Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Erfgoed”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Erfgoed”.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meermalen hoort men over de erfelijkheid spreken op een wijze, die het voorstelt, alsof het bij de vererving van onderscheiden eigenschappen ongeveer op dezelfde manier zou gaan als wanneer wij water en melk te zamen in een flesch doen. Men sielt het dan gewoonlijk zoo voor, dat de nieuw ontstane eigenschappen een mengvorm zijn van do eigenschappen der ouders.

Zoo is het nu in den regel echter niet. Wanneer de ouders gelijke eigenschappen hebben, is het wel mogelijk, dat het kind zoo iets is als de grootste gemeene deeler van de ouders, maar wanneer komt het voor, dat de ouders in elk punt gelijk zijn? Immers nooit. Daarom zal deze „mengerfelijkheid" ook alleen maar Betrekking kunnen hebben op enkele eigenschappen, die de ouders beiden bezitten.

En zelfs wanneer b.v. vader en moeder beiden muzikaal zijn en wij geven den vader voor zijn muzikaliteit het cijfer 7, en de moeder voor haar muzikaliteit het cijfer 9, dan is het zeer de vraag, of de muzikale kwaliteiten van de kinderen met een 8 kunnen worden gewaardeerd.

Dan nog staat de zaak zoo, dat het zeer wel mogelijk is, dat er kinderen zijn in dit huwelijk, die allerminst muzikaal zijn aangelegd. Indien nu de erfelijkheid voorgesteld kon worden door het beeld van water en melk, die samengevoegd worden, dan zou dit laatste natuurlijk niet kunnen voorkomen.

Het staat dan ook zoo, dat de z.g. „mengerfelijkheid" allerminst regelmatig wordt gevonden en zeker niet voldoende dikwijls voorkomt, om aan haar grond voor een erfelijkheidswet te ontleenen. Immers, naast de mengerfelijkheid heeft de z.g. alterneerende vererving als uitdrukking van den gang van zaken veel meer beteekenis.

Wat wij onder alterneerende vererving verstaan? Wel, wij kunnen het 't beste zoo uitdrukken, dat wij zeggen, dat bepaalde eigenschappen schijnbaar zich kunnen mengen en kunnen samenwerken tot de verkrijging van een nieuwe eigenschap, terwijl zij in werkelijkheid toch geen blijvende nieuwe eigenschap doen ontstaan. Bij voortbestaan van het geslacht keert de oude eigenschap bij het eene deel van de kinderen in den eenen vorm en bij het andere deel van de kinderen in den aiaderen vorm weer terug.

Wat de bedoeling is, is misschien wel het meest duidelijk, wanneer wij even wijzen op de door den Augustijner monnik Gregor Mendel ontdekte erfelijkheidswet voor planten. Wanneer hij boonen met witten en rooden bloesem kruiste, kree^ hij zaad, dat straks weer rooden bloesem gaf. Maar van de uit dit zaad gewonnen boonen had 25 pet. weer den zuiveren witten vorm en , 25 pet. den zuiveren rooden vorm. 'De overblijvende 50 pet. gaf straks eveneens weer zuiver wit en zuiver rood zaad. Dat wil dus zeggen, dat op den duur de oude eigenschappen in den zuiveren voran terugkeeren.

Daarbij komt nog iets. Sommige eigenschappen blijken moeilijk voor een mengvorm vatbaar te zijn. Wanneer men b.v. een kortharig dier kruist met een langharig dier, dan blijkt de kortharigheid te heerschen over de langharigheid. Wij noeme» zulk een eigenschap dan dominant.

Nu zijn er ook andere eigenschappen, die de neiging hebben, terug te treden. Zulke eigenschappea noemen we recessief. We kunnen dus zeggen, dat de verhouding deze is, dat in bepaalde gevallen ia het van vader en moeder ontvangen erfgoed eigenschappen zijn, die de neiging hebben, om in de kinderen terug te treden en andere, om in de kinderen een overheerschende positie te verkrijgen.' Ten opzichte nu van planten en dieren zijn er verschillende proeven gedaan en beschikt de wetenschap over vrij veel ervaringsmateriaal. Zoo weten wij b.v., dat bij planten hoogstam domineert over dwergstam, vertakking over niet-vertakking, beharing der bladeren over niet-beharing, kleur dominant is over niet-kleur. Wij wezen er reeds op, dat bij dieren kortharigheid dominant is over langharigheid. Ook ten opzichte van menschelijke eigenschappen zijn er sommige regels vastgesteld, al is het waar, dat deze regels niet in alle gevallen opgaan. Zoo schijnen bruine oogen dominant te zijn over blauwe. Een aardig voorbeeld daarvan vinden wij op Walcheren en in Zuid-Beveland, waar een vrij groot aantal menschen met bruine cogen voorkomt, terwijl de oorspronkelijke voorvaders, die in Zeeland woonden, de Friezen en de Saksers (ondanks het pleidooi voor het meervoud Saksen meen ik toch, dat Saksers het juiste is) blauwe oogen hadden. Typisch is nu, dat de Keltische stroom, die er bij den trek der volkeren door Zeeland heen ging, de bruine oogen als erfgoed achterliet, terwijl daarentegen de schedelvorm van de Friezen en Saksers dominant bleet over dien van de Kelten.

Verder schijnt donker haar dominant te zijn over licht haar. Ook over rood haar. Misschien is rood haar weer dominant over licht haar.

Nu gaan echter bij menschen deze regels weer niet absoluut op. Dit komt ook tengevolge van het feit, dat in het voorgeslacht van de personen, bij welke de regels zouden moeten opgaan, alleiN lei tendenzen schuilen, die veroorzaken, dat wgi in de onderhavige gevallen niet met zuivere exemplaren te doen hebben. Het is natuurlijk mogelijk, dat allerlei recessleve eigenschappen, in een bepaald persoon teruggedrongen, straks in de kinderen weer te voorschijn treden. Zoo kunnen wij dus zeggen, dat bij menschelijke paring nooit met zekerheid van te voren kan worden vastgesteld, welke eigenschappen het kind zal hebben.

Dat omtrent de erfelijkheid bij menschen ooit zekerheid zal worden verkregen ten opzichte van alle eigenschappen, is wel hoogst onwaarschijnlijk. Immers niet alleen komen zuivere exemplaren (zooals men dat noemt) bij menschen nooit voor, maar ook is het nemen van opzettelijke proeven bf menschen niet geoorloofd en niet mogelijk.

Nu moeten wij niet vergeten, dat wij ons bij deze dingen nog steeds bewegen op het terrein van het lichamelijke. Ten opzichte van het psychische is de zaak nog veel moeilijker. Toch zijn er ook te dien opzichte wel enkele gegevens verkregen, die belangrijk genoeg zijn, om ze ook hier te vermelden.

Daarover dan een volgend maal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„Erfgoed”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's