Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pluriformiteit der kerk en epigonisme. (V.)

We hebben thans te komen lot wat Prof. Hepp voorts nog omtrent Calvijn opmerkt. We volgen hem op den voet, en gaan dus thans na, wat Prof. Hepp dan meent te kunnen aanvoeren uit datgene, wat NA den (ons overigens fictief gebleken) gedachtenstreep ligt, dien Pi-of. Hepp in Calvijns Institutie (IV, I) getrokken zag tusschen § 8 en § 9.

Volgens Prof. Hepp wordt „de leer van de pluriformileit van de kerk" „reeds aangetroffen" bij Calvijn; „de gedachte zelf wordt door hom (niet) ondubbelzinnig voorgestaan" (132).

Blijkens Prof. Ilepps eigen omschrijving van de pliu-iformileitsgedachte wordt hier dus door Prof. Hepp beweerd, dat bij Calvijn de gedachte wordt voorgestaan, 'dat er naast die, waartoe wij zelf be hoor en, nog andere ware kerken moeten kunnen beslaan, niet alleen in China en Japan, maar ook in onze eigen woonplaats. Volgens Prof. Hepp komt Calvijns standpunt hierop neer:

a.) de geïnstitueerde kerk is allereerst i) ecclesia generalis (d.w.z. algemeene kerk, vergaderd, bl. 132, uit alle volken, verstrooid over verschillende plaatsen, maar die in één en dezelfde waarheid der Goddelijke leer overeenstemt en door den band van dezelfde religie vereenigd). Zij is kenbaar aan bediening van W^oord en Sacrament. b) Naast h a a r 2) kan geen ware kerk beslaan. c) Andei's staat hel met de singulae ecclesiae (de „enkele of afzonderlijke kerken, die volgens Prof. Hepp voor Calvijns besef ook in meervoudig getal (kunnen) VOORKOMEN IN STEDEN EN DORPEN) (bl. 132). Tusschen deze bestaat, aldus Calvijn volgens Prof. Hepp, verschil in plaats, maar soms ook „in opvatling der leer" (opvatting!). ELKE singula ecclesia (in stad of dorp dus, K. S.) waarin de HOOFDwaarheden der Schrift worden gepredikt, al moge zij in andere afwijken, en de Sacramenten worden uitgereikt, MOÉT ALS EEN WARE KERK WORDEN ERKEND. Aldus "Calvijn, naar Prof. Hepp.

Voorloopig laten we hel eens hierbij. We behoeven dus niet te twijfelen aan Prof. Hepps bedoeling. Hij zegt ten overvloede, dat Calvijn natuurlijk wel wist, dat op een en dezelfde plaats soms meer dan één vergadering zich als kerk presenteerde. „Daarvoor", — aldus weer Pl-of. Hepp — „maakte hij (Calvijn) echter geen voorbehoud. Hij (Calvijn) zegt niet: op één plaats kan slechts één singula ecclesia (enkele kerk, afzonderlijke kerk, zie onder c) de ware zijn. Neen, elke kerk, die aan de zooeven genoemde voorwaarden voldoet, is als een ware kerk te beschouwen.

Op deze duidelijke wijze teekent Prof. Hepp het standpunt van Calvijn. Misverstand omtrent Prof. Hepps bedoeling is hier uitgesloten.

Nu voelt ieder onmiddellijk, dat hier hét heele betoog onherroepelijk zou gebroken zijn, als kon aangetoond worden, dat Calvijn mei die „singulae ecclesiae" (enkele, afzonderlijke kerken) iets anders bedoelt, althans kan bedoelen, dan Prof. Hepp er onder verstaat. Volgens Pi-of. Hepp zijn het immers geen kerken, in een bepaald land, die een eigen historie hebben, die in die eigen historie natuurlijk een weerspiegeling vertoonen van de geschiedenis van heel hel volk, waarin ze een plaats vonden, doch heel bepaald kerken in STEDEN OF DORPEN, en dan nader in zulke steden of dorpen zelfs, waar binnen de grenzen van één burgerlijke gemeente naast de ééne ook de andere kerk zich als de ware presenteert. Waar dus het ééne plaatselijke instituut het andere tegenspreekt, uitsluit, en weigert, zich daarmee te laten „begrijpen" onder 'één universeel kerkverband. Ook MET DIE W^EIGERING ALS GEGEVEN FEIT VOOR OOGEN wil toch maar Calvijn — altijd volgens Prof. Hepp — beweren; 'tis daar in dat plaatselijk instituut telkens weer afzonderlijk een ware kerk, als ze maar naar de hoofdzaak Gods W'oord predikt, en de sacramenten uitreikt.

Maar hoe kan Prof. Hepp zoo iets uil de door hem bedoelde plaats van Calvijn lezen? Het is mij een raadsel, als ik hier aan ernstig werk heb , te denken.

Blijkbaar heeft Prof. Hepp het oog op de plaats uit de Institutie: IV, I, 9. Voor het gemak van onze lezers zal ik de passage, waarover het loopt, hier opnemen in de uitnemende vertaling van Pi-of. Sizoo:

„Op geen enkele wijze moeten we eraan twijfelen, dat overal, waar we zien, dat Gods Woordzuiver gepredikt en aangehoord wordt, en de sacramenten naar Christus' instelling bediend worden, een kerk van God is; aangezien zijn belofte niet kan bedriegen: waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, daar ben ik in het midden van hen" (Matth. 18:20). Maar opdat we de hoofdsom van deze zaak duidelijk mogen begrijpen, moeien we als het ware langs deze trappen voortgaan: at de algemeene kerk is een uit allerlei volkeren verzamelde menigte, die, verspraid en verstrooid door plaalselijken afstand^ toch lot één waarheid der Goddelijke leer saamsteml, en door den band van denzelfden godsdienst verbonden is. 3) Dat onder deze algemeene kerk de kerken afzonderlijk, die over de steden en dorpen naar den eisch der menschelijke noodzakelijkheid verdeeld zijn, zoo vervat zijn, dat ieder van haar met recht den naam en het gezag der kerk bezit: n dat de menschen..."

Ja, wacht even, roep ik me zelf toe, overzie eens even den stand van zaken.

Tol zoover —d.w.z. tot en met het woord „bezit"! — citeert Prof. Hepp, blz. 132, Calvijn. Doet hij het goed?

Doet hij het goed? Hel spijl me, dat ik op die vraag ontkennend antwoorden moet. Prof. Hepp geeft Calvijns meening hier onjuist weer, en dal wel net precies op het hier in geding zijnde kardinale punt. Bewijzen? Men oordeele zelf.

A) Een eerste onnauwkeurigheid van Pl-of. Hepp sloop 'binnen in den laatsten zin; daarom hield ik daar ook even op met citeeren. Prof. Sizoo vertaalt terecht: dat de kerken afzonderlijk over steden en dorpen VERDEELD zijn. Natuurlijk, want er slaat in hel lalijn: „DISpositas". Maar Prof. Hepp maakt er in het studentenalmanakartikel van: dat die kerken afzonderlijk a) terwille van menschelijke noodzakelijkheid OPGERICHT zijn, b) dal ze — Prof. Hepp gebruikt hier een nieuwen volzin — voorkomen in steden en dorpen. Hier maakt Prof. Hepp een dubbele fout. En alleen, wie geen oog heeft voor. de fijnheid van het puntje van dit debat kan beweren, dat we hier spij kers op laag water zoeken. De dubbele fout van Pl-of. Hepp ligt hierin:

a) hij verbindt de woorden „terwille van menschelijke noodzakelijkheid" (vert. Hepp) of: „naar den eisch der menschelijke noodzakelijkheid" (vertaling Sizoo) op totaal verkeerde wijze. Prof. Hepp beweert, dal die noodzaak, die menschelijke noodzaak, ertoe leidt, verschillende kerkeii OF TE RICHTEN; en men weet, uit het bovenstaande, dat hij daarmee nadrukkelijk denkt aan de in onze „gezegende" lijden zich voordoende werkelijkheid, dat in één stad of dorp plus minus zes of zeven, of nog meer ware kerken „opgericht" zijn; hier in Kampen wandel ik zoo dagelijks tusschen al die „opgerichte" kerken. Leest men het zoo, dan krijgt men dus den indruk, alsof Calvijn zegt, wijs en nuchter, en des reformeerens op dit punt zoo'n beetje uil ervaring moe: zeg daar nu maar geen kwaad meer van, dat er zooveel kerken in een stad of dorp opgericht zijn, want zoo gaat hel nu eenmaal, dat ligt nu eenmaal in de lijn van het leven, daar is nu toch een keer niets aan te doen; daariö komt de rijkdom, of zoo, allhans de onderscheiden aanleg, en opvatting van de menschen uil. Inderdaad, als Calvijn beweerde, dal hel een rüenschelijke noodzaak was, dat in één stad oi dorp verschillende enkele kerken OPGERICHTwerden, dan zou het er voor de „epigonistische

Reformatiebeschouwingeii op dit punt, althans wat het doortrekken van Calvijns lijn betreft, slecht uitzien. Maar zoo heel somber ziet het er nog niet uit. Hei is al een beetje vertroostend voor een epigoon, dat die heel gewichtige woorden over die menschelijke noodzaak... heelemaal ontbreken in de franscho editie van de Institutie (Corp. Ref. 32, 576)... Bovendien: Prof. Hepp vertaalt, of liever, verbindt hier verkeerd. Heel rustig begint Prof. Hepp een nieuwen zin, als hij schrijft: „Zij" (d.w.z. die terwille van de menschelijke noodzaak OPGERICHTE kerken) , , komen voor in sleden en dorpen". De „noodzaak" iaeeft bij hem dus betrekking op het „oprichten", en niet op het „in steden en dorpen voorkomen"; dat is hier in het verband van die „noodzaak" een bijkomstigheid. Maar die opvatting deugt niet: het is — juist omgekeerd — zóó, dat er een menschelijke noodzaak is, in het over (verschillende) dorpen en sleden verspreid liggen van de enkele kerken. Er is heelemaal geen sprake van, dat volgens Calvijn er noodzaak zijn zou tot het oprichten dus, in één stad, of dorp, van verschillende kerken, die allemaal den naam en de autoriteit van kerk verdienen.

b) De tweede fout verklaart de eerste: Prof. Hepp heeft hel latijnsche woord DISPiOSITAS niet goed begrepen. De „singulae ecclesiae" (enkele, afzonderlijke kerken) zijn „oppidatim et vicatim pro necessitatis humanae ratione DISpositae"., d.w.z., ze zijn (Prof. Sizoo) „over de steden en dorpen naar den eisch der menschelijke noodzakelijkheid verdeeld". Ze liggen uit elkaar, ja, ja, maar dan niet, doordat ze ruzie maken, en elkaar vliegen afvangen, en zeggen: „ik ben de ware, althans de meest zuivere, en die daar is een tikje minder zuiver, en daar is 't nog een beetje minder zuiver, maar zuiver zijn we allemaal, alleen moet u met onze menschelijke „noodzaak"tot-kerk-oprichting rekening houden", — weineen, ze zijn verdeeld, ze liggen uit elkaar om geografische redenen, en nergens anders om. Amstelveen en Amsterdam, Kampen en Mastenbroek, liggen nu eenmaal een eindje van elkaar. Had Prof. Hepp de fransche vertaling in het Corpus Ref. maar eens nageslagen ... hij was dan voor die dubbele fout bewaard. Die „menschelijke noodzaak", die dan tot het „oprichten" van kerken heet te voeren, is daar heelemaal verdwenen... en dat „oprichten" is er ook al niet te vinden, want er staat duidelijk: dat die afzonderlijke kerken zijn GEDISTRIBUEERD over steden en dorpen, telkens elke stad of dorp afzonderlijk (chacune): les Egüses qui sont distribuées par chacune ville et village.

B) Dit is al vast een winst, die ik zoo vrij ben in m ij n epigonistisch boekje in te schrijven. Want hiermee vervalt Prof. Hepps constructie, die hij geeft, die hij althans tusschen de regels door ons wel dwingt te aanvaarden, wanneer hij zegt: er zijn op één dorp, b.v. in Amstelveen, en in Mastenbroek, verschillende door menschelijke noodzaak OPGERICHTE, maar onderling verschillende kerken, maar Calvijn, die „breede" man, begreep, dat ze toch allemaal „gesubordineerd blijven aan de ecclesia universalis". Zoo staat het letterlijk bij Prof. Hepp, bl. 132. Daaruit is dus niets anders te lezen, door combinatie van de alzoo verkregen „gegevens", dal volgens Calvijn dat algemeene instituut der kerk vrijwel in de lucht hangt, en blijft hangen, zoolang die door Pi-of. Hepp gefantaseerde „menschelijke noodzaak" afzonderlijke kerken in één plaats zal blijven oprichten; hetgeen, wijl noodzaak nu eenmaal noodzaak is, wel zoo blijven zal tot den jongstendag. Het zal in de lucht blijven hangen, nel zoo, als die toover-una-sancta, waarmee tegenwoordig velen opereeren, om de beslaande, elkaar op één dorp of stad weersprekende en in zuiverheid of minder zuiverheid elkaar beconcurreerende „kerkinslituten", die inzake hun instituut elkaar als „j a" en „neen" tegenovergesteld 7 ij n. op te lossen in die groote algemeene kerk, die dan natuurlijk alleen maar één is in het geloof, grootste gemeene deeler, en niet in het instituut.

Maar Calvijn moet daar hi©r niets van hebben. Want nu het blijkt, dat Calvijn die „enkele kerken" (afzonderlijke kerken), alleen maar geografisch uil elkaar laat gaan, nu is er nog niets uit hem af te leiden, dat de hierboven gegeven constructie van Prof. Hepp wettigen kan.

Integendeel: nü pas kan men ernst maken met dat woordje „SUR" („onder"), waarmee Prof. Hepp — men vergeve mij den populairen spreeiktrant — „in de maag zit", — maar ik niet. Calvijn zegt, en Prof. Hepp citeert dat ook zeJf — dat die , , singulae ecclesiae", die afzonderlijke, enkele kerken „ONDER" (SUB, SOUS) de algemeene kerk ondergeschikt, gesubordineerd worden. Dat past wèl in mijn constructie, niet in die van Prof. Hepp.

Want nu die enkele, afzonderlijke kerken (in steden en dorpen) alleen maar geografisch nit elkaar liggen, nu zijn ze onder ééni uistituut van de algemeene kerk vereenigd, öf fclinnen althans later daaronder zich voegen, zoodra het kerkverband met zijn eischen van eenheid tot hen komt. Precies, wat ik wil. Maar prof. Hepp kan met dit woordje „onder" (sub) en. met dit „gesubordineerd" zijn (of worden) niets beginnen; immers: neem in Amstelveen eens do Geref. Kerk, en de Herv. Kerk, ©n de H. V. Kerk (dusgenaamd), misschien ook wel de Chr. Geref. Kerk. Dat zijn dan vier instituten, die echter met geen mogelijkheid onder één algemeen instituut zijn te verbinden, te subordineeren. Op geen enkele manier, ten zij men, naar ik boven reeds aangaf, die „algemeene kerk" alleen maar algemeen laat zijn in dat onzichtbare geloof, em niet in den uiterlijkien, institutairen vorm van eenheid. Maar •dkt wordt dan, als men het zoo wil, in Calvijn met geweld ingewrongen, doch staat niet in Calvijn te lezen.

C) Helaas moet ik aan dit met geweld zijn eigen opvatting in Calvijns woorden „inwringen" Prof. Hepp hier schuldig verklaren, al neem ik natuurlijk onmiddelijk aan, dat het geen opzet is, maar alleen gevolg van slordige lezing van Calvijns' l'atija.

Men lette maar weer op. Prof. Hepp zegt (ik accentueer enkele woorden):

„Zij" (n.l. die afzonderlijke kerken, b.v. vier in Amstelveen) komen voor in steden en dorpen. Zij maken rechtens aanspraak op den naam en de autoriteit van kerk. MAAR ze BLIJVEN gesubordineerd aan de ecclesia universalis (d.w.z.: de algemeene kerk)."

Men geve zijn aandacht eens aan de parafraseerende woorden: „maar" en „blijven". Die twee kleine woordjes, die heelemaal voor rekening van Pïof. Hepp komen, en nergens in Calvijn te vinden zijn, teekenen heel duidelijk den gedachtengang, waarin Prof. Hepp dezen keer zich verstrikt beeft. De plaatselijke kerken, aldus Prof. Hepp's suggestieve redeneering, loopen wel om niet-geografische redenen uit elkaar, MAAR ze behooren dan tóch alle tot de algemeene kerk (met dat wazige, of liever heelemaal in de lucht hangende, ongrijpbare fantastische instituut der boven-jajen-neen-verbinding). U zoudt zeggen —• aldus suggereert Prof. Hepp's gedachtengang den lezer diens eigen tegenwerping — u zoudt zeggen: maar ze zijn toch verschillend, ze spreken elkaar toch hizake 't instituut, of inzake de leer, of inzake die beide tégen, u zoudt dus zeggen, dat ze dan toch eigenlijk met geen mogedij'kheid ONDER de algemeene kerk kunnen GESUBORDINEERD zijn? Ja, ja, maar — aldus wordt dan deze onderstelde tegenwerping omver geredeneerd door Prof. Hepp — ja, ja, maar u moet begrijpen, dat dat nu bij u een epigonistische bewustzijnsvernauwing is. Calvijn was zoo klein niet, dat hij met uw simplistische öf-óf-schema werkte; hij was de man van den breeden blik, en van het én-én-schema; daarom zei Calvijn ook heel dapper en grootmoedig: ze BLIJVEN toch gesubordineerd onder de algemeene kerk.

„Maar"; en: „blijven"; ex ungue leonem, aan de kleine trekjes proeft men den gedachtengang van Prof. Hepp.

Maar hij vergunne ons de opmerking, dat zij'n gedachtengang niet die van Calvijn is. Prof. Hepp suggereert zijn lezers een „hoewel": HOEWEL die kerken (vele in ééne woonplaats, blz. 130, 134) verschillen in leer, enzoovooirt, TOCH hooren ze „onder" de algemeene kerk. Maar dit „hoewel" is een petitio principii in P, rof. Hepp's betoog. Calvijn zegt het anders. Hij verschilt van Prof. Hepp's Calvijn-interpretatie op deze punten:

a) Prof. Hepp zegt: die plaatselijke plurale kerken BLIJVEN (ondanks alles, bedoelt hij blijkbaar) gesubordineerd aan de algemeene. Calvijn evenwel zegt: ze WORDEN er aan gesubordineerd: „sub hac ita OOMPREHENDI singulas ©cclesias". Hij wil aangeven, niet hoe men, ondanks alles, toch maar „aannemen" moet naar de broederlijke hefde, dat ze tot de algemeene kerk te rekenen zijn, maar hoe men ze, in zijn uitwerking van 't kerkbegrip, er onder kan zien staan, hoe men de eenheid en het kerkverband hier heeft te zien; maar dan een heuseh, concreet kerkverband. De fransche vertaling heeft in dien zin ook niet Prof. Hepp's: ze BLIJVEN gesubordineerd, maar ze ZIJN BEGREPEN onder de algemeene kerk (que sous ceste Eglise universelle, les Eglises qui sont dis^ tribuées par chacune ville et village, sont tellement comprinses, qu'rme chacune a Ie tiltre et authorité d'Eglise). Dat Calvijn hier heelemaal niet militant in de houding gaat staan, om de autoriteit van al die z.g. „ware kerken" met het zwaard van Prof. Hepp's logica tegen lastige epigonistische bedenkingen te verdedigen met een dapper: maar ze „blijven" dien titel toch TERECHT verdienen, blijkt reeds uit het simpele feit, dat heel dit „terecht" (iure) in de fransche vertaling al weer ontbreekt...

b) Prof. Hepp zegt: ONDANKS hun verschillen behooren ze onder de algemeene kerk. Calvijn zegt; die verschillen, waarover ik het in 'dit verband heb, zijn alleen maar geografisch; uw woordje „ondanks" („maax ze blijven") is dus niet ter zake, u gaat hiermee tevergeefs epigonen te lijf, want ik heb gezegd, dat het dragen van het kenmerk der ware kerk (zie hierover art. III en IV) de WEG is, de METHODE, de MANIER („ita"), waarlangs en waardoor, en waarop de enkele, plaatselijke kerken, gerekend worden tot de algemeene (fransch: tellement).


') Dit „allereerst" is onjuist; zie wat ik hieronder zeggen zal over.„ita" en in verband daarmee.

") Spatieering van mij. K. S. . , . . . -

') De fransche uitgave voegt hier iets. tusschen: ^^^'JUfl'''!' diversité de nation qu'il y ait, ou distance de region". "'^['.1. in deze algemeene kerk alleen geografisch verscni 1 wat van beteekenis is voor hetgeen hieronder volgt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1934

De Reformatie | 8 Pagina's