Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gezangenkwestie en hare oplossing in de  Amerikaansche Zusterkerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gezangenkwestie en hare oplossing in de Amerikaansche Zusterkerk.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu blijkens wisselbladen in Nederland heel wat gesproken en geschreven wordt voor en tegen de uitbreiding van Gezangen is het wellicht niet ondienstig het ©en en ander hier mede te deeten over de G©zang©nkwesti© in de Chr. Geref. Kerk in Noord-Amerika, historisch en confessioneel zoo nauw verbonden aan d© Geref. Kerken in het land der Vader©n. En over d© oplossing dier kwestie. Wiant daartoe kwam het reeds met typisch Amerikaansch©n spoed. Terwijl men in Nederland op de Generale Synode van 1920 reeds ©en „proeve" had van enkele gezangen, is nog bet ©inde der zaak ni©t in h©t zicht. In Am©rika echter begon men er eerst mede in 1928. En... reeds oj) de Synode van 1932 werd de zaak feitelijk beklonken. Binnen vier jaren dus. Toch gaat de historie dezer kwestie vele jaren terug, evenals in Nederland.

In de Amerikaansche Kerk hier bedoeld, bestond er van het begin van den „Terugkeer" van 1857, die tot de stichting dezer Kerkformatie leidde, heel wat antipathie tegen kerkliederen, (in het Engelsch: hymns). Vanuit Nederland medeg©nomen. Die antipathie uitte zich in een der bezwaren tegen de Dutch Reformed Church, n.l. dat zij ©en groeten bundel van hymns had — ©en achthonderdtal, waarin slechts de meest populair© Psalmen waren opgenomen.

Vóór d© Gezangen te zijn bracht iemand onder d© verdenking van „ongereformeerdheid". Dat blijkt b.v. duidelijk uit een geval dat w© opdiepten uit het Notulenboek der oude kerk van Vriesland, in den staat Michigan. Op 21 Maart 1869 werd Harm Berends voor den kerkeraad van Vriesland be­ chuldigd van ongereformeerd te zijn omdat hij eweerd had dat Gezangen in de Kerk mochten ijn. Berends beweerde echter, dat hij zulks niet ezegd had. Had hij het echter gedaan, hij nam ijn uitdrukking terug, „dewijl het zijn gevoelen iet is". Hiermede kwam zijne zaak' bevredigend en einde. Doch het incident teefcent in elk geval e toenmahge antipathie onder de „Wiar©" Gereonneerden. Doch nog geen tien jaren daarna begon ich een keiitering te openbaren.

In „De Wachter" van 25 April 1878 werden de ekende „Veertien Redenen" vóór Gezangengebruik, oor Ds A_. Brummelk'amp Jr in „D© Vrije Kerk" eplaatst, afgedrukt, ©n vonden hier en daar intemming. Ds G. K. Hemkes, destijds predikant der riesland-kerk bovengenoemd, schreef, dat hij voor ich het best met de Psalmen kon doen, „doch, oo de Kerk in het algemeen begeerte te kennen af naar een bundel Gezangen over Jezus' geoorte, lijden enz. ©nz., dat zou hem ook goed zijn; aar dat de invoering ervan voor velen nog onr ijdig zou zijn en dus schaden". En daar bleef et bij totdat d© Synode van 1883 aan Ds Wi. R. midt vrijheid verleend© om, op den grondslag er aloude Gereformeerde Kerk, Duitsch sprekende erken tot openbaring t© brengen „met voorloopig ehoud van Duitsch kerkgezang". Wel werd dit esluit later vervallen verklaard, in 1888, doch toen tw©e jaren later de organisch© unie tot stand wam met de Classis Hackensack der „True Reh ormed Dutch Church", die zich in 1882 had afescheiden van d© Dutch R©fomi©d Church, aanvaardd© men als één der bedingen of voorwaarden, dat die Classis het recht had haar Gezangenbundel te gebruiken, zoowel als de Psalmen. Di© Gezangenbundel bestond uit 52 hymns (met onderdeelen) toepasselijk op d© ZondagsafdeeUngen van den Catechismus, ©©n erfenis uit d© oude Kerk in 't Oosten medegenomen. Tenminste gebaseerd op et bovengenoemd achthonderdtal.

De aanvaarding van dit beding van de zijde der Chr. Geref. Kerk, destijds nog bijna geheel uit Nederlandsche en enkel© Duitsch sprekend© geieenten bestaande, had heel wat voeten in d© aarde. Doch de deputaten die over d© ver©eniging badden gehandeld beweerden „dat wij zelf in strijd zijn met Art. 69 der Dordtsche Kerkénorde. Immers ook in onze Psalmboeken worden ©enige Gezangen gevonden". Voorts werd beweerd, dat die genoemd© hymns den toets van Gods Woord konden doorstaan; dat hun oorsprong niet t© danken was aaii den geest des tijds, maar aan noodzakelijk© omstandigheden, n.l. een Psalmberijming niet ia alles met den tekst overeenkomend. En ten slotte werd beweerd , , dat hierdoor noch de Dordtsche Kerkénorde, noch de Heilig© Schrift geschonden is."

En zoo kwam de unie in 1890 tot stand, ook trots ©en ingediend protest dat o.a. het bezwaar inhield dat „door het tot stand komen dezer Vereeniging de principiëele kwestie', of in onze kerken Gezangen zullen gezongen worden, mede is beslist. en dat wel als bijzaak". Dat was zeker recht gezien. En d© tijd kwam, zij het 38 jaren later, dat men werkelijk principieel op de zaak inging. Dat was op d© Synod© van 1928, en onder d© inspiratie der agitatie over de Gezangenkwesti© in de Geref. Kerken in Nederland. Evenals zulks het geval was inzak© den door ons in „De Reformatie" beschreven strijd over den Vorm van Eeredienst, Wel was gedurende dit tijdvak van bijna veertig jaren de Gezangenkwestie heel niet onaangeroerd gebleven. Zoo constateerde schrijver dezes o.a. in The Banner van 1908, 23 April, (vertaald): „In de Psalmzingende kerken in de Vereenigd© Staten begint ©en toenemend aantal leden in te zien, dat zij zichzelven en huime kinderen noodeloos b©rooven van zeer kostehjk© liederen door hun „veto" tegen de Gezangen, de goeden met de kwaden verwerpend".

Drie jaren later versoheen ©en 'boekje over dit onderwerp: „Praise Service and the Christian Reformed Church" van de hand van Dr Wi. B, ode. Deze constateerde hetzelfde dat w© pas aanhaalden, ook op grond ©ener bewering in „De Calvinist" (1 April 1911):

„Gereformeerde Gezangen, liederen geput uit het rijk© ©n onf©ilbare Wioord van God... hebbeo wij broodnoodig." En met instemming haald© Dr Bode aan wat Prof. H. Bouwman had geschreven in „De Bazuin" van 22 April 1910, woorden ook nu nog d© aanhaling ©n overweging waardig.

„Nergens in Gods Woord wordt het zingen van Gezangen, buiten de Psalmen, verboden. Ook worden op verschillende wijze in de Liturgie menschelijke woorden aan de gemeente op d© lippen gelegd. Er zou veel voor te zeggen zijn, dat de Nieuwtestam'entische gemeente een Ni©nwt©stamentisch lied op de lippen nam in haar gezang... Daarom zou het gewenscht zijn, dat wij naast den Psallnbundel nog een bundel gezangen haddein, uit de Heilige Schrift genomen, vooral met het oog op de feestdagen, ©n om d© verlossing door Christus op Nieuwtestamentische wijze uit te drukken... Wjj komen dan tot deze slotsom, dat het vrij© lied in d© g©m'©ente niet ong©oorlöofd is."

Eene uitlating als deze, uit de pen van ©en man in de Amerikaansche Kerk zoo hooggeacht als Prof. Bouvnnan, liet niet na invloed uit te oefenen. Ook 't boekje van Surculus: „Vrijwillige Armoede" (1914) deed meer dan ©en in d© V©reenigde Staten ontkennend antwoorden op de vraag door Surculus gesteld: „kunnen Gereformeerd© Christeïien met het gemis van N.T. Gezangen bij den N. Tleeredienst vred© h©bb©n? ".

En daar plotseling, zooals reeds bij den aanhef gemeld, op de Synode van 1928, verscheen voorstel na voorstel pleitend voor de introductie van gezangen. Een beperkt getal. En laat ons er dat met name bijvoegen: in het Engelsch, voor onze Engelsch sprekend© kerken bedoeld. En voor de Engelsche diensten in al onze Chr. Greref. kerken. In welke de diensten trouwens meer en meer

in de taal onzes lands word«n gehouden. In dit opzicht een „beweging" zooaJ niet van, dan toch voor de jeugd — de toekomst onzer Kerk, Reeds sedert jaren riep die jeugd, en ook velen van het ouder geslacht, om hymns. Dat is heed niet te verwonderen. In de eerste plaats omdat zoo goed als alle kerken die ons omringen hymns gebruiken. En met die keifeen is meer contact dan b.v. in Nederland met de groepen van dat land. In de tweede plaats: in onze Christelijfce Scholen worden hymns gezongen. In de derfe plaats: in onze Zondagscholen, door heel de jeugd onzer kerken bezocht, worden bijna uitsluitend hymns gebruikt, al sedert jaren. Evenzoo op vele catechisaties, vereenigingen, enz. Ten vierden, en dit feit ligt ten grondslag aan wat in de tweede en 'derde plaats genoemd wordt: onze jeugd verstaat de hymns voel beter dan de Psalmberijmingen. Dat geldt ten deele de Nederlandsche berijming, hoe aantrekkelijk en voortreiffelijk ook. Eenvoudig omdat men de taal kwijt raaït. Maar, dat niet-verstaan geldt óók onze Amerifcaansche Psalmberijming die in 1912 werd geapprobeerd. Die geeft tamelijk getrouw wéér den zin der H. Schrift. Heel ouderwetsche termen werden verduidelijkt. B.v. het schoenwerpen in Ps 60 ©n 108. Zij heeft de hardst© uitdrukkingen in de Vloekpsalmen wat gecondenseerd. Literair staat die berijming hoog en zij is „up to date". Sommige gedeelten ervan worden gaarne gezongen. B. v. Psalm 72:

„Christ shall have dominion Over land and sea, " etc.

Maar — behalve uitzonderingen, onze jeugd verstaat vele termen in die berijming niet genoeg en waardeert ze daardoor niet genoeg. B.v. als men zingt over Zion's zalen, over Jeruzalem, over David en zijn hoorn, en diens lamp; over Aaron en zijn zalving, enz., enz. Dat is boven de „vuurmaakplek" zooals de Boeren zeggen, van de meesten onzer Amerikaansche jeugd. Dit spreekt niet tot het hart. Dit raakt de roerselen der ziel niet aan. Maaj! de hymns — ja^ die worden direct begrepen. Als regel. Denk aan „Jesus, Lover of my Soul"; „Jesus calls us"; „Abide with me"; „Be not dismayed, whate'er betide, God vidll takte care of you"; „Lead kindly Light". En zoo dozijnen meer. De zangwijze trekt 'daarenboven aan. En oud en jong kan ze medezingen.

Zie, zullce omstandigheden, zulk een contact en levensmilieu, lieten zich in Amerika gelden. Wjat menigeen in Nederland of Zuid-Afrika wellicht niet kan verstaan. Doch wat men wèl overal begrijpen zal was een v ij f d e zaak. We bedoelen dat het hart van velen, ook buiten de jeugd, hongerde naar een noemen en grootmak'cn van God-drie-eenig, en met name van den Heiland, vooral op de feestdagen, maar ook in verband met Catechismusprediking. En dan noemen we nog een zesde zaak — de begeerte om eenheid te heb ben en harmonie in onzen eeredienst. Zoo als dat later werd uitgedrukt in een synodaal rapport, straks te noemen: Heel onze eeredienst draagt een Nieuw-Testamentisch karakter. Behalve ons Gemeentegezang. Veelvuldig wordt nog het Oud-Testamentisch woord gebruikt tot stichting van de Nieuw-Testamentische Gemeente, maar dan dat woord bezien in Nieuw-Testamentisch licht, verklaard en toegepast zooals het Nieuwe Testament het leert. Geen gezant van Christus zal prediken over de woorden: "^Wgelukzalig is hij wiens overtreding vergeven, wiens zonde bedekt is", (Ps, 32:1), zonder te wijzen op de verwerving dezer verlossing door Christus, en op haar toepassing door den Heiligen Geest. Zoo is het eisch van het karakter van den eeredienst ©n van de stichting der Nieuw-Testameaitische Gemeente. Ons gezang echter beantwoordt daaraan niet. Van ons kerkgezang is het Nieuwe Testament buitengesloten".

Om aan bovengenoemden honger en aan de pasgenoemde begeerte tot eenheid en harmonie in den eeredienst eenigszins te voldoen, namen sommige kerkeraden een bemiddelende regeling te baat. Een soort overgangsmaatregel. En het heeft schrijver dezes wel eens verwonderd er niet van te lezen dat men ook in Nederland aan zoodets heeft gedacht. Dr S. O. Los, de Ned. deputaat op onze Synode van 1932, heeft er in zijne lezenswaardige brieven over Amerikaansche indrukken, gewag van gemaakt. Wat we bedoelen is dat onze kerkeraden op verschillende plaatsen het gezang-lustige deel der gemeente gelegenheid gaven om 't hart op te halen aan hymns, door ze te laten zingen een tien minuten of een kwartier vóór den aanvang der gewone avondgodsdienstoefening.

Toch gaf ook dat nog geen algem'eene bevrediging, ook omdat alle hymnsbundels, (en hun getal in ons land is legio), niet steeds conform aan onze Gereformeerde leer waren. En dan verder de redenen reeds boven beschreven. Kortom, het een en ander leidde er toe dat op de Synodale Agenda voor de Synode van 1928 allerlei voorstellen kwamen om .den weg te banen tot het wijzigen van het kerkenorde-artikel desbetreffende, en synodale actie tot het verzamelen van een bundel gezangen voor onze Engelsche diensten. De pasgenoemde Synode verklaarde tegen de „invoering" van hymns in den openbaren eeredienst geen princi­ pieel bezwaar te hebben, maar het toch noodig te achten, met het oog op praictische en historische bezwaren er te; gen, dat eene Commissie van de zaak speciale studie zou maken en onderzoeken of al dan niet een voldoend getal hymns kon gevonden worden, geschikt om in onzen eeredienst te worden gebruikt.

Ter volgende Synode (1930) leverde deze Commissie een breed uitgewerkt "rapport, waarin in het breede werd medegedeeld wat de Ned. Geref. kerken daaromtrent hadden gepubliceerd. De Amerikaansche Commissie meende uit de H. Schrift te hebben T)ewezen en aangetoond:

a. dat uit het ontbreken van positieve voorschriften omtrent het kterkgezang in de Schriften des Nieuwen Testaments te besluiten is, dat de Nieuw-Iestamentische Kerk vrijheid heeft dit zelve te regelen, en om het vrije lied te gebruiken voor zoover dit in het belang is van de stichting der Gemeente; en

b. dat ten aanzien van vrije liederen die geheel met Gods Woord overeenkomen — en geen andere dan die, mogen in aanmerking komen — er natuurlijk geen principieel bezwaar kan zijn tegen gebruik er van in den eeredienst met het oog op den inhoud, en, naar dien vrije formulatie der Schriftuurlijke waarheden in den eeredienst van God zelf verordend is, ook niet tegen den vorm.

En in verband met deze dingen hebben wij et op gewezen, dat dan oofc het vi-ije lied dooi de Kerken der Reformatie nooit in beginsel is veroordeeld.

Voorts werden ingebrachte bezwaren besproken en de drang voor Nieuwtestamentische kerkliederen verklaard in den zin waarin we er boven reeds over schreven. Om te waken tegen het meer dan eens geconstateerd gevaar dat de Gezangen den Psalmbundel eventueel zouden vei^ringen, werd voorgesteld:

„a. dat bij wijziging van Art. 69, die, ingeval tot ingebruikneming van een verzameling hymns wordt besloten, noodig zou zijn, die wijziging zóó geformuleerd worde, dat het artikel weer voorschrijft de wering van alle Gezangen die niet door de Synode voor kerkelijk gebruik zijn goedgekeurd en aangenomen, zoodat geen invoering van hymns op eigen hand mogelijk zij zonder met de Kerkenorde in botsing te komen;

b. dat bij Synodaal besluit een grens worde gesteld voor het aantal ingebruik te nemen Gezangen, bijv. dat het nooit grooter mag worden dan het aantal der Psalmen;

c. dat evenzeer bij Synodaal besluit worde vastgesteld dat in alle gewone diensten het gezang deels Psalmgezang moet zijn, of, dat het voor do helft Psalmgezang zou zijn;

d. dat het gebruik van hymns niet verplichtend worde gesteld, maar daartoe alleen vrijheid worde gegeven, en dat in verband daarmee de wenschelijkheid worde uitgesproken, dat nevens uitgaven met Psalmen en hymns beide, ook „Psalters" met de Psalmen alléén, verkrijgbaar' zullen bl, ijven".

De bovengenoemde Commissie publiceerde daarenboven eene verzameling hymns die geschikt geacht werden voor onzen eeredienst — niet minder dan 197 Gezangen.

De Synode van 1930 besloot om Art. 69 der Kerkenorde te amendeeren, dat aan de daarin genoemde collectie liederen (negen) een synodaal goedgekeurde gezangenbundel mocht worden toegevoegd en om stappen te nemen zulk een collectie samen te stellen. De volgende Synode (1932) besloot om Art. 69 der Kerkenorde aldus te wijzigen: „In de kerken zullen alleen de 150 Psalmen Davids gezongen worden, en de verzameling van gezangen voor kerkelijk gebruik, door de Synode goedgekeurd en aangenomen. Edoch, terwijl het zingen der Psalmen in den eeredienst verplichtend is, wordt het gebruik der goedgekeurde gezangen aan de vrijheid der kerken overgelaten".

En het voorgestelde getal hymns werd gereduceerd tot 122. Persoonlijk gelooft schrijver dezes dat dit getal te hoog is, zal men de Psalmen inderdaad houden op de plaats der eere in den eeredienst, en de Psalmbmidel wat we in 'tEngelsch noemen, en wat historisch het , ^eval is: „Chief manual of praise". Het getal had z.i. twee en vijftig moeten zijn, evenzooveel als we Zondagsafdeelingen hebben van den Catechismus. En ware in de schikking dezer gezangen de lijn van dat Leerboek der Vaderen zooveel mogelijk gevolgd, dat gaf in elk ^eval gezangen voor de feestdagen, wat toch steeds als de grootste behoefte gold, en over de voornaamste Nieuwtestamentische waarheden, zooals over de H. Drieeenheid, de naturen en ambten enz. des Heilands, het werk des Heiligen Gfeestes, de weldaden des Verbonds, enz., enz. Blijkbaar echter heeft de Commissie ad hoc hieraan óf niet gedacht, óf heeft gemeend andere lijnen te moeten volgen. Wat we echter wel bejammeren, omdat we een nasleep verwachten die de Kerk als Psalmzingende groep uiteindelijk schade zal aanbrengen.

Bovenbedoelde gezangenbundel is nog niet verschenen. Doch de gezangenkwestie als zoodanig, is in de Amerikaansche Zusterkerk opgelost, behoudens wat we zoo pas opmerkten. Ongetwijfeld zullen er onder de Nederlandsche Gereformeerden wel zijn die over den gang van zaken bovenbe­ schreven zich niet al te gerust gevoelen. Doch we hopen dat in de beoordeeling dezer actie niet vergeten worde de specifiek Amerikaansche toestanden die we hebben opgesomd. En, ons dunkt dat met name wat we boven citeerden over den drang naar eenheid en harmonie in den eereidienst, een argument levert dat ook onze Nederlandsche broeders niet als ongegrond terzijde zullen zetten. Wat we in de Ned. pers daaromtrent lazen, geeft ons grond voor deze gedachte. Laat ons ©r aan toevoegen de verwachting dat de eventuëele introductie van dien Gezangenbuindel wel zonder schokken zal geschieden, gezien de actueele toestanden en de vrijheid aan de berken gelaten om de hymns al of niet te gebruiken, en in elk geval steeds aan de Psalmen de plaats der eere en de voorkeur geven. Dat blijke het geval te zijn tot in lengte van dagen.

HENRY BEETS.

Grand Rapids, Mich., 19 Juni 1933.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De Gezangenkwestie en hare oplossing in de  Amerikaansche Zusterkerk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's