Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het Hooglied.

Zonder mij uit te spreken over een kwestie, die meer studie vraagt, dan ik er aan geven kon, tot nu toe, neem ik over wat het „Geref. Jongelingsblad" schrijft:

I. Verschillende zienswijzen.

A. Wat het Hooglied niet is.

1. Het Hooglied is niet:

a. een verzam^eling van minneliederen of bruilofszangen, aan het Syrische landleven ontleend;

b. ook niet een verheerlijking van het huwelijk met één vrouw tegenover en boven de veelwijverij aan Salome's hof, al wordt bijv. in 6 : 9 de gedachte van het monogame huwelijk als ideaal geteekend. Vraag 1.

2. De Joodsche opvatting:

a. ziet in het Hooglied een allegorie (wat dat is!) waarin de wederzijdsche liefde tusschen Jehovah en Israël wordt geteekend, Salomo = Jehovah, Sulammith = Israël;

b. de samenspraken in het boek krijgen dan een geestelijke beteekenis;

c. deze opvatting sluit zich aan bij profetieën als Jes. 54 : 5; 62 : 5; Jer. 11:2; 3 : 1—5; Ezech. 16; 23; en heel de profetie van Hosea.

3. De Christelijke opvatting:

a. sloot zich sinds Origenes (185—254) bij de Joodsche opvatting aan met dien verstande, dat

b. hier uitsluitend sprake zou zijn van de verhouding tusschen de kerk van Christus als bruid en haar Heiland als Bruidegom of

c. tusschen de menschenziel en den levenden God;

d. welke opvatting steun zoekt in uitspraken der Apostelen, die de verhouding tusschen Christus en Zijne Gemeente in dezelfde beelden teekenden, 2 Cor. 11 : 2; Ef. 5 : 22—23; Op. 19 : 7; 21:2; vgl. Mt. 9 : 15; Joh. 3 : 29;

e. echter vindt deze opvatting in het Hooglied zelve geen enkel bewijs; de echte, reine, menschelijke liefde, die daar spreekt, mag niet maar zonder meer vergeestelijkt worden.

B. Schrijver en hoofdlignren.

1. De Schrijver:

a. is volgens Joodsche en Christelijke traditie altoos Salomo geweest, waarvoor in de Heilige Schrift echter nergens bewijs te vinden is;

b. het staat niet vast, dat het opschrift van het Hooglied in de Hebreeuwsche taal wil zeggen, dat Salomo de schrijver is; dat opschrift kan óók beteekenen, dat het een lied over Salomo is of aangaande Salomo of dat het op Salomo betrekking heeft;

c. de inhoud steunt op verschillende plaatsen die opvatting; zie 1:5; 3 : 7, 9, 11; 8 : 11, 12, welke uitspraken moeilijk van Salomo zelf afkomstig kunnen zijn, terwijl uit 6:4 af te leiden is, dat het Hooglied eerst in later tijd is gedicht;

d. echter blijft daarom de waarde en beteekenis van dit boek als door Gods Geest geïnspireerd van volle kracht; daarover beslist, evenmin als bij Prediker, de vraag, w i e een boek schreef.

2. Men neemt aan twee of drie hoofdfiguren;

a. twee hoofdfiguren en wel Salomo en Sulammith; zoo dacht ook de traditie; zie hieronder: IIA.

b. drie hoofdfiguren: Salomo, Sulammlth en een derde persoon, de voornaamste, die echter verscholen blijft, een herder, vriend en verloofde van Sulammlth; deze opvatting wordt genoemd: de herder-theorie en vi'ordt gevolgd door Godet, van Andel e.a.; zie hieronder IIB.

II. Nadere beschouwing der twee opvattingen.

A. Er zijn twee hoofdfiguren:

1. Uitgaande van de gedachte, dat in het Hooglied een echte, reine, menschelijke liefde aan het woord is:

a. vormt de huwelijksliefde van Salomo en zijn Sulammlth de grondslag van het Hooglied; zij vieren het feest van hun huwelijk met zeer krachtige en bijzonder teekenende liefdesbetuigingen; voorb.!

b. waarin een afschaduwing gegeven wordt van de innige verhouding tusschen Christus en Zijn gemeente, zoodat de liefde van Salomo en Sulammlth type wordt van de geestelijke liefde tusschen den hemelschen Bruidegom en Zijn Kerk als bruid op aarde; vgl. Mt. 12 : 42; Luk. 11 : 31.

2. Werk deze gedachte nader uit ten opzichte van enkele teekenende trekken in de vergelijking als:

a. het verlangen van de bruid naar den Bi-uidegom; 1:2; 2:5; 3:1 enz.

b. inzinking bij de bruid, tijden van dorheid en kwijnend geestelijk leven, 5 en 6;

c. hoe de Bruidegom Christus Zijn Bmidsgemeente in haar schoonheid ziet, 7 : 1 v.v.

B. EI zijn drie hoofdiiguren.

1. De drie hoofdfiguren zijn:

a. de herder, verloofde van Sulammlth 1 : 7, 16, 17; 2:3—17; 5 : 10—16; die haar roept uit Salomo's paleis tot hem terug te keeren, 2:10— 14; 5:2—8;

b. De Sulammlth, 6:13, 'n dochter des lands 1:5, 6; van huis uit een prinsendochter, 7 : 1, tegen haar zin onder Salomo's maagden opgenomen, 1:4; 6:11, 12, die onder alle verzoeking van Salomo's zijde aan haar bruidegom, met vrien zij eerst in de toekomst vereenigd wordt, trouw blijft, 3 : 1—5, 4 : 6, 16; 5:10—16; 7:9—13; 8:3, 4, 6, 7;

c. Salomo, die de liefde van Sulammlth trachtte te winnen, 1:9—11, 15; 2:2; 4:1—5, 7—15; 5:1; 6:4^-9; 7 : 6—9a, daarbij gesteund door de andere maagden, doch die haar ten laatste in vrede trekken laat, 8 : 5a, 10b, 11, 12.

2. Historische achtergrond is de geschiedenis van Israël in Salomo's dagen:

a. schitterend tijdperk, 3 : 7—11, doch ten koste van Israels vrijheid, 1 : 6b; Salomo type van den Messias!

b. gevaar dat dreigt: n Salomo het ideaal te zien en den echten Davidszoon uit het oog te verliezen, 8 : 1—^2;

c. het gros des volks valt in die strik, het echte Israël houdt vast aan zijn Messiasverwachting 3:7—11; 4:16; 5:10—16; 7 : 9b—13; 8:3—4; van deze trouw aan den echten Davidszoon spreekt het Hooglied.

3. Het Hooglied als profetisch-Messiaansch lied: . de leider = de ware Davidszoon, met wien de Sulammlth straks wordt vereenigd, 1 : 7, 16, 17; 2:16; 8:5;

b. Sulammlth type van het ware Israël, dat wel Salomo eert als van God gegeven, doch zijn liefde eenig en alleen verpandde aan den bruidegom Israels, 1 : 12—14; 16a : 4: niettegenstaande

c. de zware verzoeking van het vei'wereldlijkt Israël, dat met Salomo tevreden is; getypeerd in de maagden in Salomo's paleis, die Salomo's lof zingen en Sulammlth voor hem zien te winnen, 1:2, 4a, 4c; 3:7—11; 5:9; 6:10, 13a, 13c; 7 : 1—5. Vraag 2en 3.

III. Vragen :

1. Ligt hier ook niet een bewijs in voor de gedachte, dat het Hooglied niet van Salomo's hand is'?

2. Het slot van het boek 8 : 11—14 is de sleutel tot de verklaring van de herder-opvatting. Kunt ge dat wel nader aantoonen?

3. Onder welk beeld vinden we de gemeente van Christus uit de volken in het Hooglied aangeduid? 8 : 8—10. Werk dat nader uit!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1933

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 1933

De Reformatie | 4 Pagina's