Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De nieuwe exodus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De nieuwe exodus.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mattheüs, die bij 't schrijven van zijn evangelie de gemeente van Christus, zooals die uit het Jodendom zich losmaakte, op het oog heeft gehad, kan zijn verhaal van Christus invoegen in het raam i der openbaring, zooals zijn lezers die kennen uit hun bijbel, het later dus genoemde Oude Testament. Dus doende diende bij het propagandistisch doel, waarmee hij 't evangelie schreef; hij overtuigde de Joden uit .de Scliriften; zoo had hij van den Meester zelf geleerd; de Heilige Geest maakte hem dat indachtig. En tevens maakt hij het ons licht, wanneer wij zoeken gaan naar de ééne lijn in de Godsopenbaring en wanneer wij alle openbaringswerk van God zien willen in zijn ééne doel en inhoud: den Christus. Mattheüs levert ons heel practisch het klaar bewijs, dat het Nieuwe Testament in het Oude ligt verscholen. Hij geeft een klaar bericht van het Messiaansch karakter van den bijbel der Joden.

Het Messiaansch karakter! Dat wil niet zeggen: in het Oude Testament is een verhaal van vele t histories. Van Adam en Henoch en Abraham en f Mozes en David en Jeremia. Maar in dat Oude Testament is niet één verhaal af. Van elke geschiedenis moest het slot nog geschreven worden. Alle drama's misten hun ontknooping. Dat is het Messiaansch karakter van al die geschiedenissen. Ze wachtten op vervulling; hijgden naar vol-making. Niemand kan het boek, dal hen verhaalde uitlezen; er was immers geen slot aan.

Daarom spreekt Mattheüs telkens ervan, dat gebeurtenissen waarvan wij weten uit het Oude Testament, in de historie van Chriistus pas zijn vervuld. We hebben dat woord maar te nemen in zijn preciesen zin van vól-maken; er iels bijdoen, wat er nog niet was; het ontbrekende aanvullen.

Mattheüs zag ook het Messiaansch karakter van den uittocht van Israël uit Egypte. Hij wist wat in Hosea 11:1 geschreven stond: uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen". Evenwel, nu hij verhalen gaan moet van het opnieuw trekken naar Egypte van den gi-ooten Zoon van Israël, die met Jozef en Maria vluchten moet daarheen omdat Herodes' beulen op weg zijn naar Bethlehem, nu geeft de Heilige Geest hem te verstaan, dat ook die tekst uit Hosea een Messiaansch woord is. En wanneer hij dan neerschrijft van den terugkeer uit Egypte na Herodes' sterven, dan wordt zijn geest vervuld van blijdschap, want hij ziet nu den nieuwen exodus, de volmaking van den eersten grooten uittocht uit het slavenhuis.

Hosea kan wel schrijven in zijn dagen: „Uit Egypte heb ik mijn Zoon geroepen", maar hij kan daaraan niet toevoegen: en sindsdien woont hij in het land der rust. Zoodoende miste de eerste exodus haar vervulling.

Er ontbrak iets aan de historie van Israël. De draden van reformatie en inzinking warden er dooreen. Maar nu wordt het Woord vleesch en woont onder ons. Christus, die geboren is, neemt zijn deel in de geschiedenis van Zijn volk. Hij neemt deel aan het leven van Zijn volk en aan de roeping van Israël. En als Hij komt, dan is er veel, dal niet is afgedaan.

Wanneer Jezus geboren is en ingaat tot de historie van Israël is daarin bovenal dit benauwende, dat Israël een slavenvolk is. Zich bukkend onder de hoogheid der Romeinen. Augustus ver^ stoort alle illusies van den zelfstandigen joodschen staat onder Herodes, doordat hij den census (beschrijving) ook voor 'tJudeesche land decreteert Bovendien, Herodes was een Edomiet. Zijn regeeringsideaal is de ontwrichting van den Joodschen stam door een ontaai'ding in de richting van het hellenisme; hij heeft tenslotte van een uitgeleid^ vrij, specifiek Joodsch volk geen begrip. En die onder dat volk nog een vaag besef hebben van den uittocht tot de vrijheid en van den Sinai, waar de eigen levens wet voor Gods eigen volk werd afgekondigd, de Farizeeërs, Icnevelen „de schare, die de wet niet kent" hooghartig. Als Jezus wordt geboren, is Israël opnieuw geklemd in slavernij.

God zocht van den hemel naar het werk, dat Hij aan Zijn volk gedaan had, en Hij vond niet! De Schriftgeleerden lazen het trouw op: „Ik ben de ïieere, uw God, die u uit Egj-pteland, uil het dieusthuis heb uitgeleid", doch er was niets van waar.

Want wel kwam Israël los uit de boeien van Farao. Maar waarheen had het zich begeven? Uit Egypte naar de Baals. Uit Egypte naar de onrust, waarmee de vertoornde God des Verbonds Zijn afgedwaalde volk strafte. Uit Egypte naar den vloek des Verbonds.

En opgejaagd worden in eigen land, dat was

minder te dragen dan opgezweept te worden door de drijvers in het vreemde land. Het vuur van den Moloch was erger dan de tichelovens van de Nijldelta. Was het niet beter, dat de moeders in Egypte weenden, wanneer ze hun jongens in den Nijl wierpen, dan dat ze in een goddelooze roes, met een diciitgeschroeid hart en een verkracht geweien, die jongens ten offer leiden voor het altaar der afgoden. Het was dan wel: uit Egypte, maar het was niet: uit het diensthuis.

Want hoe ge ook zoekt in Israels historie, altijd moet ge Mattheüs gelijk geven in zijn stelling, dat vervulling noodig was van dat verhaal van den uittocht. Immers, al zegt ge het heerlijkste, wat vóór Christus in de Openbaringsgeschiedenis te zeggen is, dan is dat nog een verhaal van allerlei onvolkomenheid. Uitgaande van Egypte naar den tempel! Doch ook dan is het zoo: uit Egypte naar den hoogepriester, d.i. Kajafas. Of: uit Egypte naar de profetie. Maar dan de profetie in de handen van knoeiers als de schriftgeleerden, die de graven der profeten bouwen en onderwijl hun woord verkracbten.

* Toen is Christus gekomen. Om den wil van den Vader te doen; om dat groote werk te doen van de \Tijmaking van Zijn volk uit het diensthuis der zonde. Toen werden de velden van Efratha vervuld van het gedruisch der menigte van hemelsche heirlegers. En de blijdschap in den hemel was grooler dan over den eenen zondaar, die zich bekeert.

Want Egyptes nederlaag aan 't volk van God werd immers in de viering van het Pascha wel herdacht, maar zelfs de rabbijnen wisten, dat er nog verlossing komen moest; verlossing, die zij in den Paascnnacht dan verwachtten. Maar nu kan Mattheüs aan zijn menschen, die door rabbijnen in het leerhuis hun geest van jongsaf hadden laten vormen, schrijven, dat die verlossing is gekomen. Dat nu niet de vele zaden van Abraham Egypte achter zich hebben liggen, maar dat het Zaad, de Zoon, door God uit Egypte geroepen is. Het drama heeft nu zijn ontknooping gevonden en de historie haar vervulling. Christus is pok hier Verlosser, die het werk doet zonder Zijn volk; maar die — hoewel alleen — ook al de vijanden van Zijn volk overwint.

Hier is Hij, die meer dan Mozes is. Hij, Mozes, meende wel, dat in Egypte geen klauw achterbleef. Maar 'theele volk bleef met den voet geklemd in de nijpende tangen van de zonde. En Mozes zelf was daai'in boven zijn volk ook al niet verheven. Hij sterft, en mag 't beloofde land slechts zien van verre. Ook hij komt uit Egypte wel, maar zijn voeten brengen hem niet in het Kanaan der rust.

Doch nu is Jezus geboren. Zooals tevoren Fai-aö het kind zocht onder het volk van God, zoo zocht Her odes nu Het lünd. Fai-aö en Ilerodes tasten mis. Mozes wordt drie maanden verborgen en Farao's hof biedt hem de levenskans. Jezus ontkomt aan de beulen van Herodes en Egypte verbergt Hem. Evenwel, Christus komt van Egypte vrij. Vandaar gaat Zijn weg naar Nazareth. En I met het bewustworden van Zijn Geest daalt over I Zijn leven de verachting en het lijden daar in dat Nazareth, waaruit niets goeds kan komen; en straks in 'theele land en verder in de Plaaschzaal en voor den Hoogepriester en het Sanhedrin, Herodes en Pilatus en aan het kruis en in de hellevaart. Maar voordat Hij daar komt en dat doorlijden moet, is Hij in Egypte geweest. Hij heeft bij de historie van Zijn volk aangeknoopt. Want met dat volk was hij één. De besnijdenis van Abraham en Izaak is aan Hem voltrokken. De gang van Jacob naar Egypteland heeft Hij volbracht. Hij is vandaar toen teruggekeerd, om te leven naar de wet van Israël, de wet van Siuai, gegeven aan het uitgetogen volk. En na Z ij n exodus en Z ij n aanvaarding van de wet heeft Hij geleden onder de vervloeking van die wet.

Dus mag Zijn volk getroost nu zijn. Hij ging Zijn weg der vele smarten. Maar Hij ging onzen weg. Alleen, Hij ging dien weg met vasten gang. De woestijn en den duivel deden Hem niet vallen in verzoeking. Hij kwam uit Egypte en het einde van Zijn wandel op de aarde was Zijn hemelvaart. Zijn ingang in het Kanaan der rust.

Want bij al Zijn gemeenschap met Zijn volk en de historie van Zijn volk, bij al Zijn wonen onder ons, is Hij het Woord. Hij is de Zoon. In Hem heeft God kinderen en door Hem is er voor die kinderen uitleiding uit het slavenhuis der zonde.

Nu mag er gerust gelezen worden in de kerk, eiken Zondag weer: „Ik ben de Heere Uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis heb uitgeleid". En de wel, die daarna volgt is wis en zeker regel van de dankbaarheid, want de verlossing is geschied. „Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen."

R. SCHIPPERS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

De nieuwe exodus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 december 1934

De Reformatie | 8 Pagina's