Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGEN VAN JONGEREN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGEN VAN JONGEREN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heer S. te H. vraagt of rationalisatie al of niet in tegenstelling is met Gods Woord. Het antwoord daarop kan als volgt luiden.

Er is nog geen algemeen aanvaarde definitie van „rationalisatie". Zonder tegenspraak! te duchten mag er dit van gezegd worden: rationalisatie bedoelt alles wat nutteloos is uit te schakelen opdat elke en ieders arbeids-prestatie zoo nuttig mogelijk zij.

Dit leidt niet tot „survival of the fittest", maar wel tot het zoeken van de rechte plaats voor eiken man. Ik wijs er op, hoe juist rationalisatie mogehjk heeft gemaakt, om verminkten, vroeger dikwijls de paria's van onze samenleving, weer aan productieven arbeid te helpen. (Ik noem de blinden bij Siemens Schuckert, de kreupelen en lammen bij Ford). Aan die menschen is hiermede een weldaaxl bewezen, hun is het gevoel van minderwaardigheid ontnomen.

Rationalisatie, toegepast in bedrijven, waar tot nu to© min of meer stelselloos werd gewerkt, zal natuurlijk een gevoeligen invloed uitoefenen. De geheele structuur van het bedrijf wordt anders. Verplaatsing van arbeiders in het bedrijf zelf zal ongetwijfeld het eerste gevolg wezen; ook is menigmaal ontslag het gevolg. Dit is hard voor degenen, die er door getroffen worden; het is gewenscht, dat bijv. door xütkeeringen uit bijzondere fondsen en andere maatregelen, als speciale arbeidsbeurzen, in den overgangstijd zooveel mogelijk tegemoet gekomen wordt aan de bittere gevolgen van zulk ontslag. Toch zou er geen rechtvaardiging voor te vinden zijn om op den duur rationalisatie tegen te staan, terwille van het blijvend te werk stellen van meer arbeiders dan strikt noodzakelijk is. Welke patroon pretendeert een oplossing van het werkloosheids-vraagstuk in deze richting te willen steunen of aanvaarden? Bovendien: de maatxegel is ongetwijfeld hard, maar moet soms genomen worden in het belang van de geheele maatschappij, ook van den arbeider zelf. Wat zou het gevolg geweest zijn indien in Nederland b.v. of in een zeker deel van Nederland, machines (stoom-en electrische) niet waren ingevoerd? Dat óf alle öf bepaalde Nederlandsche bedrijven eenvoudig waren ten onder gegaan. En waren dan de in die bedrijven werkzame arbeiders geholpen? Ook mag als voorbeeld genoemd worden de ontwikkeling van de Rotterdamsche haven. Daar heeft het al heel erg gespookt toen de patroons de graan-elevators gingen invoeren. Toch heeft men vol^gehouden; en het gevolg? Dat de geheele wereld dé snelle behandeling in de Rotterdamsche haven roemt en dat door deze reputatie ook de Rotterdamsche arbeiders een behoorlijk aandeel krijgen te verwerken van de werkzaamheden in de Europeesche havens te verrichten. Was men toen wèl bezweken voor het bijna anarchistisch geweld van de arbeiders^ dan zouden velen van hen thans in minder gunstige omstandigheden verkeeren dan het geval is.

Natuurlijk moet men hierbij steeds zoo veel mogelijk denken aan de boven aangeduide maatregelen, die in den overgangs-tijd het leed kunnen verzachten. Het is bijna overbodig op deze plaats op getrouwe betrachting van den plicht van naastenliefde te wijzen.

Met inachtneming van deze restrictie kan niet anders gesteld worden dan dat toepassing van rationalisatie plicht is.

De Heer S. stelt in zijn brief zelf als gevolg van die toepassing, dat prijsverlaging zal ontstaan en dat deze weer den omzet zal vergrooten.

In het laatste ligt reeds een remedie voor het kwaad, dat een of meer arbeiders ontslag zouden moeten ontvangen.

Deze ervaring is trouwens meer gezien. Ontslag is niet een vanzelfsprekend gevolg. En de prijzenverlaging? Wat moet men anders willen dan de naasten, d.i. ook de consumenten, dienen? Niemand is verantwoord op on-economische wijze te werken, waardoor hij van zijn naaste voor de hem te bewijzen diensten meer offers vraagt dan strikt iioodig is. Ik weet wel_, dat sommigen hierop zuüen antwoorden, dat meiiig patroon de prijs-verlaging (bedoeld is dan de eerst intredende kost-prijsverlaging) ten eigen bate zal aanwenden, door slechts persoonlijk de grootere winst te genieten. Doch dit is een drog-reden. Een zeer korten tijd is zoo iets wel mogelijk, doch al heel spoedig ziet men de concurrentie-factoren in werking treden.

Wie nog overtuigd moet worden van het nut van rationalisatie, denke maar eens aan hetgeen Adam Smith meer dan 100 jaren geleden heeft opgemerkt in verband met de speldenfabricatie. Wij hebben sindsdien geleerd, dat het toen reeds toegepaste stelsel daarmede nog niet uitgewerkt was. Doch de herinnering aan deze historie geef ik om te doen beseffen, dat wie de rationalisatie bestrijdt, eerst moet beginnen een propapaganda te voeren om de levenswijs van alle tegenwoordige wereldlingen terug te brengen naar die van eenige honderden jaren geleden.

Tenslotte, maar dan ook op de belangrijkste plaats: iGod geeft ons in Zijn eigen werk het voorbeeld van de hoogste volmaaktheid. Daarin is niets, dat gemist kan worden, daarin is niets dat ondoelmatig is, daarin is ook niets dat meer tijd in beslag neemt dan strikt noodig is. Natuurlijk moeten wij hier voor heel gevaarlijke conclusies ons hoeden. De Almachtige Grod is geheel onderscheiden van den beperkten mensch. Doch wij moeten ons als beelddragers Gods geroepen achten het ons gegeven voorbeeld zonder ophouden voor oogen te stellen en het onzen plicht achten zelf ook naar een zoo productief mogelijk leven te streven. Wij moeten immers allen willen zijn mede-arbeiders Gods, ook in het groote werk, dat voor het onderhoud van deze schepping noodig en door God voor een deel aan de menschen opgedragen is. Daarbij moeten wij bedenken dat de gansche openbaring Gods, ook Zijne wetten, een harmonisch geheel vormen. Dat dus ook in heel ons leven de gedachte aan onze naasten, óók mede-schepselen Gods, nimmer aan onze opmerkzaamheid mag ontsnappen. Zoo zal er, zij het ook blijvend beperkt door de zonde, een'harmonie mogelijk zijn in de betrachting van onze plichten, zoowel jegens onze naasten als jegens God. 'sGravenhage, 30 Juni '31.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's

VRAGEN VAN JONGEREN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 juli 1931

De Reformatie | 4 Pagina's