Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Wijders geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende : Gij dan menschenkind, hef een klaaglied op over Tyrus; en zeg tot Tyrus, die daar woont aan de ingangen der zee, handelende met de volken in vele eilanden: Zoo zegt de HEERE: O Tyrus! gij zegt: Ik ben volmaakt in schoonheid, Ezech. 27:1—3.

Ezechiëls klaaglied over Tyrns.

Naar de Heilige Schrift was Israël een zanglustig volk en zong het bij allerlei gelegenheden: zoo verklankte Israël ook bij den dood zijn leed in een lied. Daar zijn in de Schrift talrijke voorbeelden van. Wij denken aan Davids klaaglied op Saul en Jonathan, en aan Davids klaaglied op Abner. En, dat deze klaagliederen geen uitzonderingen waren, kan door het feit bewezen worden, dat er zelfs beroeps-klaagmannen en klaagvrouwen waren, menschen, die hun brood verdienden door bij sterfgevallen in naam der achtergeblevenen den doode te betreuren. Zoozeer was dit gebruik, dat een der oordeelen, waarmede Jeremia Israël bedreigt, is, dat zij zullen sterven en geen klaagliederen zullen worden gehoord. "Daarom, direct na het sterven worden de klaagvrouwen gehaald om hun klaagliederen te zingen: met een bepaald rhythme en met een bepaalden klank zongen zij dan hun liederen, die bij aanzienlijke personen veel werden gevarieerd en bij eenvoudige menschen neerkwamen op een gestage herhaling van een zelfde versje.

Zoo'n klaaglied dicht Ezechiël op den aanstaanden ondergang van Tj'rus en hij doet het nog wel op bevel des HEEREN. Hoe, zeggen wij licht, een klaaglied in naam des HE, EREN over Ty­ rus? Dit Tyrus heeft zoo erg gezondigd, moet daar nog een klaaglied over gezongen worden? 'Vooreerst: het heeft zoo gemeen gedaan tegenover Israël. Toen Jeruzalem ingenomen werd, had het schik, het was vroolijk om zijn schrikkelijken val. Dat was al gemeen, en, daaa-enboven, eeuwenlang waren Israël en Tyrus bondgenooten geweest. Hiram had Salomo al geholpen, Achab was gehuwd met hun koningsdochter Izebel, samen hadden zij gekampt tegen Assyriê, ja nog enkele jaren geleden waren zij bondgenooten geweest tegen 'Babel, wat gemeen dan nu leedvermaak te hebben om Jeruzalems val. — Hier was de handel in het spel. Tyrus mat alles af naar zijn handel, en hoopte den handel van Juda over te kunnen nemen, daarom tast het door zijn vreugde Israël aan. Maar, al had Juda erg gezondigd, in Juda tastte Tyrus den HEERE aan, Israels God.

Dan: Tyrus was zoo'n verleiding geweest voor Israël. Vanuil TJTUS dringt door Achabs huwelijk met Izebel het Oostersche despotisme in Israël in — denk aan Ezech. 28: 2 en 6 — en met het Oostersche despotisme een algeheele Kanaaniseering van Israël, vooral ook uitkomend in den Baals- en Astartediensl. Tyrus is Israels verleider geweest, wee dengene, die Israël doet struikelen.

En voorts: Tyrus was zoo hoogmoedig: o Tyrus! Gij zegt: ik ben volmaakt in schoonheid.

Tyrus was een handelsstad: het was uitnemend gelegen, het woonde aan de ingangen der zee, en daardoor was het rijk geworden, ontzaglijk rijk, en was zich in hoogmoed op dien rijkdom gaan verheffen.

Om deze drie dingen brengt God het oordeel over Tyrus: het wordt in hoofdstuk 27 geteekend als een prachtig schip', dat midden op( zee verbroken zal worden door een krachtigen Oosten­

wind. Maar, waarom moet dat oordeel nu aangezegd worden in den vorm van een klaaglied? Moet Ezechiël er dan geen vreugde over bedrijven, taioet hij nog treuren, als zulk een zondige stad haai- straf ontvangt? En, wij kunnen de vraag verwijden: hier is immers meer dan Tyrus! Er zijn trekken in de oordeelsteekening, die niet vervuld kunnen worden aan een gewone stad, Tyrus is hier de vertegenwoordigster van de Godevijandelijke wereldmacht: de aanzegging aan Tjrus 'is de aanzegging van hel oordeel aan de wereldmacht! Wat Babel is in Openbaringen, dai is Tyrus in Ezechiël: de macht, die tegen God opstaat, de mensch, die zich in de stad samentrekt in zijn opstand tegen God. Maar waarom dan een klaaglied? Waarom dan een haast-bewonderend oordeel van Ezechiël over Tyrus' schoonheid, en waarom doen Jeremia in hoofdstuk 51 en Johannes in Openbaringen 18 als Ezechiël hier, wanneer zij het oordeel uitspreken over Babel?

Omdat bij al de zonde, die in de wereld is^ die wereld zoo schoon is. De wereld heeft zoo heel veel tot stand gebracht. Gods goedheid heeft de wereld in staat gesteld het in allerlei opzicht zoo heel ver te brengen. Daarom: wij weten^ dat deze wereld onder^gaan moet, maar Ezechiëls klaaglied kunnen wij verstaan, en de vreugde over den ondergang der wereld, die de Schrift ook kent (Op. 18:20), wordt vermengd met droefheid om zooveel schoons, dat onder gaat.

Gelukldg, dat in het Nieuwe Jeruzalem wordt ingedragen de heerlijkheid der volken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's