Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nihilisme en Atheïsme.

De opstand tegen de aardsche goederen, de haat legenover de wereld, leidde bij de nihilisten tot een opsLand tegen God. Die haat zelf was reeds een verwerping van den Schepper. Als de strijd tegen de zonde en het onrecht in deze wereld voortkomt uit de begeerte om die wereld te ver- BJetigen, is zij tot totale mislukking gedoemd. Het gericht is een daad van God; de menscli is niet gesèapen om van Gods schepping een ruïne te maken.

In het hart van die Russische revolutionairen kon geen echte liefde tot de menschheid wonen. Dat werd ons o.m. duidelijk uit de woorden van Belinsky i), die immers bereid was om het grootste deel der menschheid te verdelgen, wanneer daardoor het kleinste deel gelukkig gemaakt kon worden. De nihilisten waren naar hun eigen woorden: ., vreeselijke menschen". „Den duivel moeten wij in het lijt hebben", was het parool van Bakounin, 2) Zij wendden voor, dat hun strijd het toekomstige geluk van de menschheid tot doel had'. In werkelijkheid was hun „medelijden" een begeerte naar wraak, een opstand tegen het lijden zelf, waarvoor zij God verantwoordelijk stelden. Ook hun ascetische levenshouding kwam niet voort uit naastenliefde, maai- uit wrok. In zijn bekende opstel: „Das Ressentiment im Aufbau der Moralen"3) heeft Scheler daarover zeer treffende opmerkingen gemaakt. De liefde voor de verdrukte menschheid was volgens hem de uitdrukkingsvorm van een haat tegen God. „De niensdiheid wordt slechts uitgespeeld tegenover fffl Iets, dat gehaat wordt... de m'enschenliefde is 'B de eerste plaats een (verdrongen) verwerping, «en felle impuls, die tegen God is gericht." Als typisch voorbeeld voor het bewijs zijner stelling Mest hij den anarchist Bakounin en Dostojewsky's figuur: Iwan de atheïst, dien we den vorigen keer reeds noemden.

Het nihilisme met zijn mihtant atheïsme ontstond — zooals we gezien hebben — uit de Orthodoxe gnosis. Die Russische atheïsten streden, naar ^ zeiden, voor een rijk van sociale gerechtigheid. "wdjajew meent zelfs dat zij het „Rijk Gods" op larde wilden brengen, „zij het dan ook zonder ^•"i en al strijdend tegen Hem". De diepste zin van dat Russische atheïsme kan volgens dezen ^J"jsgeer slechts samengevat worden in „het parattoxon". „God loochenen, om het Rijk van God op aarde te kunnen verwerkelijken". Het behoeft nauysujks gezegd te worden, dat het gebruik van ^rgelijke uitdrukkingen geheel onverantwoord is. ^ geesteshouding van de nihilisten was sleclits ^^«ükt om een Moedigen strijd te ontketenen.

Wie door wrok wordt verteerd en opstaat tegen God kaïa niet naar gerechtigheid streven. „De hartstocht der verwoesting" kan nooit — zooals Bakounin meende — „een scheppende passie zijn". Het is al te dwaas om dat te gelooven. Berdjajew — en met hem andere Russische denkers — stichten met hun vergelijkingen groote verwarring. In werkelijkheid is hier van een „paradoxon" geen sprake. Het ideaal van de revolutionairen was en is het tegendeel van het Rijk van God, en daaraan geheel vijandig.

Wel ziel, ter andere zijde, Berdjajew heel duidelijk de consequenties van het Russische aüieïsme. In dat opzicht kunnen velen — we denken hier b.v. aan het echtpaar Webb — van hem leeren. „De opstand tegen God en Zijn wereld in den naam van den mensch en diens geluk", zoo luidt hel, „eindigt met de onderwerping van den mensch onder het geweld van het sociale collectief'. Zoo is het inderdaad.

Berdjajews bestrijding van de nihiüslen en de bolsjewisten verliest ecliter helaas vaak alle kracht, omdat zijn „afkeer van de geschiedenis" in denzelfden bodem wortelt en uit dezelfde bron wordt gevoed als de levensbeschouwing dezer revolutionairen. Daai'om heeft zijn spreken over het „Rijk Gods" zulk een gevaarlijke beteekenis. Want tenslotte kent hij aan het. bolsjewisme ook een „positieve waarde" toe. Het profetische element, waarop in het Russische religieuze zieleleven altijd sterk de nadruk wordt gelegd, werd (door de atheïsten) uit zijn religieuzen oerbodem gerukt, onlworteld en verminkt. In dezen verminkten vorm bleef het echter in het Russische atheïsme, met zijn sociale doelstelling, leven. Berdjajew komt niet boven zijn worsteling met het communisme uit. Het is voor hem „waarheid èn leugen", hij kan het niet „eenvoudig aannemen èf verwerpen", het is z.i. „verwoesting èn vervulling" tegelijk. Verwoesting: want het „verwoestte de menschelijke persoonlijkheid". Vervulling: want hel is „vol van den apokalyptischen geest... het is het gericht in de geschiedenis". De Russische wijsgeer geeft ons dikwijls — ook in zijn „pro" — een helder inzicht in het antichristelijke karakter van het bolsjewisme, en velen kunnen daarom van hem leeren. Maar onze aanvoerder in den strijd tegen het communisme mag deze wijsgeer niet zijn. Want hij voorziet den vijand voortdurend van wapenen. Het communisme kan met zijn tactiek niet worden tegengehouden. Op Berdjajew is het oordeel van toepassing, dat hijzelf over Tolstoi velt en waarin we ook Dostojewsky willen betrekken: „Hij verwerpt de geschiedenis... en predikt een nieuw Christendom... maar in zijn hartstochtelijke en verontwaardigde critiek op het historisciie Christendom ... komt hij overeen met de anti-religieuze propaganda van den tegenwoordigen tijd."

De voornaamste fout is dat Berdjajew de Russische ziel — „die ziel vol deernis, vol menschenliefde en vervuld met het zoeken naar waarheid" — ten koste van alles blijft verheerlijken. Hij ziet haai- als de draagster van de religieuze gedachte, als de bezitster van „religieuze energievormen", die nooit verdwijnen. Vandaar dat hij in iedere Russische wereldbeschouwing — ook in de atheïstische — een „religieus motief" ziet werken, vandaar dat hij overal een streven naar ware gemeenschap, naar sociale gerechtigheid wil waarnemen. Het karakter van deze ziel bepaalt haar doelstelling, niet in de eerste plaats het geloof. We behoeven slechts een korten blik te slaan in de litteratuur van onze dagen, die betrekking heeft op de wereldbeschouwing van den mensch, om te ontdekken hoe gevaarlijk de consequenties van dergelijke, veelvuldig voorkomende leeringen zijn. De Russische wijsgeer stelt het nihilisme dus op een hooger plan dan elk ander atheïsme. Dat leidt bij hem soms tot een verheerlijking van deze wilde strijders zonder weerga. De infectie van het Marxisme heeft volgens hem de schoonheid van de Russische ziel aangetast en vernietigd. „Het vóór-revolutionaire nihilisme is vol van het verlangen naar sociale gereditigheid en van den pathos om zichzelf te offeren. Hier heerscht, vooral bij zijn vertegenwoordigers in de „bevoorrechte klassen", een sterke trek van het medelijden met het lijden der benauwden en onderdruliten, en de neiging tot een bizonder ascetisme Het Russische atheïsme werd als een vervolgde geboren, als een strijder tegen de leugen en hel bedrog in de wereld; het loochende God, omdat het Gods wereld boos en onrechtTaardig zag. De anti-religieuze houding had haar religieuze en Orthodoxe worteIs(!) in het beleven van de zonde en de schuld... het atheïsme is in de z u i- vere, waarheidzoekende, ascetische zielen ontslaan."

Aldus typeert Berdjajew de Russische revolutionaire geesteshouding der vorige eeuw. „Maar", zegt hij, „het nihilisme werd ook nog uit een andere bron gevoed, n.l. uit het opstandige gevoel van de benauwde en. onderdrukte klassen tegen de heerschappij van de bovenste lagen der samenleving, uit het gevoel van beleediging, uit het ressentiment". En dat maakte de menschen nu ontvankelijk voor de prediking van het Marxisme, hetwelk „niet door 't medelijden met het lijdende en verdrukte proletariaat", niet door den „wil tot verzachting van dat lijden en tot bevrijding uit de benauwdlieden" werd beheerscht^ •maar door de „idee van de grootte van het proletariaat en zijn komende macht.., " „Marx streeft", gaat Berdjajew voort, „naar overwinning en aanbidt de kracht: hij roemt een mensch, die als sociaal en gesocialiseerd wezen, tot een machtig organisator van het leven en tot een bouwmeester der maatschappelijke orde zal worden". Onder den invloed van het Marxisme „ontstond als het ware een nieuw menschehjk type: de atheïst-organisator. Belinsky en Dobrolinbow zijn van Lenin en Stalin als door een kloof gescheiden".

Volgens Berdjajew is het hoofdzakelijk de schuld van het Marxisme, dat „de Russische anti-religieuze gezindheid üi een geheel nieuwe phase kwam: bij Marx overheerscht het motief van de macht en de souvereiniteit der georganiseerde samenleving al het andere". Het „lijdende atheïsme, dat der onmacht, werd verdrongen door een heerschzuchüg atheïsme, dat der macht". „Het gelaat van den Russischen mensch kreeg een nieuwe uitdrukking". Deze idealiseering der nihilistische godloochening verzwakt het protest van Berdjajew tegen het communisme in booge mate. Hij moet trouwens zelf bekennen, dat ook dat oude atheïsme een zeer ver derf elij ken invloed heeft gehad. „Het te sterk gespannen medelijden", schrijft hij, „waaruit het nihilistiscihe atheïsme werd geboren, beteekent in den grond een ontkenning van het lijden, een loochening van den zin daarvan. Het Russische atheïsme is een opstand tegen God in naam van de verlossing van den mensch — niet echter een verlossing van dezonde, maar van het lijden". „Daarom is het bovenal een miskenning van Christus .. .„ van God, Die geleden heeft en ons 't leven geeft." *)

Dat is een treffend oordeel, het is echter jammer, dat ook hij, die het uitsprak, zoo dikwijls het werk van Christus in deze gevallen wereld niet ten volle wil erkennen.

Al kunnen wij hem in zijn positieve waardeering van het alles-verwoestende daemonische nihilisme

niet volgen, de wyze waarop hjj den invloed van het Marxisme beschrijft, dwingt tot ernstig nadenken. „Het ressentiment 6), het gevoel van beleediging en wrok, verkreeg de heerschappij... nu de overwinning is behaald, verandert de revolutionaire strijder in een wreker". Op hun beurt worden de „verdrukten onderdrukkers en de lijdenden geweldenaars." Het Marxisme heeft aan de arbeidersmassa, aldus het betoog, de definitieve overwinning en vernietiging beloofd van allen, die als wreede „overheerschers" werden voorgesteld. De atheïstische propaganda heeft de Kerk en het geloof gebrandmerkt als middelen, die moesten dienen om de massa te onderdrukken. Dat maakte die massa begeerig naar wraak. „In het uur van de overwinning slaat hij op tegen de Kerk, de religie, legen God. Hij ijvert tegen God, ontwijdt de religie, verwoest den tempel en martelt de geestelijkheid de anti-religieuze geesteshouding is een uitdrukking van de beleediging, die naar vergelding zoekt, en zich wreekt voor het ondervonden onrecht." De suggestieve prediking van het Marxisme heeft in Rusland ontzaglijk veel kwaad gesüchl. De verkondiging van de mytlie van het proletariaat, heeft de zielen gegrepen. „De mythische idee is een machtige Mslorische kracht". Wanneer Berdjajew de gevolgen aanschouwt, die de overwinning der Russische revolutie heeft gehad, keert hij zich met kracht tegen elke loochening van God. „In zijn triomf wordt het atheïsme zelf tot vervolger; het verwekt nieuw onrecht, het verbreidt het kwaad en brengt een onmetelijk lijden met zich mede... het wordt amoreel, niet slechts in de theorie, maar ook in het leven; het roept een machtigen vloed van lage instincten te voorschijn en versmaadt tenslotte de gerechtigheid..."

Berdjajew is zich als opeens klaar bewust, dat de „uitschakeling van de Godsidee" volstrekt niet „de vrijheid aan den mensch brengt". „Integendeel", zegt hij, „in het menschelijk bewustzijn ontstaan nu geheimzinnige, onmenschelijke energie-vormen, en deze breiden over den mensch, die aan hen is overgeleverd, hun daemonische macht uit".

De mensch, die God loochent, is een prooi der zonde. Hij is tot alles in slaat. De wrok drijft hem, het ressentiment regeert hem geheel. Een verheerlijking van het nihilisme tegenover het marxistische atheïsme is bij het licht van deze waarheden onmogelijk. De geschiedenis der Russische revolutie is één voortgaande verwerping van God.

Het is o.i. noodzakelijk, dat steeds weer wordt gewezen op de werkelijke beteekenis der Russische revolutie. Vooral in den tegenwoordigen tijd, nu de neiging om het sociale en economische werk in Rusland te verheerlijken, voortdurend toeneemt. Want — het is ons weer gebleken uit het nieuwste boek "5) van Sidney en Beatrice Webb —, de geest van het hedendaagsche Rusland openbaart zich in een „energieke uitroeiing van de religie, ^en speciaal van de Christelijke religie, van het eene eind der Sovjet-unie tot het andere". Er zijn genoeg menschen, die dat — evenals het genoemde echtpaar — heelemaal niet zoo erg vinden, mits het maar tactisch en althans zonder veel geweld geschiedt." ^)

Mede daarom willen we nog eens goed luisteren naar de klacht van Berdjajew over een volk, dat God niet wil kennen.


4) Wij zien er nu van af om te onderzoeken of de hier gebruikte uitdrukkingen bij Berdjajew een zeer bijzondere beteekenis hebben, die de waarde van zijn oordeel zou veranderen.

5) Men moet natuurlijk met dat „ressentiment" zeer voorzichtig zijn. „Psychologische verklaringen" hebben hun grenzen. Zie ook noot 10 in het vorige artikel.

6) „Soviet Communism", dl II, pag. 1010 e.v., 1134 en 1135.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1936

De Reformatie | 8 Pagina's