Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prot Haitjema over een „wachter op Zions muren". (II.)

We zouden nu, naar belofte, eens nader bezien, wat de kerkhersteller prof. Haitjema tegen den „wachter op Zions muren" heeft in te brengen. We zullen, ouder gewoonte, althans onzerzijds, hem letterlijk citeeren: Volgens den voorzitter-van-Kerkherstel .„deerde het mij niet" (dat wil dus zoo ongeveer zeggen: dat ik het met de waarheid niet zoo nauw nam), dat ik in de artikelen tegen dr Miskotte „het onophoudelijk als fundamenteel beleden p e r f e c l u m-p r a e s e n s der openbaring bUjkbaar geen aandacht schonk". Over dat „aandacht schenken" sprak ik reeds.

Op ae beschuldiging van opzettelijke onwaarheid ga ik niet in; wie zoo onbehoorlijk zich gedraagt in de polemiek, als ik van prof. Haitjema bewezen heb, moet wat nauwkeuriger spreken, en vooral: bewijzen, eer hij het reclit neemt, dergelijke dingen te schrijven. Als er niet de noodzaak was, het christelijk volk van Nederland te waarschuwen, zou ik prof. H. geen antwoord geven. Niet hij, maar het volk krijgt van mij bescheid.

P; e r f e c t u m p r a e s e n s, alzoo. Daarmee wil prof. Haitjema het historische Middelaarswerk van Christus beleden hebben. Maar de uitdrukking zelf bewijst al weer, dat hij daaraan te kort doet. Deze apologie beteekent een bevestiging van mijn vonnis.

Immers: de bewering, dat Christus' Middelaarswerk in hel „perfectum" staal, is zelf reeds een loochening van zijn historiciteit, gelijk die, zonder omwegen, door do christelijke dogmatiek, zoolang ze nog niet knoeide mot de taal, beleden is, op grond van de Schrift. Er zijn twee woorden hier, die de aandacht vragen.

Perfectum. En: praesens.

Perfectum wil zeggen: voltooid, af. Praesens wil zeggen: onvoltooid, nog niet af, nog bezig, nog aan den gang.

Perfectum is: voltooid tegenwoordige tijd. Ik HEB geloopen, nu ben ik er klaar mee. Praesens beteekent: onvoltooid tegenwoordige tijd. Ik LOOP; ik ben er nog mee bezig.

Nu is het de vraag thans nog niet, hoe prof. H. meenen kan, de verbinding van deze twee woorden te zoeken, en ze dan in die verbinding op het werk van den Middelaar toe te passen. Daarover spreken we later no^.

Eerst vraagt het onze aandacht, dat toch in elk geval op een of andere wijze prof. Haitjema meent, hel „perfectum" aan Christus' middelaarswerk te mogen loebedeeien, zij het dan ook in begrenzing door, en in samengang met het „praesens", waarover nog nader te handelen zal zijn.

Om dit „perfectum" te verstaan, zal men niet bij dezen nog altijd tegenover Brunner naar Barth wijzenden lioogleeraar zélf te zoeken hebben naar een ondubbelzinnige uitlegging van zijn woord, maar beter terecht kunnen bij Barth. Deze handelt in zijn laatste 'Dogmatiek over het ei^genaardige begrip van „vervulden lijd".

Wat maakt, zoo vraagt Barth, de apostelen en profeten tot boodschappers der openbaring?

Dit is het: dat God gesproken HEEFT, Deus dixit (118, sqq.). Hetgeen aan hen geschiedt (praesens), dal moet men omsclirijven als iets, dat aan hen geschied IS (perfectum). „Wat de Schrift gewrocht heeft, en wat zij van haar kant getuigt, betuigt, dat is werkelijk, en definitief, eens voor; al geschied". Daarin is het „God met ons" ge-t schied. Midden in de menschelijke geschiedenis, en als een stuk van die geschiedenis is het geschied. MAAR DAN JUIST NIET OP DEZELFDE MANIER, als waarop stukken van deze geschiedenis ge w o on 1 ij k gebeuren, n.l. niet zóó, dal net aanvulling noodig hebben zou, niet zóó, dat het boven zichzelf zou uitwijzen, niet zóó, dat het streeft naar een doel. d, at nog ergens in de toekomst liggen en denken zou. Geen exegese kan ervan gegeven worden, er kan niets b ij kom en, er kan ook niets van afgenomen worden. Z jj n gestalte kan het niet meer veranderen; het is temidden van den stroom des tij ds een slechts in

zichzelf bewogen „zijn"(!). Midden in d€n stroom van al wat no g-n i e t-t o t-a f-s 1 u i t i n g-k wam, van wat zich nog verandert, of veranderd worden kan, is het het afgesloten gebeuren, de VER­ VULDE tijd."

De ver vulde tij d, — dat is een moeilijk begrip. En daarom komt Barth, met de noodige voorzichtigheid, toch de voorstellingszwakte zijner lezers te hulp, door te wijzen op een oude legende, die men leent uit de apokriefe ^„evangeliën", en waarop ik reeds eerder in dit blad gewezen heb, jaren, voordat Earths Dogmatiek uitkwam (Bij Dicliters en Schriftgeleerden, Apokriefe Kerstgedachten). Het is liet verliaal, volgens hetwelk in den nacht van Christus' geboorte alles stilstond. De hemel bewoog zich niet meer, de vogels verroerden zich niet, alles stond onbeweeglijk; — een oogenblik later ging alles weer zijn gang. Selma Lagerlöf heeft het verhaal ook opgenomen in: De Wonderen van den Antichrist. Inhoeverre in dit motief van de stilte, de onbewogenheid, gnostische motieven aan het werk zijn, en verwantscliap met boeddhistische trekken spreekt, mogen anderen beslissen.

Barth nu zegt: indien men van den vervulden tijd zich een voorstelling zou kunnen maken, dan zou de voorstelling ongeveer zóó kunnen zijn, als in die legende.

Met andere woorden: het gesproken hebben van (iod, in de getuigen van Zijn boodschap, is niet Il is t o r i s c h in den gewonen zin. Het hoort in de boven-historie. Perfectum. EN DEZE „VER­ VULDE TIJD" IS NU VOLGENS BARTH MET JEZUS CHRISTUS IDENT (119).

Tegenover deze gedachte stelt nu de gereformeerde theologie een volstrekt neen. Waarom?

Dat zien we volgende week.

K. S.

„Een Gereformeerd predikant onder de gelijkschake-, laars". (V. Slot.)

We hebben dr Van der Vaart Smit aan het woord doen komen, om eiken schijn, als Vvilden we zijn persoon belasten, en zijn motieven ook maar 'in gesjirek brengen, van ons af te wentelen.

Ook al hadden we liiets daaromtrent gezegd, we jvilden graag hel liclit doen vallen op wat hijzelf meent ter verklaring te moeten aanvoeren.

Toch lioude hij ons ten goede, dat wij geenszins overtuigd zijn, dat zijn bemiddelingspoging het gereformeerde leven in Duitschland een dienst zou hebben kunnen doen. Tusschen het régime-Muller en de gereformeerde belijdenis, ook omtrent wezen en grond en recht van kerkregeering, is de tegenstelling zóó volstrekt, dat reeds het zo€ken van Ijemiddeling zélf een óndienst doet aan wie in Duitschland nog getuigen willen zijn van de waarheid. Er moge verschil van meening kunnen zijn over de vraag, of hier van bemiddeling, dan wel van over-middeling sprake is, wij voor ons blijven dit laatste woord gebruiken, in den door ons dadelijk eraan gegeven zin (die niets te maken had met de bedoelingen van dr v. d. Vaart Smit, noch met eventueele fouten, die van de zijde der belijdende christenen, speciaal van den .Icanl der gereformeerden mogelijk hier en daar zouden gemaakt zijn inzake de erkenning van den dwang der regeering). Heel dat Müller-régime dringt zich op. Gereformeerden kunnen tot „bemiddeling" slechts komen onder dwang, uit vrees, dat anders de stok nog harder gaat slaan. Koml in zulk een situatie een mede-gereformeerde „bemiddelen", dan geeft hij den dwang den schijn van recht. En dat maakt den strijd maar zwaarder voor wie leven wil, in de kerk. naar de Schrift.

K, S.

Van Dordt tot '34.

Er verschijnen af en toe boeken, waarmee men erg blij is. Zoo deze week dat van den Heer A. Janse: Van Dordl tot '34. Onder dezen pakkenden titel laat de schrijver al dadelijk zien, wat hij bedoelt. Hij teekent den neerwaartschen, den afwijkenden gang van het kerkelijk leven in Nederland en laat ons zien, hoe het met de kerk der vaderen van kwaad tol erger gekomen is^ tot ze weer in 1834 oprees uit het stof, en brak met de zelfverhindering in het volbrengen van Gods wil. Ook deze studie doet dus zien, dat het in 1834 om Dordt ging. En vooral, dal de Koning van de kerk liet leven weer daarheen teruggeleid heeft.

Zoo af en toe staat er iemand op, die zegt, dat ge dat nu liiaar niet zoo allemaal gei o o v e n m o e t. Er zijn n.l. nog menschen, die sneenen, dat men de geschiedenis der afscheiDING kan construeeren uit de geschiedenisder Af gescheiDENEN.

Zoo deed „Onder Eigen Vaandel", redacteur prof. Haitjema. Ongeveer zoo verleden week een gereformeerde kerkbode. Van deze kapitale vergissing houdt de Heer Janse zich vrij; hij beperkt de genade Gods niet, zooals auteurs van het zooeven aangeduide type doen. Het mooie van dit boekje is juist, dat het principieel met zulke geschiedbeschrijvingsmelhoden breekt; en dat het niet een reformeerend w.erk_Gods krachtiger of zwakker noemt, naarmate een paar theologen in hun n a-reformatorische periode beter of minder goed beioogen, doch in een i"eformatielijd oog heeft voor den Goeden Herder (89), die sommige probleemstellingen laat doorbreken met meer kracht, dan de reformatoren zelf vermoed hebben.

Het is een goedkoop procédé, dat ik dezer dagen ergens, in dat kerkblad van daareven, een blad uit het Noorden, gevolgd zag: de AfgescheiDENEN hebben NA '34 veel fout gedaan (wat volkomen waar is), de AlscheiDING zelf moet ge dus maar niet zooveel beleekenis geven, als sommigen willen doen gelooven. Met dezelfde naiviteit zou men lot prof. Geesink hebben kunnen zeggen: Gideon heeft na zijn reformatie-daad nog zooveel gebreken en zwakheden getoond, waarom houdt gij toch een bekende üjdpreek in doleanlietijd over „Gideons hervormingsdaad" ?

Gelukkig, dal de Heer Janse van dergelijke denkfouten vrij is, en nog plaats heeft voor den Koning der kerkj ook in zijn construeeren der historie. Voor dien Regeerder der kerk, die zijn instrumenten gebruikt voor veel meer, dan zij zelf geweten hebben. Het is in den grond der zaak zoo onbijbelsch, te redeneeren, als zooeven bedoeld kerkblad, waarop ik nog wel eens terugkom. Want zullen niet straks alle gehoorzamen zeggen: wanneer hebben wij u bezocht, gekleed, gediend? Waarmee? Hoe? We waren toch zulke miserabele stakkers, Heere. Ja, zeker. Maar ze hebben „hun pijl geschoten in hun eenvoudigheid". Alle profeleii hebben meer tot stand gebracht, dan zij zelf wisten, of konden. En waar men God ziel, werkend, waar, ia '86, en ook in '34, daar erkent men dat. Het schieten met de pijl — dat is de gehoorzaamheid.

Het boek van den Heer Janse, 190 blz., voor elk verstaanbaar, worde hier met allen aandrang ter lezing aanbevolen.

K. S.

Isolement.

Men lieeft mij gevraagd, of isolement altijd nnltig is.

Antwoord: Wie het begeert, is ziek.

Wie het, als hij er toe gedwongen wordt, niet aandurft, is zieker.

Vanmorgen i), vóór het gereedmaken der copie van deze week, viel me in handen uit mijn boekenkast : N o g i n den band van Voorheen. Uitgave v.h. Studentencorps aan de Vrije Universiteit. 1917. Ter eere van Dr A. Kuyper. Tachtig jaar. Huldeblijk. Commissie: J. H. Bavinck, W. M. Ie Cointre, A. Ringnalda, Th. Ruys Jr, S. P'. Vermeer. Speech van ds Ferwerda. Speech van dr A. Kuyper.

Uit deze laatste dit:

„Ik heb te Leiden warm en luid mee geapplaudisseerd, toen de toenmalige hoogleeraar Rauwenhoff op zijn publiek college brak met alle geloof aan Jezus' verrijzenis... Van achteren kan mijn ziel nog beven over den smaad dien ik toen mijn Heiland aandeed".

Thans op een „Gereformeerden-Congres" de dialectische theologie present. Weet men, wal deze gezegd heeft over „het ledige graf"?

Verder citaat uit Dr Kuypers rede: „Soms bereikten mij zelfs droeve klachten, en tenslotte duchtte ik metterdaad, dat er daling in finale kracht was. Vooral toen de actie van studenten-biddagen naar Enjelschen trant ook ten onzent ingang vond. Daarbij toch hangt het alles aan vrome gewaarwordingen, aan vrome indrukken, aan persoonlijk-vrome aangrijpingen, die ik zelf eens in Brighton onder Pearsal Smith mee doorleefde, en die toch helaas van achteren door Smiths pijnlijken val zoo bitter teleurstelden".

Thans Buchman-beweging, kerkeUjke verslapping, conferentie-intimiteit, een weren van de klem der gezonde, een vallen in de klem der zieke kerk. Uit de rede van ds Ferwerda:

„Ge ontmoet den laalsten tijd, in de intellectueele kringen onder ons, een eenigszins laat ons maar zeggen, eigenaardige geestesgesteldheid Ik heet — dus hoort Ge meer dan een verklaren — Gereformeerd, maar ik ben er eigenlijk ietwat verlegen mee. Ik meen het — aldus tot den buitenstaander — heusch zoo erg niet. Ik zal er volstrekt niet op slaan, de puntjes op de i's te zetten". Thans schamperheden over zout op slakjes. Het motto boven de speech van ds Ferwerda:

Dare to be a Daniel! dare to stand aloner Dare to have a purpose firm! dare to make it known.

Thans klachten over elkaar, en over het isolement, zonder dat recht geluisterd wordt naar wal gezegd wordt. 1917—1934.

K. S.

Iets over de a.s. tentoonstelling^).

Op de a.s. tentoonstelling, die beli-ekking heeft op de Afscheiding van 1834, zal zeer veel interessants te zien zijn. Vele brieven en zeldzame Ijoekjes zullen er liggen, brieven en boekjes, die een kijkje geven in de ziel van de menschen uil dien tijd. Hoe de doorsnee-burger van die dagen, de brave liberaal, stond tegenover den geest der Afscheiding, blijkt, als we even die brieven en geschriften inzien, 'l Wordt dan wel heel duidelijk, dat de afstand • tusschen De Cock en de zijnen aan den eenen kant en de liberale burgerij aan den anderen kant zeer groot was; zoo groot, dat er niet het minste begrijpen van de houding, der Afgescheidenen gevonden werd. Voor wat zij doen en leeren, heeft men slechts een minachtend glimlachje, een schouderophalen over. Die Afgescheidenen zijn niet normaal; zij zijn dom, lijden aan godsdienstwaanzin en worden gebruikt door oproerige, staatsgevaarlijke elementen als werktuigen om alle gezag omver te werpen. De zotste geruchten over de Afgescheidenen worden grif geloofd. Een bewijs hiervan. Dhr Don, adjunct-archivaris, verschafte ons uit het Stedelijk Archief van Kampen een brief van den vrederechter te Hallum aan den Commissaris van Politie te Kampen. De vrederechter schrijft (17 Juli 1835): „Ik voeg bij dit bezoek een kleine bijdrage ten bewijze van het liefderijk christelijk gemoed van Hendrik de Kok, Christen of Hervormd leeraar onder het kruis. Prof. van der Boon-Metz uit Leiden heeft mij verhaald het volgende: gepasseerde week ben ik in een vergadering te Haarlem geweest waar de Minisier van Juslilie van Maanen mij heeft gezegd dal De Kok op eene audiëntie zich niet ontzien had Z. M. toe te voegen letterlijk deze woorden: „je vader heeft het verknold maar jij maakt het nog erger — God betere het eenmaal — indien je de Remonstranten niet iaat hangen of verbranden gaat hel land verloren." Op last van Z, M. is er van deze passage aanleekening gehouden".

Uit dezen brief blijkt tweeërlei: lo. De Afscheiding vormt zelfs in de hoogere liberale kringen een punt van gesprek. We hebben niet Ie doen met een onaanzienlijke beweging, weggescholen in een uithoek van ons land, zooals men hel vaak voorgesteld heeft. 2o. Zelfs beschaafde menschen gelooven van 'Ds de Cock en de zijnen het grofste, wal er maar verleid wordt. Zoodra het over de Afgescheidenen gaal, wordt de toon fel en venijnig.

Van de wijze, waarop de liberale burgerij over de Afgescheidenen placht te spreken, vinden we een interessant staaltje in een brief van denzelfden vrederechter aan den Commissaris te Kampen. (Eveneens voor de lentoonstelling ingezonden uit hel Stedelijk Archief te Kampen door dhr Don): „Mag ik u verzoeken mij te melden wat gij helit uitgevoerd met Dominai Kok — de faam verkondigd hier wijd en zijd uwen lof in het verdedigen van orde en rust door de verdrijving uit uw gebied van dezen onruststoker. — Men zegt: Kok is te Kampen geweest, maar de Commissaris van Politie, lang niet mis, ook geen dweeper, heeft hem builen stadsgebied laten brengen. — Zeg mij, hebt gij dien snaak bij de kraag gehad — zoo ja, op welke gronden? Zeg mij, wat de snaak om en in Kampen heeft uitgevoerd — ik verwagt hem hier en beloof hem, zoo het hem mogl gelusten de een of andere reunion illicité (d.i. ongeoorloofde bijeenkomst, van Z.) bijeen te roepen, eene goede receptie (d.i. ontvangst, van Z.).

Nu behoeven we niet steeds bewuste kwaadwilligheid bij de liberale tegenpartij te zoeken. Er is veel meer een niet-b e g r ij p e n. De Cock steunt op Gods Woord en leeft daaruit, de liberaal leeft bij eigen rede en wijsheid; De Cock ziet zich zelf, zooals Gods Woord hem ziet — als zondaar; de liberaal ziel ziclizelf bij eigen licht — als braaf, voortreffelijk mensch met enkele vlekjes. De afstand is zoo groot, dat de houding der Afgescheidenen als een bewijs van verstandsverbijstering aangezien wordt.

De Commissaris van Politie te Kampen schrijft aangaande De Cock: „Op de vraag of hem door het wettig gezag toegestaan was deze geestelijke ambtsverrigling uitteoefenen heeft hij mij... geantwoord dat hij ofschoon zijn predikambt hem ontzegt was zich daartoe geregtigd achtte en bij het aanhalen van Bijbelsche spreuken en zich zelf en zijne medeleden vergelijkende bij de onderdi-ukking van den Heere Jezus en der apposlelen, hij daarmee zoude voortgaan; dat door onze tegenwerkingen het bloed zoude stromen, de wettige leeraren der Godsdienst door hunnen leer de verleiders der menschen waren en diergelljke meer. Ik h ebbe m daar op aangemerkt dal het mij uit zijne geestdr ij ven de gesprekken toescheen alsof z ij nver stand verbijsterd was en hem verzocht niet verder voort te gaan met het houden van godsdienstige vergaderingen". (Rapport, te vinden iu hel gemeente-archief te Kampen).

Ten slotte geven we iets interessants uit een

K. S.

Overijsselscho Almanak van 't jaar 1836. 't Is een bijdrage ia Deventersch dialect, waarin liet een en ander over de Afgescheidenen verteld wordt. Het stukje is nog vrij waardeerend geschreven. „Somliids mó'j wat op ouw zakken passen, raór de nieesten lekt zoo te zeggen nummer een streuken ill de wêge, en dan iie'i der wel onder uni huzen op te bouwen. Déè 't meeste op oeur rost en angot zint vake nog j& zoo onhèbbeleke. Dor ze dan bezimder schik in hebt da's urn heel in 'tgeniip op eu boeren-dèle uö mekare tóö te schoeven; en dan prêkt der umsgeliik éène op en töfel of op en tonne, net as en domeiic M'ör as der meer as twintig zint, dan mót ze drossen: dat stéèt in de Code pen al, weel i? ... En ieder keer as ze bóöte betaalt liikt 't wel of ze jongen kriigt. (Dit ziet op den snellen groei der gemeenten tengevolge der verdrukking, v. Z.)

... .(De schrijver kan geen onderscheid zien tusschen de Afgescheiden predikanten en de liberale .predikanten van dien tijd.) Al blèrt ze alleenig pasalmen en incheel gien léèdjes, 't liikt toch wel dat zo nó de prêkeryje luusterl as ze kerksken spölt: déè kunip ummer gien zier minder uut menscheleke hövenkêmerkes van den nijjen tiid. — A'i zên da'i altemet wel bij ouw eigen zeis koiiiiieu prakkezeren hóö 't wezen iiiós, in plaasse van uut de kanons (d.i. de Canones van Dordreclit, de Dordtsche leerregels, v. Z.) met ziin tóóbeheuren, , dan zóllen ze ou anstonds ouw gruwwelljke trotsigheid veur de vóèten gooyen. Ik wól dan wel is weten wórumme ówwe néèt trotsch mogten wezen ik en ij. — M; ór dórumme zint ze vake .zoo kwód néèt, al weet ze zelfs néèt hóö 'tkump. Amman ook van gien mensche wat foefen eu sikkeneurigheidjes kon liin, dan mogten we de wereld wel uutloopen."

De meeste lezers zullen wel moeite hebben met het dialect. Daarom hierbij de vertaling:

„Soms moet je wat op je zakken passen, maar de meesten leggen a.h.w. niemand een strootje in den weg, en je hebt er wel onder om huizen op te bouwen. Die 't meeste tegen hen razen en opspelen zijn vaak zelf nog wel zoo onhebbelijk.

Waar ze bijzonder schik in hebben, dat is om heel stiekura op een boerendeel bij elkaar te schuiven; en dan preekt er een al naar het uitkomt op een tafel of op een ton, net als een dominee. Maar als er meer dan twintig zijn, moeten ze aan den haal; dat slaat in het Code pénal, weet je? En telkens als ze boete betalen, lijkt het wel iilsof ze jongen krijgen.

Al zingen ze alleen psalmen en ia 't geheel geen liedjes, het schijnt toch wel, dat ze naar de prediking luisteren, als ze kerkje spelen; die komt toch immers geen zier minder uit menschelijke bovenkamertjes van den nieuwen tijd. — Als je eens zou zeggen dat je wel uit jezelf kunt uitdenken hoe het wezen moet ioplaats van uit de kanones met toebehooren, dan zouden ze je direct je gruwelijke hoogmoed voor de voeten gooien. Ik zou wel eens willen weten waarom of we niet trotsch zouden mogen wezen ik en jij. — Maar daarom zijn ze vaak .zoo kwaad nog niet, al weten ze zelf niet hoe het komt. Als we ook van geen mensch wat sikkeneurighedeu .konden verdragen mochten we de wereld wel uitloopen".

Bij de bestudeering der Afscheiding zijn tot nu toe de archieven vrijwel vergeten. Wanneer nu reeds uit het archief van een kleine stad als Kampen zulk belangwekkend materiaal te voorschijn komt, dan kunnen we, bij het doorzoeken der groote archieven, ongetwijfeld massa's studiemateriaal vinden.

Eu de tentoonstelling, die straks zal gehouden worden, wil heli> en heenwijzen naar die studiegebieaen, opdat mede door de ontsluiting der archieven, onze kennis van de Afscheiding, een beweging, belangTijk zoowel voor kerk als cultuur, verdiept, verhelderd en vervolmaakt wordt.

Kampen.

Dr W. H. VAN ZUYLEN.


1) Onze goede post, die den laatsten tijd ons vaker voor verrassingen plaatst, heeft deze copie verleden week laten zwerven; ze kwam dus te laat voor het vorige nummer. K. S.

1) Toen ik onlangs Dr W, H, v. Zuylen bezig zag aan e door hem met zooveel zorg geschiede voorbereiding van de .s. tentoonstelling inzake de Afscheiding, leek het me goed oe, in mijn rubriek er iets van te vertellen. Maar Dr v. Z. on dat veel beter dan ik. Op mijn verzoek was hij zoo vrienelijk, een enkele anecdote uit den rijken schat van wat opgeolven werd, in zijn mededeelingen op te nemen. Den schrijver ank ik zeer voor zijn aldus ingekleed beridit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's