Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De verwerping van het Oude Testament In het heden en verleden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verwerping van het Oude Testament In het heden en verleden.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Deze „Rijbel" van Marcion hebben wij niet meer zoo in zijn geheel over, doch wij kunnen er ons een beeld van vormen door de vele citaten die bij verschillende schrijvers aangetroffen worden. De groote D'uitsche geleerde Adolf von Harnack heeft in zijn monographic over Marcion deze restanten in volgorde verzameld en afgedrukt.

Het spreekt vanzelf, dat het onmogelijk is om hier alle Schriftplaatsen na te gaan waarin Marcion veranderingen heeft aangebracht. Slechts enkele voorbeelden ter illustratie.

In Gal. 4:4 schrapte Marcion de woorden: eworden uit een vrouw, geworden onder de wet; In 1 Cor. 3:17 werden de woorden: ien zal God schenden, vervangen door: al geschonden worden, omdat natuurlijk de goede God niemand schendt.

Merkwaardig is ook Eph. 3:9 (bij Mardon de brief aan de Laodicensen.) Vers 8 en 9 luiden in onze Statenvertaling: ij den allerminste van alle de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus, (vs 9) en allen te verlichten, dat zij mogen verstaan welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus,

... Op het gespatiëerde: in God komt het aan. Marcion schrapte het voorzetsel i n, maar daar dit woordje in het Grieksch een derden naamval regeert, bleef, na schrapping van in, het woord G o d in dezen naamval staan en kan zoo de beteekenis hebben: voor God. D'an staat er: welke de gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is geweest voor God, welke alle dingen geschapen heeft Zoo heeft Marcion dezen tekst pasklaar gemaakt voor zijn leer. Immers God de Schepper heeft niets te maken met den Verlosser en is geheel onbekend met het heilswerk.

Dat Marcion de sloLwoorden: door Jezus Christus wegliet, behoeft wel geen betoog.

In Marcions Evangelie, om het bij één voorbeeld te laten, ontbraken de eerste drie hoofdstukken geheel. Waarschijnlijk ving het aan met de volgende woorden: n het vijftiende jaar van den keizer Tiberius, ten üjde van Pilatus, (Luk. 3:1) daalde Jezus af (uit den hemel? ) naar Kapernauni (een stad in Galilea? ) en leerde hen in de synagoge. (Luk. 4:31).

Hiernaast gaf Marcion ook nog een eigen werk uit, hetwelk was getiteld: Antithesen, waarin hij zijn leer uiteenzette en verdedigde. Daarin werden tegenover elkaar gesteld de woorden en daden van den Schepper der wereld en van den goeden God, den Christus van Marcion en daarmee ook het O. T. en zijn Evangelie.

Tenslotte ook uit dit geschrift slechts een enlcel voorbeeld:

De demiurg (de Schepper) wist niet eens waar Adam was, daar hij riep: Waar zijt gij ? Christus echter kende zelfs de gedachten der menschen.

De profeet van den God der schepping beklom, toen hel volk in den strijd gewikkeld was, den top van den berg en breidde zijn handen uit tot God, opdat hij velen in den strijd zou dooden; onze Heer echter, die goed is, breidde zijn handen uit (n.l. aan het kruis) niet om de menschen te dooden, maar om ze te behouden.

Een samenvattenü overzicht van Marcions levensen wereldbeschouwing moge hier nog volgen.

Marcion beroept zich nergens op speciale hem geschonken openbai-ingen, gezichten of ingevingen; zijn leer is uitsluitend gebaseerd op de exegese van de bestaande geschriften der Christelijke Kerk. Ook het O. T. heeft voor hem waarde, zij het dan in het negatieve.

Zijn theologie predikt verlossing, niet alleen van zonde en schuld, dood en duivel, maar ook van God den Schepper.

Deze God is de Schepper der wereld, speciaal de God der Joden. Hij eischt van Zijn schepsel de onderhouding van zijn wet. Deze wet is rechtvaardig en zoo is ook de Schepper rechtvaardig, maar alle barmhartigheid is hem vreemd. Hij is de booze God, naijverig, oorlogszuchtig, wraakgierig. Let wel: Hij is niet de God van de duisternis en het kwade en te identificeeren met den duivel. Die is, naar Marcions opvatting de auctor van het kwaad en over dezen heeft hij dezelfde opvatting als de Clmstehjke Kerk.

Waardoor openbaart zich dan de boosheid van den Schepper?

1. Door de schepping der menschen, doordat hij ze zwak, hulpeloos en sterfelijk geschapen heelt en hun verleiding heeft toegelaten en in het alge-. meen de zonde, den dood en den duivel, die toch zijn schepsel is, duldt.

2. Door het zenden van zijn gerichten en de wanverhouding van de straf ten opzichte van de schuld, door zijn wreedheid en bloeddorst.

3. Door de zonden der vaderen aan de kinderen te bezoeken en onschuldigen voor schuldigen te laten lijden.

4. Door de weerspannigen in het kwaad te doen verharden.

5. Door de afgunst, waarin hij de eerste menschen geweerd heeft van den boom des Levens.

6. Door de partijdigheid, waarmee hij zijn vereerders, ook al zijn ze slecht, begunstigt, ja hun ongerechtigheid, bedrog, roof en gewelddadigheden tegenover hun tegenstanders, veroorlooft, ja beveelt.

Kan Marcion dan nog spreken van de gerechtigheid van dezen Schepper? Ja in den zin van den antieken despoot, wiens wil de hoogste wet is.

De schepping van den mensch is een jammerlijke tragedie, waarvan de Schepper alleen de schuld draagt.

Deze was niet bij machte te verhinderen dat één van Zijn Engelen van Hem afviel en den pas geschapen mensch verleidde zijn Schepper ongehoorzaam te worden. Na hem uit het paradijs verdreven te hebben, trachtte Hij den mensch op alle mogelijke manier weer voor zich te winneny. evenwel zonder succes, daar alle menschen na den zondeval God volkomen loslieten en vergaten.

Abraham echter en zijn nakomeüngen werden het uitverkoren volk, dat Hij door Zijn wet aan zich bond en welks taak het was de menschen tot Hem terug te brengen. Zoo werd de Schepper de GodderJoden.

Oneindig ver boven Hem staat de goede, vreemde en onbekende God, die zich door Christus in deze wereld openbaart en den mensch uit de slavemjj van den Schepper verlost en daarom diens felste tegenstander is geworden.

In de practijk des levens vinden wij bij Marcion een tot het uiterste doorgevoerde ascese, allereerst zijn oorsprong vindend in minachting voor het lichaam, waarom uiterste gematigdheid in spijs en drank geboden is. Maar bovendien, is de schepping van den mensch een mislukking, dan is het 't beste niet mee te werken tot de uitbreiding van het menschelijk geslacht. Derhalve verbood Marcion zijn volgelingen te huwen. Bovendien bestreed men zoo den Schepper door er voor zorg te dragen dat het aantal hem onderworpen schepselen niet toenam en demonstreerde daarmee levens dat men van Zijn heerschappij bevrijd was.

Op den gTooten invloed van Marcions leer en kerk is reeds in het kort gewezen. Gedurende een menschenleeftijd Tomslreeks 130—190 n. Chr.) heeft de Kerk een zwaren strijd moeten voeren om niet door de Marcionieten onder den voet geloopen te worden. Ongeveer 250 na Chr. is het groote gevaar geweken en moet de sekte, althans in het Westen van het Romeinsche Rijk, langzaam het veld ruimen en plm. 400 n. Chr. is zij daar vrijwel geheel verdwenen.

In het Oosten echter heeft het Marcionitisme in sommige deelen, o.a. in Palestina, Syrië en op Cyprus, zich nog langen tijd kunnen handhaven, tot het ook daar, in hel midden der 5e eeuw, achteruit begon te gaan. Hoe geweldig de macht en verbreiaheid van deze ketterij geweest is, blijkt wet uit het feit, dat er in het jaar 987 na Chi-. in het verre Oosten, aan de Kaspische Zee nog Marcionieten gevonden werden.

Tastbaar is hun invloed zelfs nog heden ten dage, inzooverre als wij bemerken dat Marcionitische lezingen doorgedrongen zijn in vele handschriften en vertalingen van het Nieuwe Testament.

In dezen sirijd heeft dus de Christelijke Kerk de overwinning behaald en het O. T. tezamen met het N. T. behouden als Gods heilig Woord.

Een geweldige beweging, als die van Marcion, gericiit tegen het O. T., treffen wij in de verdere historie niet meer aan, al hooren wij hier en daar stemmen van enkele personen die het O. T. uit zijn positie trachten te verdringen en op lager niveau of geheel terzijde willen stellen.

Zoo in den tijd der Reformatie Johannes A g r i c o 1 a Jplm. 1494—1566), een leerling en \Tiend van Luthcr en door dezen herhaalde malen met belangrijke opdrachten belast. In 1527 geraakte Agricola met Melanchton in strijd over de beteekenis en waarde der Wet, waarbij het persoonlijk element, althans van Agricola's zijde, niet ontbrak. Immers het professoraat in de theologie te Wittenberg, waarop T> eiden hoopten, was Melanchton te beurt gevallen. Melanchton nu, uit reactie tegen de schade aangericht door sommige predikers der Genade, wees op de noodzakelijkheid der Wetsprediking. Een verslagen hart is onmisbare voorwaarde voor het geloof, het moet aan het geloof voorafgaan zooals de dageraad aan de Qpgaande zou. Wetsprediking drijft tot een verslagen, berouwvol hart en behoort daarom aan het begin te staan van de Christelijke leer. Luther had als reformator de menschen weer gewezen op de vrije genade Gods in tegenstelling met de goede werken, die door Rome zoo hoog werden aangeslagen tot het bereiken van de zaligheid. Doch navolgers van Luther waren nu weer vervallen in een eenzijdig prediken van de genade alleen en een geringschatting van de Wet. Hiertegen nu meende Melanchton te moeten opkomen. Agricola evenwel, zooals gezegd mede uit persoonlijke grieven en overtuigd dat zijn opvatting ook die van Luther was, trad Melanchton in den weg. De Wet was voor hem een mislukte poging van God om de menschen door bedreiging te leiden; zij is slechts een wetboek voor de Joden, waar de Christen niets meer mee heeft te maken. Het Evangehe roert de harten door het bloed van Christus en wie in de goedheid Gods gelooft, komt tot een berouwvol hart en vernieuwing.

Met Luther was Agricola steeds in goede verstandhouding gebleven, totdat hij, tien jaar later in 1537, over dezelfde kwestie met hem in strijd geraakte. Agricola meende dat ook Luther zelf niet zuiver in de leer gebleven was en dat hij als een Paulus der Reformatie Petrus — dat was dan Luther — moest terechtwijzen.

Langdurig en vaak heftig is de strijd geweest en al werd meer dan eens een verzoening tot stand gebracht, Agricola was steeds weer de oorzaak van nieuwe oneenigheid tot eindeUjk einde 1540, tenminste officieel, de zaak als afgedaan werd beschouwd.

Agricola was geen verwerper van het .0., T. zooals Marcion, maar zijn antinomisme en dualisme: Wet en Evangelie, toonen ons toch ver­ wantschap met het Marcionitisme. Vooral zijn ia het voorafgaande gespatiëerde uitlating, dat de Wet een mislukte poging Gods is om de menschen door dreiging te leiden is ongetwijfeld Marcio nitisch. (Zie Frank, Die Theologie der Konkordiëaformel II, pg. 255).

Dr G. J. D. AALDERS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De verwerping van het Oude Testament In het heden en verleden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1934

De Reformatie | 8 Pagina's