Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christendom en Idealisem.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christendom en Idealisem.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In een vorig artikel trachtten we kort aan te duiden de hoofdmomenten van Bierens de Haan's idealistische wereld-en levensbeschouwing. We komen nu tot de eigenlijke vraag, die ons gesteld werd, hoe we hebben te oordeelen over de verhouding van dit wijsgeerig idealisme tot het historisch Christendom.

Daar zijn er in onze dagen, die, evenals onze geachte lezeres, van meening zijn, dat we in dit idealisme een bondgenoot voor het Christendom mogen zien, dat het in de groote geestesworsteling van dezen tijd principieel aan de zijde van het Christendom staat en zelfs het Christendom een wijsgeerigen uitdrukkingsvorm kan geven, waardoor voor menigeen tal van theoretische struikelblokken daarin worden weggeno^men en het voor den modernen mensch gemakkelijker te aanvaarden zal zijn, zonder daarbij zijn specifiek Christelijk karakter te verliezen.

Is die beschouwing juist? Dat het idealisme een bondgenoot voor het Christendom zou zijn, kunnen we in zekeren zin toegeven, in dien zin n.l., dat het niet minder dan het Christendoan den strijd aanbindt tegen het materialisme, zoowel in zijn ouderen vorm als de „in zichzelf rustende eindigheid" (Tillich), als in zijn meer modernen vorm, „de stofbezetenheid", zooals men het heeft genoemd, de gespannen gulzigheid naar goud en zinnelijke bevrediging. Het idealisme is er immers ook heilig van overtuigd, dat er méér is dan stof en kracht, en dat het niets baat, of een mensch de geheele wereld gewint en schade lijdt aan zijn ziel.

Daar komt bij, dat de idealistische wereld-en levensbeschouwing, zooals Bierens de Haan daar b.v. een tolk van is, allerlei elementen bevat, die geheel in de lijn van het historisch Christendom schijnen te liggen. De voorstelling, dat alles rust in de idee, lijkt parallel te loopen met de Christelijke overtuiging, dat alle dingen rusten in het eeuwig raadsplan Gods. Dat de wereld zelf-spiegeling Gods is, schijnt op het zelfde neer te komen als de Christelijke belijdenis, - dat God zich in al het geschapene openbaart. Het drama der wereld, waarin ze uit de stelling, de these, door de tegenstelling, de antithese heen, weer komt tot de herstelling, de synthese, herinnert ons direct aan de drie schriftuurlijke momenten van schepping, val, verlossing. En zoo zouden ook in de levensleer, de leer der persoonlijkheid en haar ontwikkeling tal van momenten aan te wijzen zijn, die vrij dicht de leer van het Christendom schijnen te naderen.

Het eenige, dat anders schijnt te zijn, is, dat de grenzen, de tegenstellingen hier minder scherp zijn. God niet boven de wereld, maar erin. De schepping der wereld niet als een bepaald moment, maar als een eeuwige schepping. De wedergeboorte en bekeering niet als een breuk in het natuurlijke leven, maar meer dynamisch, groeiend, meer sublimeering van het natuurlijke dan onderwerping.

En toch, hoe frappant in veel de overeenstemming mag schijnen te zijn, toch ligt hier een kloof, die in den meest volstrelrten zin onoverbrugbaar mag heeten.

Het idealisme pleegt roof ten aanzien van het Christendom. Het bevat waarheidselementen, maar die het aan het Christendom heeft ontstolen.

De menschelijke ziel blijft van nature Christin. Dat blijkt ook in iets als dit idealisme overduidelijk. De leugen kan nooit leven uit zichzelf maar vegeteert altijd op de waarheid. Daarvan legt een boek als het genoemde van Bierens de Haan schier op elke bladzijde getuigenis af.

Maar vegeteeren op de waarheid is iets totaal anders dan leven uit de waarheid. En dat laatste doet het idealisme in geen geval. Geen wonder, omdat immers juist volstrekt Hij hier ontbreekt, die DE Waarheid is, n.l. Jezus Christus.

Daardoor wordt tenslotte het heele beeld der waarheid hier vertrokken tot een jammeriijke caricatuur.

In Jezu§ Christus, 'het vleeschgewoxden Woord^ wordt bevredigd, volkomen bevredigd dat hunkerend verlangen, dat in elk pienschenhart leeft, dat ook leeft in het wijsgeerig idealisme, het verlangen n.l. naar de eenheid van God en Zijn wereld, het verlangen naar den God niet alleen van verre maar ook van nabij, het verlangen naar den drieëenigen God, die in Zijn wereld „woning maakt", en alles vervult van Zijn stralende tegenwoordigheid.

Wat het idealisme van een Bierens de Haan ondanks alles zijn bekoring verleent is, dat dat verlangen, onbewust deels, erin leeft.

Maar in Jezus Christus treedt het tevens zonneklaar aan het licht, dat daar ook is en blijft afstand ten opzichte van God. In Jezus Christus buigt God Zich tot ons neer, maar getuigt Hij het tevens: „Ik ben de Hooge en de Verhevene, die in de eeuwigheid woont"; „Ik ben God en niemand meer".

Ja, de gemeenschap, die Christus stichten tornt tusschen God en "Zijn wereld, is zoo heerlijk, omdat diè afstand zoo geweldig is, een afstand van Schepper en schepsel, een afstand nog méér van heiligheid en zonde. En nu de gemeenschap', . die Christus sticht, heft dien afstand, althans in eerstgenoemden zin, niet op, maar is verbonds-gemeenschap, gemeenschap, die afstand onderstelt en afstand laat, gemeenschap, waarbij God Zijn goddelijk quant a moi bewaart, waarbij nooit ook maar eenigszins grenzen tusschen Hem en Zijn Schepping worden uitgewischt.

Het is de onvergeeflijke zonde van het idealisme, dat het die verhouding van God en Zijn wereld miskent. Het eenige, waarin het idealisme anders schijnt te zijn dan het Christendom, is, zoo zeiden wij, dat hier de grenzen, de tegenstellingen minder scherp zijn. Maar dat ééne is dan ook juist genoeg om te maken, dat een synthese tusschen Christendom en idealisme, hoe aanlokkelijk ze ook moge schijnen, welk een voorsprong ze het Christendom schijnt te zullen geven, nooit, maar dan ook nooit door ons kan worden aanvaard. Want een Christendom, dat ophoudt de wacht te houden bij de grenzen, dat de tegenstellingen uitwischt, verspeelt het recht zich langer Christendom te noemen.

„Is het billijk", zoo werd onlangs de vraag gesteld, „is het billijk te zeggen, dat de idealist dieper gevallen is dan de materialist? " Het is in zekeren zin moeilijk die vraag te beantwoorden. Idealisme zoowel als materialisme vormen beide voor het Christendom een geweldig gevaar. Maar waardoor het idealisme misschien nóg gevaarlijk mag heeten, het is, omdat, het zoo treffend met het Christendom overeenkomt, zóó treffend, dat zelfs in het kerkelijk Christendom telkens nog weer als echt Christendom wordt aangediend, wat niet anders dan als verkapt idealisme verdient gekwalificeerd te worden.

Daarom mag het Christendom onzer dagen wel heel in het bijzonder op zijn tellen passen! Daarom gaat iemand als Elert niet te ver, aJs hij in zijn „Der Kanipf um das Christentum" met ernst het Christendom den strengen eisch stelt: „Afstand

bewaren I"

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Christendom en Idealisem.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juni 1931

De Reformatie | 8 Pagina's