Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkelijke gedeeldbeid en Verbondsgehoorzaauilield.

(„Een roepstem" heantwoorti.)

VI.

Metropool. — Hem eisene hiërarchie. Moeder boven. — De schaar.

Hel zijn uiterst eenvoudige, nuclatere opmerkingen, die we hierboven deden. Ieder is in staat, ze te doen. De ongerijmdheden, die we als liggende in de lijn der afgewezen redeneermethode, aanwezen, kan ieder constateeren.

Is het daarom geen tijdj dat men zich weer eens eraan gewenne. het beeld van de „moeder" Le laten staan zóó, als het in Galaten 4 bedoeld wordt? Want daar in Galaten wordt niet aan cenig instituut, dat beneden aanwijsbaar is, fix und f er tig, de naam van ., moeder" vergeven. De tijd, waarin dat mogelijk was, is voorbij : het was de periode- van het Oude Testament, toen het „beiieden-Jeruzalem" de kinderen der verbondsgemeenscliap in zich besloot. Toen „m o e d e r"kèrk nog hetzelfde adres had als „vader"staat. En toen nog van b o ven-af alles voor de geloovigen „gemassregelt" werd. Maar thans — — aldus Galaten 4 — thans hebben we in het N. T. een „moeder" hierboven. Niet het beneden-Jeruzalem, maar het boven-Jeruzalem is onze „moeder". Dat baart ons. Dat regeert ons. Het is niet een beneden-Jeruzalem, met een aardsche hiërarchie, maar een boven-Jeruzalem, met een „hemelsche hiërarchie", een „coelestis hierarchia". Maar deze laatste wordt dan in lieel anderen zin bedoeld, dan wanneer Dionysius Areopagita, of een andere mysticus-neoplatonicus van dat slag, aan dat thema eener „hemelsche hiërarchie" zijn pen verslijt. Het wil zeggen, dat onze Profeet, en onze Priester, en onze Koning, hierboven is. En dat Hij nu vandaar ons vergadert, ons baart, ons tot een stad Gods door den staf Gods saam fioet komen. En ALLEEN aan dat bove n-J eruzalem mag de naam „m o e d e r" w o r d e n g e g e v e n. Niet aan de Hervormde Kerk. Niet aan de Gereformeerde Kerken. Niet aan eenige andere. Aan die hemel-hiërai-chie alleen, waar Christus, rechtstreeks voor den Vader getreden, de zaken van Zijn kerk uitricht, haar bestuur in handen houdt, openbaringen aan haar geeft, b.v. op Patmos, apostelen in Zijn naam zendt, en voorts zijn burgers beveelt, dat zij, krachtens de in Galaten 4 afgekondigde „vrijheid", die hen van elke b e n e d e n-h iërarchie fundamenteel be- Vrijdt, „zich" zullen „laten bouwen op het fundament der apostelen en profeten", d.w.z. op de door dezen gegeven leer en kerkinrichting. Waar dat gebeurt, daar kunnen de aldus vergaderden (coetus, in vrijheid, en congregatio, in onderwerping aan Hem) zeggen: onze „moeder" is boven, zie, hoe de hemelsche hiërarchie, niet van een aardsch adres, een beneden-Jeruzalem, of een ministerkabinet in Den Haag, of een synodale hiërarchie, doch van haar eigen j, Ort" uit, van den hemel uit, ons „baart", bij eenvergader t, voedt, en onderhoudt. En overal, waar dat niet gebeurt, daar zegt die hemelsche hiërarchie: wat speelt gij met namen?

Wat speelt gij met den „moeder'-naam, die hier een eigendom van een heme 1-hiërarchie geworden is? Uw moeder? Moeder? Uw metro-pool is in den hemel. Nergens anders. En vandaar uit moet alle „m o e d e r"-z o r g, en „m oe der"-ge b o or te hier op aarde genoemd worden. Wie een „all-round", een „gegeven", een „aardsch-gemonteerd" instituut noemt: metropool, en dan verder die metropool gaat regeeren naar een wet, die NIET ontleend is aan de „metropolis coelestis", aan de „hierarchia coelestis", die is gelijk aan een Venizelos onder de Hellenen, die is opstandeling onder den Ilemelkoning, bouwer naar eigen maaksel. En die moest nu eens niet langer met Karl Barth fraterniseeren. Want hij doet wat Barth — in dit opzicht terecht .sprekende — zoo heel sterk veroordeeld heeft, en wat al veel eerder door Paulus is afgewezen als zonde van hybris: die benoemt „de" hemelsche Metropool NAAR een aardsche; m a a r h e t moet juist omgekeerd gebeuren: de aardsche metropool moet benoemd worden NAAR de hemelsche. „Alle vaderschap", zegt Paulus ergens, (alle „patria") moet naar den Vader hierboven worden benoemd. Die tekst is in de laatste jaren door heel de theologische litteratuur heengewandeld, verminkt, of onverminkt. We laten de exegese rusten; maar naar analogie van de redeneeringen, die men in de genoemde litteratuur telkens aantreffen kan, zeggen we op onyp beurt: alle „moederschap" op aarde moet naar het hemelsche benoemd worden: men moet de dingen niet op zijn kop zetten, men moet niet aan hybris zich bezondigen, men moet niet den hemel, en de hemel-metropool „maken" naar het „type", dat ons hier in het dal, in beneden-Jeruzalem, of in Den Haag, of in Assen, getoond wordt. Moet K. S. dat zeggen aan redacteuren en radio-redenaars die zoo vaak zich met Barthiaansche redenenden volke hebben voorgesteld?

Moeten wij het nog duidelijker maken? Komaan, dan herinneren we aan het woord, dat Paulus op een andere plaats zegt: „onze wandel", d.w.z. ons politeuma, is in den hemel. Prof. Greijdanus vertaalt het aldus: „de staat, waarvan wij burgers zijn, is in den hemel". Onlangs hebben wij daarover in ons blad geschreven, onder den titel: „Kolonisten en emigranten". Welnu, in gelijken zin is het hier bedoeld. Een gegeven kerk-instituut beneden mag zijn „kinderen", d.w.z. de rijksburgers, slechts organiseeren, en institueeren, naar die wet, welke in het boven-Jeruzalem, in den ., staat", waarvan wij burgers zijn, en het burgerrecht hebben, „in het moederland" gegeven is. En wat niet naar deze wet van het boven-Jeruzalem hier "beneden is geïnstitueerd, heeft op den moedernaam geen recht meer. Evenmin als een kolonie, die „zich" anders institueert dan het „moederland", heel ver weg, bevolen, ja zelf gedaan heeft.

Dit alles geeft aan heel het kerkelijk leven een bijzondere beteekenis. Het zegt ons niets, of men al wijst naar een "bepaald instituut, dat, op een willekeurigen kalenderdatum, ergens „gegeven" is, en of men dan zegt: „daar is nog wat goeds voor de ziel, ziedaar dus „een moeder", „Een" moeder, — maar dat is al onzin, volgens Galaten 4. Want er is maar EEN moeder. Het zegt ons niets, ook niet wanneer men dit blootformeele schema van redeneer-methode hanteeren zou voor een pleidooi ten bate van, laat ons zeggen: de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het beeld van de moeder wijst in de Schrift naar het baren „in vrijheid" en „tot vrijheid". Een „vrijheid" echter, die, gelijk onmiddellijk er op volgt, nimmer gebruikt mag worden tot een oorzaak voor de boosheid. Ook niet tot een oorzaak voor die boosheid, waardoor de getrouwde vrouw, die tot het eigenlijke werk der vrouw onwillig is, of zichzelf ertoe verhinderd heeft, met onbeschaamd gelaat durft zeggen: heb ik niet een maaltijd opgediend, ben ik dus geen vrouw voor u, en geen moeder voor de kinderen hier in huis? Baren (door mijn eigenlijkslen dienstj kan ik u niet, maar bakeren wei, ben ik geen vrouw, geen moeder? De Kurios der kerk antwoordt: bakeren — dat kunnen alle secten ook; om haar baker-diensten worden ze juist gezocht; maar gij: aanschouw het (huweiijks)verbond, en doe die excuses weg, pis b.v.: dat gij „nog" zooveel goeds hebt te geven, gij, in uw aan de Metropolis Coelestis niet meer onderworpen kerk-polis van heneden.

Tenslotte: indien maar de band aan de Hemelsche Metropool, en de eisch, dat wij vandaar uit ons zullen laten regeeren en insütueeren, wordt vastgehouden, zal tegelijk gebleken zijn, dat wij alleen op deze wijze een theorie en een practijk kunnen breken, welke de eenheid van het instituut hier beneden zou prijs geven aan de willekeur.

Sommigen duchten willekeur; volgens hen komt ze steeds weer mee in het gevolg van de massa, die leeft bij den regel: zooveel hoofden, zooveel ambtsdragers-iii-vrijheid (ambt der geloovigen!). Maar hun vrijheid is die der Metropool; ze is door genade gegeven, is dus een totaal andere dan die der zooveel-hoofden-zooveel-zinnen-massa. Deze laatste is eo ipso onchristelijk. Christelijk evenwel is de massa, die door den band aan de hemel-metropool van één gevoelen en van één zin is. En die dus dat ééne gevoelen, en dien éénen zin beleeft ook in hor inctiinooi-on (ZOOVCBI het aan haar ligt, ) van de kerk in haar zichtbare cvuKoja. rlétgrootc verschil tusschen de eene, de afgewezene, en de andere beschouwing loopt dan ook niet over de vraag: zal de eenheid der kerk afhankelijk zijn van een hiërarchie, een opgelegd bestuur? Maar het loopt over deze kwestie: Zal die eenheid worden geconstrueerd onder inwerking van een oud-testamentisch moederbeeld, waartegen Galaten 4 zoo scherp opponeert, — of... zal de eenheid van de kerk ook in het zichtbare opgebouwd worden uit de vrije daad van het ambt der geloovigen, en zich schikken naar de henielhiërarchie? Want Jeruzalem-bóven is onze moeder. Ook ons politeuma, de staat, welks burgerrecht wij hebben. Het is in den hemel. En uit den band aan dien Christus die in den hemel is, verwerpen wij principieel elk bestuur, dat ons knechten zou in de vrijheid. En anderzijds aanvaarden wij den hemelschen oproep, die ons in uiterste spanning zet om n.l. niet de vrijheid te gebruiken tot een oorzaak der boosheid en dus niet de eenheid der kerk te laten breken door menschelijke grillen en nukken.

Men moet ons dan ook niet — en dan weer in dat anachronistische oud-testamentische gedachten-complex van vele huidige kerk-apologeten — men moet ons dan ook niet vragen, of wij nu eens „op willen houden", met „eigenmachtig de schaar in het verbond te zetten".

Telkens weer kunnen wij daartegen ons hooren waarschuwen. Dan is dit de redeneering die men krijgt te hooren: de Hervormde Kerk is de Icerk des verbonds; en nu de toepassing: „niemand, ook niet een individueele ambtsdrager, heeft het recht, de schaar in dat verbond te zetten". Of een oogenblikje later: „de ontheiliging van het heilig erf was geschied door pnze vaders en door de vaders der Afscheiding mede. Alleen, als er nu samen verootmoediging en samen een zich stellen voor het aangezicht des Heeren is, is er werkelijke reformatie te wachten. Anders komt er onherroepelijk een eigenmachtig een schaar zetten in het verbond".

Maar dit alles kan ons niet bevrijden van het bezwaar, dat hier weer oud-testamentisch gedacht wordt. Typisch is dan ook, dat de Roomsche Kerk, die wij hier boven ook feeds in haar denken oud-testamentisch noemden — met precies dezelfde form e e Ie redeneering deze Hervormde sprekers kan kapittelen. Er waren immers óók vóór Luther en Calvijn menschen in de kerk, die moeder

der geloovigen heette? Luther en Calvijn hadden toch óók deel aan de schuld der toenmalige kerk? Ook toen waren daar toch vrome menschea? Ook toen kon de pauselijke kerk zeggen: bij ons gebeuren nog wedergeboorten, God heeft ons dus toch niet verlaten, de moeder heeft inog geen scheldbrief, men mag dus ons ook niet verlaten.

Dit laatste was volkomen juist. Dat n.l. de vrije menschen Gods, Lulher en Calvijn, de kerk niet eigenwillig mochten verlaten hunnerzijds, maar dat ze hun vrijheid gebruiken moesten om de kerk tot „Entscheidung" te brengen, en om te profetoercn van de waarheid, en de gevolgen aan God over te laten.

Waarlijk, men moet zich niet van oud-testamentische beelden bedienen. Want men komt dan terecht bij apologetische redenen die ook de Roomschen letterlijk kunnen voorlezen in een philippica - tegen het protestantisme.

En hierom blijven wij waarschuwen tegen elke veronachtzaming van nieuw-lestamentische grondgedachten. Men moet niet een „gegevenheld" zien als het lichaam, waarin zich het verbond kristalliseert, doch de spanning weer aandurven, wijl het moet, de spanning van de betere verbondsbeschouwing, die, in plaats van een statisch verbondsSTATUUT en verbondsINSTITUUT, de levende presente, permanente verbondsGEHOOR- ZAAMHEID voor de aandacht plaatst.

Maar hier raken wij de groote kwestie aan waarover in 't volgende artikel zal te spreken zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's