Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERKELIJKLEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJKLEVEN

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Pluriformiteit der kerk en epigonisme (nieuwe reeks). XII.

Met het voorgaande hebben wij dus slechts willen opmerken, dat men geen „stemming" maken moet — gelijk in den laatsteii tijd onder ons vrij sterk geschiedt, bepaaldelijk door menschen, die teg.n h n ingabrachte argumenten laton l'ggen — door te beweren, dat wie D'r Kuypers „pluriformiteitsleer" niet aanvaardt, „in het hart der Reformatie snijdt". Of ook, door te beweren, dat „het epigonisme, dat de pluriformiteitsleer loochent. Dr Kuypor bestrijdt..., het kerkbegrip van Calvijn afvalt om op dit punt Rome in het gelijk te stellen". Hoe voos de gronden zijn, waarop deze nog al verzekerde woorden van iProf. Hepp „rusten", heb ik in de eerste, door niemand nog weerlegde, reeks aangetoond. Maar we vragen — omdat het stemming-maken den laatsten tijd maar niet ophoudt —: heeft soms Ds W. A. Winckel, jaren lang trouw medewerker aan „De Heraut", schrijver over „Leven en Arbeid van Dr A. Kuyper", soms ook een artikel in den Almanak dor Vrije Universiteit verdiend, toen hij', in gemeld boek, schreef, dat Dr Kuyper eenmaal het pleit tegen pater Th. F. Bensdorp veirioren heeft, en dat wel juist, toen het ging over het netelig vraagstuk van de pluriformiteit der kerk? Of: heeft Ds Winckel ook epigoon te heeten, als hij uitspreekt, het met Bensdorp ééns te zijn, afgedacht dan van ©en enkel woord, in één van zijn hoofdargumenten tegen DT Kuyper? Een erkenning, die van roomschen kant de opmerking uitgelokt hoeft, dat het „eigenaardig" was, , , dat ©en geestverwant ©n volgeling van Dr Kuyper, zoo nadrukkelijk op het gewichtig stuk der pluriformiteitsleer van zijn hoogbewonderden meester afwijkt" (Apologetica van Th. F. Bensdorp, verzameld ©n ingeleid door M. rftoks, II, R. K. Boekoentrale, Amsterdam, 1920, 724).

Ds Winckel schreef dit in 1919. Reeds in 1908 had de heer C. N. Nijpjes, chr. onderwij'zer te Klundert, in „Het Christelijk Schoolblad" van 25 Sept. 1908, meegedeeld, dat hij zich tot Dr Kuyper persoonlijk gewend had, met de vraag, of Dr Kuyper nog voornemens was, te antwoorden op de bestrijding van Pater Bensdorp inzake de pluriformiteit. „Dr Kuyper" — aldus de heer Nijpjes — „antwoordde op m'n vraag om nader bewijs: „mis­ schien later" ". Het ministerschap had Dr Kuyper verhinderd. Nog in 1913, als Bensdoirp de discussie uitgeeft, die „buiten Dr Kuyper om", werd voortgezet in „Het Christelijk Schoolblad" (25 Sept 1908 tot 29 Jan. 1909), nog in 1913, zeg it, kan Bensdorp memoreeren, dat Dir Kuyper niet geantwoord heeft. En dan komt in 1919 d© op. merking van Ds Winckel.

Men houde het ons ten goede: wij vinden dit een getrouwer teeikening van de feitelijk© situatie, dan die welke Prof. Hepp gegeven heeft. Volgens hem zou de pluriformiteits-gedacht© tot een „leer" uitgegroeid zijn, die, door Dr Kuyper voorgedragen, teruggreep naar de best© periode van de Reformatie, zelf reeds een „oude leer" was, maar aan welke Kuyper (alsook Bavinck) een nieuw element zou hebben toegevoegd. Nuchtere werkelijkheid is, dat Dr Kuyper zelf erkend heeft, gapingen in zijn leer te erkennen, feitelijk dus het bestaan van een heusche „leer" op dit punt te ontkennen^ ©n sedert op dit punt niet verder is gekom e n.

Wij merken dit alles niet op, om iets af te doen van do grootheid • van Dr Kuyper. Wij zeggen het wèl, om alles af te doen van de groot© woorden van Prof. Hepp. Ik heb het oog op de woorden, • waarmee hij de tegenstanders der pluriformiteitsleer bij zijn student©n afhand©lt.

Nog een ander punt vraagt hier de aandacht, nu wij het toch over die discussie tusschen Dr Kuyper en pater Bonsdorp hebben. D'r Kuyper had in het korte, verleden week gememoreerde „Herauf'-artikel, waarin Pater Bensdorp ©en uitvoerige repliek beloofd werd, alvast op één enkel punt Pater Bensdorps bedenkingen afg©w©zen. Hij merkte n.l. op:

Voor het oogenblik echter moeten we er ons toe bepalen, één doorloopend misverstand weg te nemen.

Gedurig toch komt de geachte schrijver er op terug, dat twee dingen, die als tegenstrijdig tegenover elkaar staan, niet tegelijk waar kunnen zijn, en wij althans ontvangen den indruk, alsof hij in den waan verkeerde, dat wij daar anders over dachten.

Toch is dat niet zoo.

Indien, om een door hem zelf gekozen voorbeeld te kiezen, de ééne kerk leert, dat een element van het Avondmaal, door transsubstantiatie, de Christus wordt; een tweede, dat in, subetcum^) brood en wijn de Christus tegenwoordig is; en een derde, dat onder het gebruik van brood en wijn de ziel in coelum subvee t a ^) met het lichaam en bloed des Heeren gevoed wordt; dan sluiten deze drie voorstellingen elkander uit; en kan wie het eene belijdt, niet anders verklaren, dan dat de beide andere voorsteUingen met de waarheid in strijd zijn.

Maar dit is heel iets anders dan hetgeen door ons onder de pluriformiteit verstaan wordt. Wij bedoelen daarmede, om bij hetzelfde' tuoS te blijven, dat in dit Sacrament de mystieke gemeenschap met den Christus wordt genoten, doch dat de wijze, waarop die gemeenschap tot stand komt, niet door ons in adaequaten vorm kan worden uitgedrukt. Dat ook hier het finitum infiniti non capax') doorgaat. Toch beproeft men de mystieke realiteit, die hier in schuilt en genoten wordt, zoo na mogelijk uit te drukken. Daarbij nu drukt de één meer op deze, de ander meer op die z ij d e. Dit hangt samen met den onderscheiden aanleg en bewustz ij n s V o r m. Die onderscheiden wijze van 't mystieke te bevatten, zette zich dan eenzijdig vast En zoo geraakten tenslotte drie of meer vormen van helijdenis tegenover elkander, die in die gepraeciseerde uitdrukking niet samen waar kunnen zijn. Maar dit neemt niet weg, dat ze allen saam eenzelfde mystieke realiteit pogen te grijpen en te begrijpen, die nooit in menschelijke taal door eene aan het mystieke geheel adaequate omschrijving zal kunnen worden uitgedrukt.

Tot zoover Dx Kuyper.

Nu valt het dadelijk op, dat Dr Kuyper zich hier veel te gemakkelijk van Bensdorps bestrijding afmaakt. W© hebben zelf reeds Dr Kuypers woorden geciteerd, waaruit bleek, dat hij wel degelijk elkaar bestrijdende, ©n weersprekende, belijdenisuitspraken zich heeft zien „ontwikkelen" zóó, als uit den éénen stengel der ééne plant er straks verscheidene groeien. Met allen eerbied voor een man, wiens leven veel schoons gaf: zóó licht moet men over dergelijke uitspraken, worden za aangevallen, niet heenspringen.

Want, — dat dit feitelijk ook in ditzelfde korte artikeltje gebeurt, m.a.w., dat van de door Di Kuyper erkende „gapingen" er geen énkele is aangevuld, ook nietj toen hij het op dit ingrij'peade punt, ter afsnijding van verder misverstand, trachtte te doen, dat hopen we volgende week aan

te toonen.

Prof. Haitjema en de wedergeboorte.

In „D© Gereformeerde Kerk", orgaan der confessioneelen in d© Herv. Kerk, wordt gehandoM over Prof. Haitjema en de wedergeboorte. B^ weerd wordt, dat er zijn, die zich tegenover hem bezondigen aan verdachtmakingen, ©n zoo meer.

We achtten het niet onmogelijk, dat hiermee gedoeld werd op wat door ons geschreven was, b.y, in, „D© .dogmatische beteekenis der Afscheiding", derde deel, tekst en aanteek©ningen. Diaarom^

infoTmeerden we even ter bevoegder plaatse, of soms dit artikel op ons zag.

Gelukkig werd ons verzekerd, dat dit het geval

niet is. Aangezien ik zeker weet, dat, ook binnen confessioneele kringen wel degelijk gemeend is, dat naar cmdergeteekende gewezen werd, heeft deze mededeeling nut Er blijkt uit, dat er dus geen enkele reden voor oas is, ons nader te bezinnein, .— zooals dat een aangevallen christen betaamt, en dan in het openbaar, als hij ook in het openbaar gesproken heeft — over wat we tegen Prof. Haitjema aanvoerden in gemeld© rede, verscbenea bij de N.V. Tfitg.-Mij'. J. H. Kok. Zijn eigen Tjtrechtsche rede — in de Octoberdagen — geeft daar ook geen aanleiding toe, wijl ze eenige laatdunkende woorden vergat te voorzien van nuchtere argumenten. En wijl zij'n poging om Bavinck uit te spelen tegen Kuyper en rfchilder voor ieder Bavinck-kenner strandt op stellige uitspraken van

Bavinck zelf, die wel jvat meer sch zuin"-artikelen van 1903.

reef dan „Ba-K. S.

Gereformeerd Jongelingsblad.

Maanden geleden heb ik geconstateerd, en door overlegging van citaat naast citaat, • aangetoond, dat het „Gereformeerd Jongelingsblad" van de meening van den heer A. Schilder inzake „Werkstaking" een door en door onjuiste weergave gaf. Herhaaldelijk heb ik gevraagd, of het blad die beide citaten-reeksen overnemen wilde, opdat óók zijn lezers, precies gelijk de mijne, objectief konden zien, wat het blad had gemaakt van de meening van den heer S. èn wat deze zelf zeide. Zoo men wilde, kon daarna het gesprek worden voortgezet.

Thans, na zooveel maanden wachten, constateer ik, dat nog steeds aan dat simpele verzoek niet voldaan is, en blijf ik dus mijn bezwaar handhaven, dat op dit punt aan de eischen der waar­

heid en eerlijkheid te kort gedaan js.

K. S.

De open kraan en de dweil.

^ ^^ Motto: Ik weet wel, dat ik vervelend ben Multatuli.

Te Amsterdam spreekt op 22 Februari Dr J. G. Geelkerken voor de A.-R. Kiesvereeniging. Wij stellen voorop, dat wij er blij mee zijn. Maar wij kunnen niet een vraag onderdrukken. Dr Geelkerken zal spreken over „politieke V e r a n t w o o r d e 1 ij k h e i d". De vraag is: wanneer begint die? Wanneer Dr Geelkerken een orgaan redigeert, dat jarenlang het Barthianisme in de hand werkt, het verzet daartegen als farizeïsme bestempelt, met het gevolg, dat veel van zijn lezers _tusschen_Christendom en politiek een scheidslijn gaan trekken, en dus met opgehëvencn c hr is telij ken hoofde overloopen naar C.D.U., naar N.S.B, of naar ik weet niet wat, is dat dan „politieke" verantwoordelijkheid, ja of neen? Een andere kwestie: Indien in hetzelfde orgaan, waarvan Dr Geelkerken redacteur is, de Schrift herhaaldelijk wordt doodgedrukt tusschen „Schriftinterpretaties", en men de menschen er zich aan leert gewennen, te gelooven, dat een nuchter lezen van de klaarblijkelijk sprekende Schrift, en het daaruit trekken van conclusies, niet is het volgen der Schrift, maar het voorstaan van een bepaalde SchriftBESCHOUWING, is dan niet daardoor dezelfde mentaliteit opzettelijk gekweekt, als welke thans een bekend lid der Nat. Socialistische Beweging, tevens Hersteld Verbander, getrouwelijk achter mij aan laat loopen, om op verscheidene plaatsen, waar ik sprak tegen de N.S.B, als niet-christelijk, te betoogen, dat de God van wien ik uitga, niet de God der Schrift is, maar van een bepaalde SchriftBESCHOU­ WING? Neen, wij slaan hier geen valscho munt uit, en verzwijgen niet, dat er ook Gereformeerden zijn, die bij de N.S.B. zijn. We hebben ook niet voorbij gezien, dat dhr J. K. v. Loon in 'torgaan voor het z.g. H. V. schreef, dat hetgeen de spreker van daarnet opmerkte „als H.V.-er" (volgens zelfverzekering), allerminst mocht beschouv^d worden als zuivere uiting van een H.V.-mentaliteit. Maar toch blijven wij vragen: waar begint iemands „p o 1 i t i e k e verantwoordelijkheid" ? Naar mijn overtuiging hebben we die óók, en dan niet in de laatste, doch in de eerste plaats, wanneer het er om gaat, mee te werken aan het uitdragen van GRONDBESCHOUWINGEN, die overeenkomen met den grondslag der A.-R. partij. En met dezen grondslag is het Barthianisme onvereenigbaar, en is óók de allerongelukkigste heen-enweer werping van de Schrift tusschen Schrift b e- schouwingen op geen enkele wijze te verbinden.

Uiteraard mag men niet alleen Dr Geelkerken hier verantwoordelijk stellen, maar precies evenzoo degenen, die de synthese in de hand werken door allerlei verschillen weg te doezelen, vaak op gelijke gronden, als in het besproken orgaan geschiedt. De herinnering aan het bekende beeld van den dwaas, die al maar door den vloer blijft dweilen, maar de waterkraan laat openstaan, komt in de laatste jaren vaak bij mij op. En dat heusch niet alleen, wanneer er eens een keer een redevoering gehouden wordt. Die herinnering komt bij mij op haast elke week. En zoo men het weten wil: dit verklaart veel van wat „De Reformatie"

schrijft.

"^SsséfeSISS.-K.-S.

Naklanken van het kerk-opboaw-plan.

In „Kerk en Wereld" (Vrijz.) wordt geschreven door Ds D. Bakker te Drachten, over de verklaring, die zou afgelegd zijn door Pfof. Brouwer, dat n.l. iemand als Pi-of. v. d. Berg van Eysinga in de kerk niet thuis hoorde. Sommigen, aldus de schrijver in „Kerk en Wereld", sommigen meenden, dat er in dezen een misverstand in het spel is, en spraken het vermoeden uit, dat Prof. Brouwer niet bedoeld had, te zeggen, dat Prof. V. d. Berg v. Eysinga niet in de kerk thuis hoort, maar slechts, dat hij niet thuis hoort in de vereeniging „K e r k o p b o u w".

Er kan echter — aldus de auteur van dit artikel — van misverstand geen sprake meer zijn. Prof. Brouwer immers heeft inmiddels zelf in het November- en December-nummer van „Kerkopbouw" duidelijk gezegd, hoe hij het bedoeld heeft. Aan Prof. Brouwer n.l. is op een congres in October 1931 de vraag gesteld — Prof. Brouwer was daar als gast — of hij meende, dat iemand als Prof. V. d. Berg v. Eysinga lid van „Kerkopbouw" zou kunnen zijn. Het antwoord was' ontkennend. Op een jaarvergadering in Juni 1934 te Alkmaar, waar het plan Kerkopbouw ter sprake kwam, kwam — aldus nog steeds „Kerk en Wereld" — Dr Horreus de Haas op de zaak terug. Zoo is er veel heen-en-weer-gepraat geweest. Maar tenslotte wordt nu alle misverstand afgesneden, doordat Prof. Brouwer zelf geschreven heeft aan Dr de Haas, dat hij o.m. wèl van meening is, althans óók van meeniug is, datiemanddiehetp e rsoonl ij k bestaan van Christus in twijfel trekt, niet in de kerk thuis behoort.

Wij hebben dus een duidelijke uitspraak, die dan toegeeft, wat natuurlijk onzerzijds geen nadere verklaring behoeft, dat n.l. iemand, die het persoonlijk bestaan van Christus (bedoeld zal wel zijn: de historiciteit van Jezus) ontkent, niet thuis hoort in de kerk.

Deze aangelegenheid is natuurlijk verder voor de heer en onderling een aanleiding tot diepgaande discussies. Aan den éénen kant ligt daar de uitspraak van Prof. Brouwer; aan den anderen kant huiveren zij voor het schrikbeeld van een Synode, die i n d e r DAAD Prof. v. d. Berg v. Eysinga zou yeroordeclen, als iemand, die op zoodanige wijze afwijkt van de belijdenis der Ned. Herv. Kerk, dat haar karakter als kerk van Christus daardoor in gevaar gebracht wordt.

Voor ons heeft dit debat verder geen beteekenis meer. Wij vragen alleen maar: waar is de grens? Wij welen, dat die vraag lastig is, lastig, ookvoor ons zelf. Lastig voor ieder menscli. Maar aan den anderen kant is het óók waar, dat ieder zoekt naar een grens, en dat er hier één getrokken is, al is het dan slechts door Prof. Brouwer persoonlijk. Wij vragen: waarom hoort iemand, die den historisch en Jezus niet aanvaardt, niét in de kerk, maar iemand, die verklaart, dat de historiciteit van Jezus er niet toe doet, WEL? Waarom hoort iemand, die de geboorte van Jezus niet gelooft, niet in de kerk, doch iemand, die zijn opstanding óf onnoodig acht, öf als feit niet gelooft, wél? Op het standpunt n.l. van wie de opstanding wèl noodig achten?

Spreken wij hier over zaken van ethischen en vrijzinnigen? Wel neen, wij spreken over Barthianisme, en wat dies meer zij. Wij spreken over velen, van wie ook wij zeggen: zij hooren niet in de kerk, menschen, die de twaalf artikelen niet meer gelooven, maar die men intusschen ziet inlijven, zelfs door Gereformeerden, bij de voorlichters, de reformatoren, de „gereformeerden in wij deren zin".

K. S.


1) In, met en onder. K. S.

2) In den hemel opgenomen. K. S.

3) Het eindige kan het oneindige niet bevatten (populaire vertaling; soms bhjkt het te bedoelen: het eindige heelt geen hou-vast aan het oneindige). K. S.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJKLEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 februari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's