Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De knoopengieter.

In „'Opbouw" schrijft Ds P. D. Tjalsma :

Er komt in Ibsen's Peer Gynt een wonderlijk tooneel voor. Als in een leven van zinnelijkheid en niets of niemand ontziende zelfzucht Peer Gynt is opgebrand, oud en moe geworden, dan ontwaakt er in zijn hart een vreemd en onverklaarbaar verlangen terug te keeren uaar zijn vaderland. En straks loopt hij dacir rond op den vaderlandschen bodem, waar alles hem herinnert aan vroeger en waar het hem is, alsof de wereld vanuit duizend monden een aanklacht tot hem richt. Dan komt hij den knoopengieter tegen, gewapend met een grooteu gietlepel, die zegt, in opdracht van zijn meester, den Duivel, gezonden te zijn om Peer Gynt's ziel op te smelten. „Want" — zegt de knoopengieter — , „jij bent niet geschikt voor den hemel en niet geschikt voor de hel. God noch Satan willen je hebben, jij bent je 'heele leven half geweest, nooh goed noch kwaad, maar half, in woorden, daden en gedachten. Daarom deug je alleen om opgesmolten te worden en spoorloos te verdwijnen." En of Peer ook hartstochtelijk protesteert en beweert juist wel in zijn heele leven zich zelf te zijn geweest, het wordt hem duidelijk gemaakt, dat hij zich vergist: „Hier heb ik mijn order, ziet, hier staat het duidelijk. Peer Gynt moet je halen, hij heeft zijn levensbestemming gemist, naar den gietlepel met hem, hij is mislukte waar!"

Dat is een hard woord, een hard oordeel! Dat doet ons denken aan dat harde woord uit den bijbel (Openh. 3 : 15, 16), eenmaal gesproken tot de gemeente van Laodicea : „Och, of gij koud óf heet waart, maar nu gij noch koud noch heet maar lauw zijt, nu zal ik u uit mijn mond spuwen!"

Voor ons besef is er, naar men weet, voor een gietienst in het Iheelal geen plaats.

Maar wel voor Openib. 3 : 15, 16.

En voorzoover Peer Gynt daarheen kan verwijzen, zou en er aan kunnen herinneren.

De „Christus" van Stanley Jones.

Ds E. H. Broeistra schrijft in „Leidsche Kerkbode" ets over Stanley Jones, en diens komst in Nederland. e lezen :

Ik heb het oog op het optreden van Stanley Jones, een Amerikaanschen zendeling, die veel in Indië heeft [gearbsid. Van allen kant werd hij met vreugde ingeliaald; vergaderingen werden belegd voor ouderen en voor jongeren, ja zeilfs voor predikanten van elfc ischakeering. Het scheen wel, of alle verschil in belijdenis in eens was weggevaagd en — volgens de i'erslagen — hing men aan zijn lippen om de woorden •van wijsheid en goed verstand op te vangen. Jaj allerlei vragen werden tot hem gericht, waarop Stanley Jonas dan een antwoord gaf en dat antwoord scheen wel een woord vol van wijsheid te zijn, zoodat men tevreden naar huis ging; men wist dan nu, hoe het was.

Nu wil ik van de gaven van dezen zendeling niet in 't minst afdoen, noch wU ik zijn arbeidsprestatie ook maar een weinig in haar waarde aantasten. Maai dit alles doezelt het feit toch niet weg, dat de thee' Stanley Jones niet alleen ver van Gereformeerd maar ook een Christus predikt, die niet de Christ'-der Schriften is, en dat vind ik al erg genoeg. Ik kan mij dan ook niet begrijpen, dat zelfs in de Gereformeerde pers een enkele maal een lofzang over dezen •zendeling kon worden gelezen.

Of dit oordeel niet te scherp is ? Oordeel slecht."'. En dan geef ik hier het woord aan een vrüzinnif'. die het predikantencongres in Utrecht heeft bijg»' woond en in de „Hervorming" ihet volgende schreef:

„Wat Jones' meer godsdienstig standpunt aangaat: typisch voor Stanley Jones is, dat hij — ook in zU" boeken — niet wil weten van een leer over of voorstelling van Christus, maar alleen van Christus zelf, •zooals-deze is. Hij heeft gezegd: „ik ben de - weg, de waarheid en het leven". Leefde Christus nu, hÜ zt""anders te werk gaan dan tweeduizend jaar geleden en

1, 7. de samenlerving niet langer willen hervormen als filantroop, maar op den grondslaig der gerechtigheid. Deize 'Obristus, waarin 'Stanley Jones en zijn geestiverwanten gelooven, is van lieverlede ontstaan door / verza^chting en verinnerlijking van den Christus der oude Protestantsche 'dogmatiek, die verankerd lag in Jiet onfeilhaar Woord van de Schrift. Hij is niet meer de Christus van Calvijn, Luther en zelfs van Zwingli, diie de wereld gered heeft door zijn zoendood op Golgotha, maa-r meer de zachte en wijze Heiland, die de wereld redden zal door zijn kracht. Deze is het voorwerp van 'hun devotie en tegelijk de bron hunner vrome 'beleving. Wat echter den aanhangers •veai dezen Christus ontgaat, omdat zij in hem en uit hem leven, iralt den buitenstaander onmiddellijk op: die boven alle Christus-opvattingen staande Christus is in wezen niet anders dan de Christus naar de opvatting van Stanley Jones en de eijnen. Duidelijk 'Mijkt 'dit o.a. hieruit, dat de vraag : wat heeft Christus in de 'Schrift voor eens en altij'd als zijn leer nagelaten, vervangen wordt door de overweging: wat zou hy — als hij nu leefde —• leeren ? Op dat: „wat zou? " kan alleen eigen ondersteling antwoord geven.

Kritisch gezien, wordt Christus langs dien weg 'benaming en verpersoonlijking van het goddelijk ideaal •van een zekere groep of zelfs van een bepaalde groep in een zekeren tijd. 'Ouderwetsohe sohriftuurlij'ke ge-, loovjgen 'Zullen, in Stanley Jones, met volle waardeering 'van zijn groote persoonlijke hoedanigheden dan ook niet anders kunnen zien dan iemand, die op bedenkelijke wijze afglij'dt, naar de banen van het subjectief menschelijke.

En wij, vrijzinnigen, zouden hem gaarne ten volle als een der onzen begroeten — wat hij nu al voor een deel is — zoo hij minder dan wij gehecht was aan de traditioneele Christelijke gedaohtenwereld."

. Wat 'dunkt u hiervan? Is dit niet voldoende om toch uiterst •voorzichtig te zijn en niet toe te juichen, wat eerder te veroordeelen is? Laat ons toch niet met vi'eugde binnenhalen, wat men hier te lande te vuur en te zwaar tracht uit te roeien.

Men vergete toch niet, dat de „Christus" van de meeste hedendaagsdhe christenen met Jezus 'Christus niets te maken heeft.

Behalve Ds BPoekstra heeft ook Ds G. Renting in „Geldersohe KeAbode" 'de aandacht gevestigd op het hierboven geciteerde oordeel.

Nu we toch over Stanley Jones aan het spreken zijn, en over de vraag, of men goed doet, hem 'zoo maar in onze {kringen te importeeren, geef ik nog plaats aan onderstaand afzonderlijk overgenomen artikel uit „Geldersohe Kerkbode", onderteekend 'door D. Krijger, Ermelo :

Stanley Jones, Sherwood Eddy, Christendom of „cultuur" in de zending.

Met aandacht heb ik de verslagen nagegaan, die de Ibla'^ön gaven over ihet verEblüf-fin de lezingen.'V.an Dr Stanley Jones in ons land.

Men noemt hem „'de apostel, die geroepen is het evange'lie uit te dragen in het Oosten", maar vanzelf komt 'daarbij de vraag op, welke de boodsöhap is, die hii aan het Westen komt brengen. Die vraag klemt ditbbel wanneer men 'bskend is met de afwijkende meeningen, die er in China hestaan over het innerlijke wezen van de 'boodschap, die 'door 's heeren Stanley Jones' geestverwanten in dat land gebr'acht wordt. Vooral na de eclatante campaigne van enkele jaren geleden van 'Dr iSherwood Eddy, die oök in ons land veler hart, niet het minst' van onze christelijke studenten, innam door zijn welsprekendheid, begon nieuwe onrust zich van het behoudende deel der versdhillende kericgenootschappen in China meester te maken. 'Reeds vroeger 'hadden de leden dier kerkgenootschappen, die nog vasthielden aan het geloof, waarvoor hun vaderen gestreden hadden en gevallen waren, zich vereenigd in een Bond, die 'den Bijbel zonder voorbehoud als Gods Woord erkent en als geloofsbelijdenis zich streng wenscht te houden aan het 'heeriijk getuigenis, daarvan in onzen catechismus 'gegeven. De leden van dien Bond voeren den naam "vaai Fundamentalisten en met dant aan God mag getuigd worden, dat met zwakke krachten een merkbaar resultaat wordt bereikt in het bestrijden van het Mo'dernisme, door een groot deel der zendehngen van de verschillende kerkgenootschappen in China gepropageerd. Die Funidamentalisten 'ziJn van gevoelen, dat " de boodschap, door die moderne richting gebracht, meer 'Cultuur is 'dan Religie, en dan nog wel Cultuur met 'den 'Christus als reclamebeeld. In 'den 'handel •duurt reclame juist zoolang als noodig is om. een artikel veritoopbaar te maken ; is het eenmaal ingevoerd, dan vervalt geleidelijk het reolamebeeld. Dit beel'd heeft dan afgedaan, het heeft zijn taak volbracht. Zo'O noodig wordt het door een andere reclame ver-"vanigen, maar 'het oorspronkelijke beeld is verdwenen. Zoo zal het ook gaan met die nieuwe Cultuur, die in 'China '('liefst in een vijfjarige campagne) gebracht moet worden; Christus van lieverlede teruggetrokken tot ten slotte alleen Cultuur met menschelijk vernuft als motor overschiet.

Het scheen mij niet ovefbodig de aandacht ap deze campagne te vestigen, aangezien het Westen er meer en meer mede begiftigd wordt en het te vreezen valt, dat vele waarachtige belijders van den Christus als onzen Veriosser en Zaligmaker, door onbekendheid gedreven, inplaats van alle krachten in te spannen tot verdediging van hun algemeen en ongetwijfeld Christelijk geloof, juist medewerken om aan die nieuwe Cultuur vasten grond te 'geven.

Wat betreft den wedloop in China tusschen Christendom en Communisme, ook hierover bestaan sterk afwijkende meeningen. Ik had het voorrecht in het Wnnenland te vertoeven, waax het nijvere millioenenvolk rustig zijn 'dagelijksohen arbeid verricht en waar tot op dit OQgenhlik het Communisme niet het minste

vat op de voliksziel kan krijgen. _ Van politiek heeft de eenvoudige Chinees niet 'het •minste verstau'd en hij gevoelt er ooik niet de minste behoefte aan. Wel gevoelt hij: behoefte aan godsdienst en nooit meer dan tegenwoordig is het Chineesche volk begeeri'g naar ihet 'heil, dat in Christus hem ge^ bracht kan worden. Men moest 'het eens 'kunnen zien, hoe de oogen Ivan die eenvoudige memsohen gaan glinsteren, wanneer men eenvoudige vertellingen van den Heere Jezus aan 'hen doet; met open monden 'Zitten zij urenlang neergshuri^t om te luisteren. Dit is ten slotte 'de kern van 'het 'Chineesche volk, niet het deel, dat in de groote steden of aan de kust woont, waar het teveel met WesterUngen in aanraking komt en leeringen inzuigt, die het 'bij goed nadenken een eigenaardige gedachte over christenen moesten geven, •m'aar die er als nieuwe Cultuur grif ingaan.

Wanneer de soep gaat ikoken 'komt er schuim op. Dat schuim wordt er door 'de huismoeder zorgvuldig afgeschept, zoodat 'de goede soep overblijft. Trek die lijnen over het Chineesche volk, dan is het overgroote deel daarvan, dat niet aan den 'buitenkant woont, de soep, en veel van wat wel aan den buitenkant leeft, hef sdhuim dat erafgesohept moet worden en nie-t opgediend a; ls echte soep.

Voor deze waarschuwing van den zaakkundige ben i'fc danikbaar. Zij' lijkt mij zeer noodig. Niet alleen om de Stanley-Jones-ver'heerlijking een beetje te normaiiseeren, maar ook om noig eens weer te begrijpen, welken strijd 'de geretformeerde zending te voeren heeft voor zelfbehoud. Veel ernstiger staat het: voor de Christus-prediking !

y' Uitspraak inzake N.S.B.

'"' De kerkeraad der Geref. Kerk te Rotterdam-Delfshaven besloot, blijkens officieel bericht des kerkeraads in „Delfsh. Kerkb.", uit te spreken:

1. dat ieder, die de beginselen der N.S.B, onderschrijft en haar consekwenties aanvaardt, daardoor in strijd leeft met de Heilige Schrift en de Belijdenis der Gereformeerde Kerken in Nederland en daardoor onmogelijk tegelijk lid kan zijn van één dezer Kerken;

2. dat, waar er onder ons zijn, die mede onder den druk der economische omstandigheden, bekoord en meegesleept worden door nationaal-socialistische leuzen, zonder dat zij kennis hebben genomen van of instemmen met de beginselen, die aan de N.S.B, ten grondslag liggen, ieder concreet geval op zich zelf beschouwd moet worden en de kerkeraad door broederlijke samenspreking en vermaan zulken moet trachten van hun dwaalweg terug te brengen;

3. dat evenwel in geen geval een belijdend lid, die lid is der N.S.B., tot ambtsdrager kan benoemd worden;

4. dat met doopleden, die lid der N.S.B, zijn en die door het afleggen van Openbare Belijdenis des Geloofs, toegang - vragen tot des Heeren Avondmaal, moet gehandeld worden als onder punt 2 is aangegeven en dat het doen van belijdenis voor dezulken zoolang moet worden opgeschort, tot helderheid verkregen is inzake hun verhouding tot de N.S.B.

„Pilatus-achtlge intonatie" b^ volkskerkbesprekingen.

In „Kerk en Wereld" (vrijzinnig) schrijft Ds D. Bakker over de vergadering van „de moderne theologen en de vrijzinnige dominees" (Paaschweek). Daar sprak Ds Smit Sibinga over Kerkopbouw. Ds Bakker zegt daarvan:

Er volgde een gedachtenwisseling op hoog peil. En toch was het over het geheel m.i. onbevredigend. Niet, omdat er geen positief resultaat was in den vorm van een uitspraak der bijeenkomst — dat behoefde niet en kon ook niet — maar het bleef alles zoo in het vage. Daar was bijv. de conclusie van den inleider: nadat er op heel wat fouten en gevaren gewezen was, liep het uit orp een pleidooi voor een vriendschappelijk verkeer met de orthodoxie. Dat laatste spreekt toch eigenlijk vanzelf voor Vrijzinnige Hervormden, die immers strijden voor bet samen leven der richtingen in één kerkverband? Dat is een uitvloeisel van hun ideaal van een vrije christelijke volkskerk. En hierin bestond m.i. het tekort der inleiding, dat niet een positief kerk-ideaal voorop gesteld werd en vandaaruit het ontwerp van Kerkopbouw principieel en tactisch werd beoordeeld. En ik moet eerlijk bekennen, dat de in de discussie tegenover Dr Horreüs de Haas op nogal schampere wijze met een eenigszins Pilatus-achtige intonatie geuite opmerking: „Wat is nu eigenliik een vrije volkskerk? " mij' ten hoogste heeft verbaasd. Want dat wij Vrijz. Hervormde theologisch nogal gedifferentieerd ziJn, is nu langzamerhand wel bekend, maar onze vrijzinnige hervormde beweging als kerkelijke beweging, wordt toch nog wel door wat meer samengehouden dan door een machtsstrijd tot behoud van onze plaats in een bestaande kerk. Daarachter moet liggen een gemeenschappelijk kerk-ideaal, waarin alle schakeeringen onder ons elkander vinden en dat zelf daarom, ondanks alle andere verschillen, heenvrijst naar een in dit opzicht gemeenschappelijk theologisch beginsel.

Ds Bakker is verbaasd geweest 'Over de vraag van den referent, de vraag met de „pilatus-achtige intonatie". Geen wonder, dat hij zich verbaast; hij' gelooft nog aan een gemeenschappelijk theologisch beginsel, waarin de groepen zich zullen vinden. Maar wie — zooals ik — daarvan niets gelooft, die verbaast zich niet, doch verheugt zich. Om de nuchterheid der waarneming; om de zaak zelf natuurlijk niet.

Techniek en filosofische achtergrond.

Schrijvende over de Buchman-beweging zegt Marnix in „Gron. Kerkb.":

Het laat zich nog denken, dat in een land als Engeland, door ledige moraal-prediking als ingeslapen; als Amerika, waar de, getrouwe prediking in zoo sterke mate verdween; als Zwitserland, waar de kerk wel dood schijnt, dat in van de waarheid vervreemde kringen in ons land een plotseling 'opgekomen geestelijk stormpje als van die Oxford-beweging — wie er van gewaagt moet weten dat er reeds eer een Oxfordbeweging was, geheel anders van aard — indruk maakt. Het is te begrijpen, dat heel en half moderne lieden van de zuivere prediking verstoken, onder den indruk komen.

Maar dat zonen der Gereformeerde Kerken, zonen van Calvijn, die den zegen Gods in de historie moeten kennen, nu plotseling doen, alsof er bij ons niets meer is, om zich te vergapen aan een geestelijke techniek, feitelijk verband houdend — ik zie bet niet anders — met een door en door ongezonde en tegenschriftuurlij'ke filosofie, het is mijj een raadsel.

Het is dit, dat mij' angstig maken kan. Ik vraag: mankeert er dan waarlijk zooveel aan het kerkelijk onderwijs, aan ons christelijk onderwijs, aan onze prediking, dat zoo iets sommigen 'onder ons kan overkomen?

Ik geloof niet dat de fout thans nog in de eerste plaats bij het kerkelijk onderwijs, het (lager) christelijk onderwijs, de prediking ligt. De fout n.l. zoover ze hier ter sprake komt. De fout lijkt mij' te liggen bij de leiding voor een deel. Er zijn er — en niet zoo weinigen — die rotnduit zeggen, wat er achter zoo'n techniek ligt, dat kan me eigenlijk bitter weinig schelen; dat is maar professoren-of theologen-zoekerij'; het komt mij op de techniek zelve aan! Alsof wij 'Ooit een techniek, die we van vreemden krijgen, losmaken konden van wat daar achter ligt! Ja, alsof we ooit zelf klaar konden komen, als vrij' niet uit eigen beginsel, uit eigen filosofisoh-theologischen ondergrond onze eigen „techniek" hadden op te bouwen.

De fout ligt bij' een deel der leiders. En vandaar dringt zij' natuurlijk door, straks in ons kerkelijk onderwijs, (ook) ons (lager) christelijk onderwijs, onze prediking.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's