Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wetenschap zonder geloof.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wetenschap zonder geloof.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die te voren een godslasteraar was, en een vervolger, en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onweltenjde gedaan heb in mijne ongeloovigheid. 1 Tim. 1:13.

Wat baat wetenschap zonder geloof, talent zonder genade ?

Het is niet moeilij'k die vraag te beantwoorden. Hier geldt het woord van den Heiland: zonder mij kunt gij niets doen.

Zie het aan Paulus' voorbeeld. Hij bedekt het niet voor God en de menschen. Hij' laat geen ondoordringbaren sluier vallen over zija vroeger leven. Wel houdt hij niet, als sommige menschen, een tentoonstelling van zij'n vroegere zonden. Maa.r hij spreekt er zich toch eerlijk over tiit wie hij vroeger geweest is, opdat wij daardoor onderwezen zouden worden.

Als we echter alleen letten op natuurlij'ken aanleg en geesteskwaliteiten, wat een buitengewoon begaafd jongeling moet die Saulus van Tarsen geweest zijn. Een scherponderscheidond, helder denker, een sprankelend genie. Daarbij klopte in zijn borst het hart van een held. En reeds toen moet hij gehad hebben dien vasten wil, die hem later kenmerkte. Hij ontplooide zich tot een jongen man uit één stuk, fier en kloek, en van ©en sterk intellect. De omstandigheden waren hem gunstig die gaven te ontwikkelen. Een schat van wetenschap heeft hij aan Gamaliels voeten verzameld in de school der Farizeërs. Hij' scheen voorbestemd om een sieraad te worden vaa den geleerden staad, de trots van zij'n volk. Dikwijls werd voorspeld, dat hij een man van buitengewone beteebeiais zou worden. De gaven van Gods gemeene gratie waren in overvloedige mate op hem neergedaald. En toch, hoever heeft deze Paulus het in eigen kracht gebracht, zonder de genade Gods? Wij vernemen het hier uit zijn eigen mond: hij werd een godslasteraar, een vervolger, een verdrukker. Wat heeft al zij'n wetenschap, zijn schriftgeleerd, heid hem geholpen, eer hem het lidit van den hemel omstraalde? Heeft al zija studie hem geloof gebracht? Neen, hij' was een onwetende in de hoogere geestelij'ke dingen, en wat hij tegen de gemeente van Christus woiedde, deed hij in zijn ongeloovigheid. Trots al zij'n kennis is hij dus onwetend gebleven aangaande de diepste geheimen van leven en dood, blind en gebonden in de duisternis van het ongeloof, totdat Gods genade hem staande hield, zij'n oogen opengingen voor de heerlij'kheid van den gesmaden Nazarener, en hij leerde belijden: dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, onder welke ik de voornaamste ben.

Ook wij' moeten de tucht van dit vernederend voorbeeld aanvaarden. Want ach, wat steunen wij dikwerf op eigen kracht en verwachten het van onszelf. Hier zien wij: zelfs de rij'kstbegaafde mensch is niets zonder Gods genade: uit den veelbelovenden jongen man met zijn sclioone talenten en zij'n warm hart, met zijn hooge zedelijke beginselten groeide een ongeloovig godslasteraar, een vervolger en verdrukker der gemeente Gods.

Wij vermogen niets zonder de genade Gods.

En toch, hoe menigeen weigert geloof aan dat woord? Menig jongere stormt het leven in; hij' kan zich van verre niet meten bij Paulus, wat aanleg en gaven betreft, maar hij heeft groote gedachten van zichzelf. Hij of zij behoort onder degenen, die zeggen: geen nood, wij redden 't zonder God!

Zien wij er helaas niet meerderen, die zonder goddelij'k licht hun eigen weg begeeren te gaan? Onder de tucht van het genadeverboaid willen zij niet buigen. D© Kerk van Christus keeren zij den rug toe; het bloed van den Zaligmaker achten zij onrein. Zij begeeren niet door geloof te wandelen. Vijanden Gods, zijn ze ook vijanden van zijn gemeente. Hoewel schoonbegaafd, loopen ze het verderf tegen en worden lasteraars, vervolgers, verdrukkers. •'

De edelste natuurgaven, de schitterendste talenten die den mensch verleend zij'n tot eer vaini God, tot nut van den naaste, en tevens tot eigen heil' en vreugd, worden zonder God een valstrik en een gif voor zijn ziel. In den roes zij'ner bedwelming pralend op zij'n wetenschap, gaat hij hoe langer hoe verder het dwaalpad op; straks spot hij met God en godsdienst en smaalt op de Heilige Schrift. Eerzucht en ijdele zin verblinden zijn geest.

Daar is maar één mogelijkheid des behouds voor dezulken: dat het licht van het Woord Gods hen zóó fel omstraalt als P!aulus op den weg naar Damascus: dan komen ze in al hun armoiede en kleinheid aan den dag. Dan vallan ze van het paard van hun hoogmoed in het stof. Dan hooren ze het vermanend woord: Saul, Saul, wat vervolgt gij mij? Dan leeren ze vragen: Heere, wat wilt gij dat ik doen zal? Dan juist gaan ze inzien wie zij zijn en wat zij deden, zonder de genade Gods. Dan moeten ze behjden: gelijk een schaap heb ik gedwaald in 't rond.

Zelf erkennen ze later, als het licht der genade opging in hun ziel: Ik was op den doolweg met al mijn wetenschap, met mijn denken en mijn zinnen, want de genade Gods ontbrak. Toen leerde ik bidden: vergeef mij', barmhartig God, wat ik in onwetendheid en ongeloof gedaan en gesproken heb tegen Christus en zijn rijk, tegen zijn Kerk' en' tegen mij'n eigen ziel.

Zoo wordt de trots des menschen neergebogen. Al had iemand de schatten van Croesus, de wijsheid van Socrates en de dapperheid van Ale^ xander den Groote, zonder genade zou hij voor God niet kunnen bestaan.

Dit te weten dringe tot het zoeken van den dag der genade. Opdat er een wandelen door geloof kome, waarvoor het kleed der ootmoedigheid noo'dig is. W.ant niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd bevonden.

En als dan genade heerschappij voert in hart en leven, dan worden alle gaven en krachten dienstbaar gesteld tot verheerlij'king niet van den drager, maar van den Gever. Want genade geneest. Die vroeger afbralc wordt nu medebouwer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Wetenschap zonder geloof.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 november 1932

De Reformatie | 8 Pagina's