Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Chiliasme en het Oude Testament.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIV.

(Samenvatting.)

Wanneer we op het door ons ingestelde onderzoek een teiaigblik werpen en het tot hiertoe bereikte resTiltaat belmopt pogen saam te vatten, kunnen we het volgende vastleggen.

Reeds in de Mozaïsche wetgeving wordt ernstig rekening gehouden met de droeve mogelijkheid dat het door God verkoren en in bizonderen zin beweldadigde Israël, als het eenigen tijd in het beloofde land zal hebben gewoond, zal beginnen af te vallen van zijn God. Als het zich dan niet door de herinnering aan deze waarschuwing, noch door vermanende stemmen die het later zullen bereiken, van dien doolweg zal laten terugbrengen, maar daarop zal voortgaan, zal het door het welverdiende Goddelijke gericht worden getroffen, dat het door een vijandelijke macht uit het beloofde land in ballingschap zal worden weggevoerd. Maar dat zal toch het einde niet zijn. Gods genadige ontferming en de trouw aan Zijn Verbond stelt nog de mogelijkheid in uitzicht dat het in balhngschap gevoerde Israël weder naar zijn land zal terugkeeren.

Deze Goddelijke openbaring kan geen betrekking hebben op gebeurtenissen, welke eerst tegen het einde der wereld zullen plaats vinden. Weliswaar gaat het daarbij over een toekomst, die op het oogenblik, waarop Mozes in des Heeren naam sprak, nog vrij ver verwijderd was; maar dat deze toekomst geheel of gedeeltelijk eerst in de nabijheid van den jongsten dag liggen zou, daarvan vertoont de tekst geen enkel spoor, daarvoor biedt de gegeven openbaring geen lenkele aanwijzing. De meest natuurlijke opvatting is dan ook, dat de vervulling van de geuite bedreiging en de verwerkelijking van de in uitzicht gestelde mogelijkheid vajQ: "héJ-stel heeft plaats gevonden in de eerste gebeurtenis van dien aard, waarvan we in Israel's historie vernemen, d.w.z. in de wegvoering van de Tien Stammen naar Assur en van Juda naar Babel, en in den terugkeer der ballingen welke onder den Perzischen koning Kores of Cyrus heeft plaats gehad. De Goddelijke openbaring geeft ons niet den minsten grond te denken ook aan eene veel latere, na den hiervóór genoemden terugkeer volgende hernieuwde wegvoering, en eene thans nog niet plaats gehad hebbende, maar tegen het wereldeinde te wachten wederkeer uit die hernieuwde ballingschap.

In de periode, welke onmiddellijk na de verovering en inbezitname van Kanaan volgt, vinden wij gedurende geruimen tijd op de bedreiging met ballingschap en do mogelijkheid van terugkeer zelfs niet gezinspeeld. In het tijdvak der Richteren begint weliswaar de afval zich reeds te vertoonen, en Gods ongenoegen wordt daarover in allerlei bezoekingen openbaar, maar van de algeheele wegvoering in den. vreemde is nog geen sprake. Door het optreden van Samiiël, en later van David, wordt het volk weer tot den dienst des Heeren teruggebracht, an van het toekomende oordeel en de mogelijkheid van herstel vernemen wij weer geen woord. Eerst bij Salomo in zijn gebed bij de inwijding van den tempel vinden we een weerklank op de openbaring in de wetgeving: Salomo bidt God, dat, wanneer de afval mocht gekomen zijn en het oordeel der ballingschap zijn volk mocht hebben getroffen, en het in het land der ballingschap tot verootmoediging mocht komen en tot den Almachtige bidden, deze hen verhoore.

Eerst eenigen tijd na Salomo echter, wanneer de splitsing van het rijk in twee deelen: de Tien Stammen en Juda, al lang een feit geworden is, hooren wij de profeten Hosea en Amos eerst aan het rijk der Tien Stammen, en daarna ook aan Juda aankondigen, dat de Heere hen in ballingschap zal doen wegvoeren. De afval is dan tot zulk een hoogte geklommen, dat het oordeel der ballingschap onherroepelijk geworden is. Hosea, wiens alleie& rste optreden even vroeger valt dan dat van zijn overigens ouderen tijdgenoot Amos, maakt in zijn aanvankelijke prediking nog een gimstige uitzondering voor Juda; daar is de afval nog niet zóó schrikkelijk, daarom vindt Juda nog genade en ontferming. Matii-het duurt niet lang, of de toestand is in Juda ook al even ongunstig, en het oordeel bedreigt Juda evenzeer. Amos maakt geen onderscheid meer; en al predikt hij in hoofdzaak onder en tegen de Tien Stammen, toch gewaagt hij ook van een vuur, dat Jeruzalem's paleizen zal verteren. En straks vernemen wij in Hosea's prediking dezelfde klanken.

Tegenover deze oordeelsaankondiging staat echter bij beide profeten ook de Goddelijke belofte van heil. Hosea mag in zijn allereerste periode, waarin hij alleen nog maar van het gericht over de Tien Stammen gewaagt, aan deze ook alreeds, op conditie van bekeeiing, herstel van den gebroken band aan God en herkrijging van ontferming toezeggen. Maar straks gaat de belofte van herstel door Amos en Hosea beide, gelijkelijk tot Juda en de Tien Stammen uit. Dan wordt weer terugkeer uit da ballingschap geprofeteerd, en hoe ver ook de krijgsgevangen Israëlieten mogen weggevoerd zijn ten gevolge van. de zede dier dagen, om de krijgsgevangenen als slaven te verhandelen, hun wordt het ' uitzicht geopend op terugkeer naar hun land. Dat we bij de wegvoering te denken hebben aan de. Assyriscli-Babylonische ballingschap, is hier aan geen den minsten twijfel onderhevig; althans de Assyiiërs worden uitdrukkelijk als de voltrekkers van het Goddelijke gericht genoemd. En de terugkeer kan dus geen andere dan die uit deze balhngschap, onder Kores, wezen.

Naast de belofte van wederkeer uit de ballingschap staat echter, bij Amos, ook een toezegging van anderen aard, namelijk de belofte van de wederoprichting der vervallen hut van David en van de uitbreiding barer heerschappij over de heidenvolken; eene profetie die beslist een Messiaansch karakter draagt en doelt op de heerschappij van Jezus Christus, welke, naar het woord van den engel Gabriel, de heerschappij is van zijn vader David. Wij zien hier deze beide profetieën, die van Israel's nationaal lierstel en van de komst en de

heerschappij van den Messias, nog geheel en al los naast elkander staan, zonder dat tusschen beide eenig verband gelegd wordt.

Dat verband vinden we echter aangewezen door den. weer jongeren tijdgenoot van Hosea, den profeet Micha, die in onderscheid van zijn beide voorgangers, juist in hoofdzaak in Juda gewerkt en tot Juda zich gericht heeft. Hij kondigt niet alleen idö komst van het oordeel aan, waarbij hij naast Assiir ook alreeds Babel als het oord der verbanning noemt, en belooft in 's Heeren naam "aan het gebannen Israël niet alleen terugkeer ia het land der vaderen en herbouw van de tot puin gemaakte stad, maar ook gewaagt hij van een glorieuze toekomst voor het aldus herstelde Zion, waarin het ©en centrale beteekenis zal erlangen voor heel de volkerenwereld, om deze te doen komen onder de beademing van het woord Gods, dat heel hun leven zal doordringen en ook hun internationale verhou-; dingein, onder zijn tucht zal stellen, zoodat de beslissing, naar mate die invloed doordringt, ook niet langer zal worden gezocht bij het zwaard. Het is ons gebleken, dat we-deze centraio beteekenis van Zion niet anders dan als ©en geestelijke kunnen verstaan. Het gaat hier om de komst van den Messias, die uit Israël zal worden geboren, en door wiens Evangelie het heidendom zal worden gezegend. Hier zien we hoe dus de national© herstelling van Israël na de Babylonische ballingschap, voorwaarde en basis is voor een zeer bizondeie geestelijke beteekenis en roeping van Israël in het leven der volkeren.

Van den Messias spreekt Micha, en kondigt zijne geboorte en zelfs de plaats daarvan, in duidelijke bewoordingen aan. Aan die geboorte van den Messias verbinden zich toezeggingen van Israel's triomf over Assur. Wij kunnen hier niet denken aan het volk en den staat der Assyriërs, die bij de geboorte van Christus al lang was tenietgegaan. Maar we hebben hier te doen met d© uitbe©lding van de wereldmacht, welke Gode en zijnen Christus vijandig is. Zooals eensdeels die Christus een zegen zal brengen aan heel de heidanwereld, zoo zal Hij anderdeels verpletteren, wat in die volkerenwereld in vijandschap zich verzet en in brutale geweldenarij en met een steunen op eigen kracht het volk van God onder den voet zou willen loopen. Maar deze strijd wordt niet gestreden en gewO'nnen met vleeschelijke wapenen, waarop Israël helaas in de dagen der profeten zoo menigmaal zijn betrouwen zette, doch alleen in den geest!

Mioha's tijdgenoot Jesaja sluit zich bij dezen volkomen aan. Ook bij hem vinden wij de profetie van de centrale beteekenis van Zion voor het volkerenleven, alsmede de aankondiging van den terugkeer uit de ballingschap, en ook bij hem wordt datzelfde verband g©l©gd tusschen beide: de verschijning van, den Messias en de heerschappij door dezen uitgeoefend over het volkerenleven wordt hier geteekend als uitvloeisel van Israel's nationaal herstel. Zoo is het niet alleen in Jesaja's eerste hoofddeel, maar datzelfde vinden wg^ ook in het tweede hoofddeel, Jesaja's troostboek, ~waarin vooral de terugkeer uit Babel duidelijk op den voorgrond treedt. |

En nergens treffen we ook maar een enkel© aanwijzing aan, dat er sprake zou zijn van een tweede nationaal herstel .voor Israël, na een hernieuwde verstrooiing uit hun land, welke tegen het einde der wereld zou plaats hebben.

Aan het einde van dit overzicht van het verkregen resultaat willen we nu nog de vraag beantwoorden, welke de geestelijke waarde van die belofte van Israel's herstel is. In de eerste plaats ligt daarin reeds deze beteekenis, dat ze ons een onderpand is van Gods onveranderlijke trouw, een waarborg voor d© vervulling van 's Heeren beloften. Zooals de trouw des Heeren aan Zijn volk Israël in den terugkeer uit de Assyrisch-Babylonische ballingschap gebleken is, zoo zal ze ook te allen tijde blijken aan Zijn volk, in welke omstandigheden het ook moge geraken, wellicht ook ten gevolge van eigen zonde. Oofc voor de gemeente des Nieuwen Verbonds geldt, dat al zal ze hetzij door de vijandschap der wereld, hetzij 'door eigen afval en inzinking, in een toestand' van verbreking ©n verwoesting geraken, Gods trouw toch vast blijft, ©n de toekomst daarom noO'it donker behoeft te zijn. Er zal weer herstel ko'men ook voor de kerk van onzen Heere Jezus Christus.

In d© tvi^eede plaats hebben wij er wel op te letten, dat Israël een type, ee'U voorbeeld, een schaduw is van de kerk des Heeren. De geheele geschiedenis van Israël draagt daarom een schaduwachtig karakter. De gebeurtenissen van de'U intocht in KanaiJn, maar evenzeer ook van de wegvoering in ballingschap, en insgelijks weer van den terugkeer naar Kanaan, beteekenen nog iets anders en meer dan alleen wat er uitwendig aan te zien is. Wanneer er dus in de profetie van Israël gesproken wordt, neen, dan mogen we niet doen gelijk vel© verklaarders, die daar dan maar aanstonds in plaats van Israël lezen: de Christelijke kerk; Israël is Israël, en dat mogen we nooit uit het oog verli.ezen; maar wij mogen toch niet bij Israël blijven staan: Israël is type van de Christelijke kerk, en de strijd van Israël met de omwone'nde volken is daarom de strijd van kerk en wereld, en de triomf die aan Israël over die volken wordt beloofd^ is ook 'de triomf van Christus' gemeente O'ver de wereld. Wij zouden zeker aan de beteekenis der profetie, aan het getuigenis van 's Heeren Woord ernstig tc'kort doen, wanneer we voor dezen typischen zin van Israël, en dies al wat van Israël verhaald en omtrent Israël aangekondigd wordt, het oog zouden sluiten. Daarin ligt de diepe, geestelijk© waarde, welke de profetie als bet woord des Heeren, gesproken weliswaar in de eerste plaats tot het volk Israël en daarom voor dat volk Israël van directe, onmiddellijke beteekenis, ook h©©ft voor h©el de wereld; want dat woord des Heeren is niet voor Israël alleen bestemd, maar voor de gansche menschheid, die daarin de sprake Gods tot haar kan beluisteren. Wij kunnen ten slotte dan ook de Chiliastische opvatting van vele profetische uitspraken, die daardoor eigenlijk in hun waarde ©n beteekenis uitsluitend tot Israël worden beperkt, niet anders dan als een vermindering zien van den gadeloozen rijkdom', welke ons in de Heilige Schrift geschonken is.

G.Ch. AALDERS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Chiliasme en het Oude Testament.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's