

In het algemeen is de klager in d er ge 1 ij ke gevallen zoo spoedig geneigd om te zeggen, dat men niet toestaat, dat iemand een eigen, vrije

meening heeft. Het is „dooddrukken van de persoonlijkheid", „dreigen met honger", enzoovoorts.

Al slaat een artikel van den heer Lt'ens in „De School met den Bijbel" nu niet speciaal op het geval, dat we boven nader aanduidden, we mogen toch zeker ook het geval boven genoemd wel tot het algemeene voeren.

We spraken reeds van „dergelijke" gevallen.

En nu vinden we da opmerkingen van den heer Lens zojp zeldzaam raak, dat we meenen, ze a; an onze lezers niet te mogen onthouden. Altijd met het oog op de gevallen in het algemeen.

De heer Lens schrijft dan (De Sch. met den B. van 22 Mei '30.):

Van meer dan één zijde bereiken mij uitingen van ongerustheid over het gevaar, dat onze scholen bedreigt, niet ran buiten af in de eerste plaats, doch van binnen uit.

Die ongerustlieid betreft niet zoozeer het feit, dat er menschen met afwijkende meeningen komen, als wel, dat het besef op den achtergrond raakt van het recht van den s c h o o 1 k r i n g.

Ik zal trachten duidelijk te maken, wat ik bedoel.

]I^ ben verbonden aan een Hervormd kerkelijke schooi.

Stel nu een oogenblik, dat. ik afwijkende meeningen ga propageeren. Zelfs dat ik, door eerlijke overtuiging gedwongen, zou meenen over te moeten gaan naar een der Gereformeerde Kerken, naar de Luthersche, of welke andere ook.

Indien daar ontslag op zou volgen, heb ik me niet te beklagen over „kraken van mijn overtuiging", over „broodheeren, die wenschen, dat ik denk, zooals zij". Ik heb dat alleen te aanvaarden als logische consequentie van mijn daad. Heb ik recht mijn meening te wijzigen, de schoolkring heeft het recht de hare te behouden. Ik zou zelfs de stelling durven verdedigen, dat het haar plicht is.

Wat 'zou mij in zulk een geval te doen staan?

Als man zou ik naar mijn Bestuur gaan, en mededeeling doen van mijn veranderde overtuiging. Ik zou, als het een gewetenszaak voor me was geworden, de consequenties durven aanvaarden. Natuurlijk zou ik de belangen van mijn gezin trachten te dienen, en vragen mij eenige ruimte te geven om mijn vertrek voor te bereiden. En dan gin^ ik solliciteeren naar een_^ school, waar mijn kerkelijk beginsel géén bezwaar zou wezen. En dan zou ik het moeten aandurven, om schade te lijden, om desnoods ongelijk te ondergaan.

Maar zeker zou ik niét het recht hebben den martelaar te spelen, door de schuld op den schoolkring te schuiven. Ik moet den moed hebben, martelaar te z ij n.

Hier spreekt duidelijk het besef, dat de opvatting van den .„schoolkring" normatief is tegenover de afwijkende meening van den onderwijzer.

De heer Len.s vindt, dat de onderwijzer het recht van "den /^schoolkring" heeft te erkennen:

Een man vaji karakter, die voor zichzelf opeischt het recht een afwijkende meening_ te hebben, zal moeten erkennen het recht van den schoolkring, om zichzelf te handhaven. En die erkenning voert tot het inzicht, dat, als ik een afwijkende meening koestel', wanneer het gaat om dieper levensinzicht, om de vraag b.v. omtrent verzet tegen de Overheid, en opwekking daartoe — als uiterste consequentie van mijn standpunt — niet de kring zich naar mij moet schikken, doch i k me óf heb te schikken naar den kring, óf heb wèg te gaan.

Verschijnselen als we nu opmerken, waren er voor 30 il 40 ja ai ook in de Openbare school, en ze hebben die school vernield. Meer dan aan alle politieke actie is de bloei der Christelijke school te

danken niét aan wat onzerzijds werd gedaan, maar door wat anderzijds werd toegelaten.

De schrijver betoogt dan verder, dat men in .neutralen" kring precies eender denkt en doet.

Het conflict aan de Humanistische school (in het Gooi. \V.) bewijst het. Daar worden door moderne menschen — de voorzitter is een bekend (chr.) soc. predikant — twee onderwijzers ontslagen, omdat zij niet in den schoolkring passen; i.e. omdat ze geen Montessori-onderwijs willen gaan geven.

Ik kan — al sta ik methodisch-didactisch geheel naast deze weigeraars — het bestuur géén ongelijk geven. De schoolkring bepaalt de richting van het onderwijs, hier zelfs de methode ervan. Dat is haar onaantastbaar recht.

Ze oefent daarmede geen enkelen geestelijken dwang op den onderwijzer. Want hij kan wèg gaan. Hij kan trachten een andere betrekking te krijgen, waar de eisch, die tegen zijn levensbeginsel of zijn onderwjjspractijk ingaat, niet wordt gesteld.

Het artikel eindigt met deze opmerkingen:

Ik ben bereid voor den onderwijzer, die lijdt onder willekeur, van de zijde van zijn Bestuur of zijn hoofd of zijn collega's of zijn vakvereeniging, het op te nemen. Groote en kleine potentaatjes , 't zij ze personen zijn of vereenigingen, moeten noodzakelijk teruggebracht tot het plan van gewone menschen.

Maar het zelfbeschikkingsrecht van den schoolkring blijve gehandhaafd.

Dat is en blijft een van de sterke grondslagen van de bijzondere school, en die moeten niet door voorstanders en onderwijzers van die school worden ondergraven.

Ze moeten, als ze profeet van den nieuwen tijd willen wezen, ook den moed hebben, er voor te lijden. Wellicht zullen ze daardoor bovendien méér winnen dan door hun s t r ij d.

We willen hieraan niets toevoegen dan dit, dat we dankbaar ^ijn, dat uit den kring van de onderwijsmenschen zelf zulk een stem komt.

Naschrift. Te laat om het in het vorig No. nog te vermelden, ontving ik de brochure van den heer De Vries, waarvan in een artikel in dat nummer sprake was. Mijn dank. Maar mijn oordeel

blijft er hetzelfde om.

J. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Persoonlijk recht en recht van den „Schoolkring”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 mei 1930

De Reformatie | 8 Pagina's