Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een nieuwe sacramenteele beweging.

III.

De gegeven beschouwingen der sacramenteele beweging, hebben natuurlijlc grooten invloed' op den eeredienst en alles wat daarmee samenhangt.

Zij beheerschen allereerst den kerkbouw. Indien de sacramenten centraal zij'n, en de heele cultus zijn eind- en tevens toppunt bereikt in de bediening van bet avondmaal, dan behoort hierop ook het kerkgebouw ingericht te wezen.

Met jaloerscMieid denkt men aan den ouden lijd', toen de christelijke kerk een huis Gods was, waar Zijn onmiddellijke, wonderbare presentie woonde op het altaar. Men ziet er een tegenstrijdigheid in, dat de calvinistische protestant, die het gebed van Salomo (1 Kon. 8:27) het grondigst tot het zijne heeft gemaakt, er maar een sober bedehuis op na houdt en tegelijk het lied zingt, waarin liij sp'reekt van een opgaan tot Gods altaren. Het wordt dan ook een gelukkig verschijnsel geacht, dat de kerken der refoirmatie, hoewel zij soms bijna geheel tot bedehuizen en zell's religieuze vergaderzalen zijn verlaagd, toch uog in den naam van „Godshuis" heel wat van de oorspronkelijke macht van het huis der heiligheid hebben bewaard. Maar desniettemin heeft men in de kïingen der reformatie er geen flauw be.sef van dat, wanneer men zich bepaalt tot hel bouwen van een „preekkerk", er eigenlijk hoeleinaal geen kerk gebouwd wordt. Een schouwburg heeft dan nog karakteristieker vorm dan de stich- 'lelijfce lokalen, die zich in niets onderscheiden van een vergaderzaal. Alleen in terugkeer toit den bouwvorm, die uitdrukking wil zijn van het 'heilige, ligt de oplossing van het kerkbouwprobleem. i)

Ten onrechte wordt het als het nee plus ultra van zuiver protestantisme beschouwd, om niet Ie hechten aan sacrale tijden en plaatsen. Daaïdoor heeft er ©en protestantsche pirofaniseering van het kerkgebouw doorgewerkt, waaraan voorts ook vooral individualisme en spiritualisme hebben meegedaan. ^) En hiertegenover behoort vastgehouden te worden, dat het kerkgebouw moet uitbeelden wat er beleden wordt. 3)

iWiel is de liturgische kring er voor gewaar- 'Schuwd, dal er op bedenkelijke wijze een tweeledigheid, die in wezen anti-reformatorisch is, in !den kerkbouw komt, wanneer men de zoozeer verwaarloosde sacramenten een meer centrale plaats in den eeredienst toekent en in verband Mermee aan het kerkruim een soort koor toevoegt, om daarin de avondmaalstafel een blijvende plaats te geven, terwijl men den kansel terzijde steil (Handboek blz. 21—22).

Doch al erkent men hel gevaar van een schei- 'ding tusschen een leekenkerk en een geestelijkenkerk, toch wil men dal hel protestantsche kerkgebouw een sanctuarium zijn zal (blz. 20). Het kerkgebouw moet meer zijn dan een gehoorzaal, waar men samenkomt o-m een preek Ie hooren. Het zij de plaats, waar de gemeente in Christus zich op geregelde tijden vereenigt om er God Ie verheerlijken. „Een tempel kan voor ons Protentanten het kerkgebouw niet zijn, maar wel ©en huis aan God gewijd" (blz. 23).

Of nu de kruisvorm dan wel de koepelvorm of oiok de achthoek gekozen wordt, doel minder ter zake. Mits maar niet de kansel den hoofdtoon aangeeft, doch hel Woord naar zijn gepredikten èn zichtbaren vorm, en mits in die kerk maar iets blijft van het mystieke der verborgenheid Go'ds (blz. 29).

Daarom moet, zichtbaar van uit de gansche !kea-k, de avondmaalstafel staan als teeken van Gods steeds bereide Tegenwoordigheid. En in vei'baiid hiermee worden dan verder doopvont en kansel en lessenaar opgesteld (blz'. 28).

Hier voor de avondmaalstafel slaande, verricht de liturg de inzegening van het huwelijk (blz. 33), Hier worde ook weer, als men het aandurft, aan het kruis in zijn eenvoudigslen vorm een plaats gegeven of anders in den achterwand van de apsis, of ook in een steen achter den kansel. Het is toch niet noodig, dal het monopolie van het kruisteeken overgelaten wordt aan de Roomsch-katholieke kerk? (blz. 35).

* In de kerkgebouwen, die tot heiligdommen zijn geworden, treedt voorts een hiërarchie van ambtsdragei's op, hooger of lager in rang, naar mate zij dichter bij of meer verwijderd van den dienst van het heilige staan. Al heeft het presbyleriale kerksysteem getracht, het getal ambten te beperken, door naar boven het episcopaat af te schaffen, en door naar beneden onderscheid te maken tusschen ambten en betrekkingen, toch is deze poging om de rangorde in de bedieningen op te heffen, te vergeefsch

geweest (blz. 43). Al moeten alle ambten in priesterlijken geest uitgeoefend worden, toch mag alleen dat ambt in engeren zin priesterambt heeten, waaraan de diensten zijn toevertrouwd, waarin het hart der priesterlijke bediening klopt, en waaraan dus de dienst des Woords en der sacramenten is opgedragen (blz. 47).

Zij, die hiertoe geroepen zijn, worden voor hun leven lot ambtsdrager bevestigd en vormen 'samen een geestelijken stand (Wz. 45).

Zou het goed zijn, dan moest het sacrament der priesterwijding in eere hersteld worden en de kerk bepalen, aan welke ambten de priesterwijding toekomt, wie de bevoegdheid heeft, dit sacrament te bedienen, en welke ceremoniën en gebeden het vereischt (blz, 55).

Onder de lagere ambten, die buiten de in engeren zin priesterlijke bediening vallen, neemt allereerst de kOiSter een belangrijke plaats in vanwege de verantwoordelijkheid, die hij voor het heiligdom en de goede orde in den dienst draagt. Zijn installatie behoort dan ook met ©en zekere ceremonie van wijding en zegenin, g te geschieden (blz. 57). En voorts ook de organist, die, al is hij geen dienaar des Woords, ook geen kerkbeambte is, maar een eigen taak van religieuzen aard vervult. De dienaar bedenke daarom steeds^ dat hij slechts samen met den organist den eeredienst kan leiden. „Hij heeft niets te oomman- Üeeren, doch eiken dienst zorgvuldig mèt den organist voor te bereiden" (blz. 193).

Als derde gevolg van zijn sacramentsbeschouwing slaat de liturgische kring er sterk op, dat het kerk el ij k jaar trouw nagekomen wordt. De inhoud van het liturgisch leven der christelijke kerk is immers het verlossingswerk van Christus. Daarom moeten in den loop van hel kerkelijke jaar de voornaamste momenten daarvan telkens •worden vastgesteld: de menschwording in den Kerstlijd, de verzoening in den Lijdenstijd, de op- Istanding in den Paaschtijd, de stichling en de uitbreiding der kerk als vrucht van de gave des Heiligen Geestes in den Pinkstertijd. Maar men bedenke Merbij - wel, dat het niet enkel om de viering van gedenkdagen gaat. „De volle beteekenis ivan deze perioden kan eerst dtddelijk zijn, als men ze ziet als den tijdvorm van het liturgisch leven. Door persoonlijke deelname aan het lilm-gisch leven der kerk in elk der perioden van het Kerkelijk Jaar, worden telkens bij vernieuwing verschillende momenten van het Heilswerk van Christus ten nauwste op ieder persoonlijk betrokken, worden zij telkens vernieuwde werkelijkheid in eigen leven" (blz. 202).

Ai verder moet door de sacramenteele beweging een eigen beschouwing over de prediking voorgedragen worden. Zij begeert zeker woordverkondiging. Maar dan moet 't volgende goed ingezien: de eerediensl bestaat niet uit prediking èn liturgie, niet uit de preek omlijst door Uturgische festoenen; maar de eeredienst IS liturgie. De preek behoort tot deze liturgie, vormt er ©en wezenlijk en onmisbaar bestanddeel van en is op zichzelf •niets (blz. 117). Ook zij valt binnen het kader der priesterlijke bediening (blz. 50). Ook in haar gaat het om de bediening van Gods Woord in •waarlijk sacranienteelen zin (blz. 36). Nooit mag het spreken van den dienaar — Oim niet te zeg^ gen zijn armelijke Redseligkeit •— eenvoudig vereenzelvigd met het Woord van God. Dan zouden wij uit het oog verliezen de verhouding, die èn zijn woord èn het sacrament hebben tot het eigenlijke Woord Gods (blz. 68). De prediking vervult slechts een paedagogische taak. Zij wil toeleiden en opvoeren tol de bediening van het sacrament (blz. 50). Want pas in de •viering van het avondmaal komt de ©eredienst tol zijn volle beslag. Daarin wordt pas telkens de gemeenschap met Christus, waarin ons leven wortelt, tot sacramenteele werkelijkheid: Zij behoort dan ook, zoo ze niet op lederen Zondag plaats vindt, toch minstens op de voornaamste dagen van bet kerkelijk jaar het vanzelfsprekend hoogbepunt der liturgie te zijn (blz. 202). Ja, hierin moet ook de inzegening van het huwelijk zich afsluiten. Hel avondmaal is het antwoord Gods op het gebed der gehuwden om Zijn zegen. Hierin voltrekt zich de zichtbare vereeniging van man en vrouw in het geloof in Jezus Cliristus (blz. 231).

Ging het ideaal toe, dan moest er ook niet gecollecteerd worden in de kerk, doch naar de avondmaalstafel door de gemeenteleden zelf hmi gaven worden gebracht (blz. 114); ja, dan moesten de geestelijke offeranden van onzen gebroken geest ook hierin haar belichaming vinden, dal ieder kerklid op den dag vóór de sacramentsbediening naturalia of geld bij de diakenen beaoi^gde, opdat daaruit het benooiMgde voor het avondmaal kon woorden aangeschaft (blz. 161).

Voorts krijgen ook de stilte en do muziek een eigen waarde in den eeredienst.

Vooral bij het avondmaal behoort de gewijde stilte. Hier treden wij in het heiligdom. *) En wanneer in deze stilte Gods sacramenteele meedeeling heeft plaats gehad, is er weer stilte. Nu de stilte der volheid. Dit is geen verloren tijd. „Gelijk in een kerkgebouw de leege ruimte geen verloren ruimte is, want ruimte, juist omdat zij ruimte is zonder meer, heeft zin en woord in zich, zoo is het stille oogenblik waarin niets gebeurt, geen handeling geschiedt, geen woord wordt gesproken, zeker niet verloren tijd. Hel heefl • in zich zin en woord en klank en groei en inkeer, — en al dat andere, dat God in stilheid geven wil." (blz. 141—142).

En ook de mxiziek brengt in den ©eredienst een nieuw element naast woord en liandeling, naast de Verkondiging in prediking ©n sacrament. Zij heeft de uiterst belangrijke taak om vorm te geven aan datgene wat, omdat het mysterie is, zich in woord en begi-ip niet laat uitdrukken. Gods boodschap is wel klaar en helder. Toch blijft er altijd een rest onuitgesproken. Want er is ook een ondoorgrondelijke, onpeilbare diepte Gods. En juist hiervan spreekt de muziek. Zij kan dit niet, zoolang zij op zichzelf staat. Zij is dan wel l-^eligieus, maar niet chi-istinne. „Dit wordt zij eemst, wanneer zij zich in den Eei-edienst van God stelt. Dan spreekt zij van den Verborgen God, van wienst openbaring in Christus het woord der Ver- Icondlging getuigt. Dan vormt zij den diepen, mystischen achtergrond, waartegen zich het Drama van de ontmoeting van God en mensch afspeelt" (blz. 181—182). Bovendien verbindt zij tot één geheel wat als gebed, preek, belijdenis, lied, schriftlezing naast elkander staat (blz. 190).

Eindelijk sluiten de ideeën der sacramenteele beiweging ook in, dat de kerkgebouwen een centrum vormen, die het g a n s c h e leven heiligen. Hier begint, bij het intreden van het winterseizoen, het christelijk jeugdwerk zijn taak. 'Hier heelt de inzegening der diaconessen plaats. Hier worden padvinders en nieuwe loden van christelijke vereenigingen geïnstalleerd. Hier worden het werk van de wereldfederatie van Ohristen- Studenlen-vereenigingen, de arbeid der universiteit en van bet parlement, in gebed en prediking gedragen (blz. 220—221). Ja, deze kerken behooren ook in de week 's morgens en 's avonds en heel den dag open te staan, als geestelijke retraites, waar ieder gelegenheid vindt, dien stillen tijd te zoeken, die noodig is, om naar Gods stem te luisteren (blz. 217—218).

„Wij zijn verloren in de vermoeienis van den tijd'. God geeft ons zijn getijden, waarop wij Hem •kunnen vinden en in zijn gemeenschap elkander. 'Wij zijn verloren in de vermoeienis van de ruimte. God geeft ons Zijn Huis, waar wij hem kunnen vinden en in Zijn gemeenschap elkander" (blz. 16).


1) Dr G. van der Leeuw, Wegen en grenzen, studie over de verhouding van rehgie en kunst, 80—82.

2) Dr W. Th. Boissevain, De Kerk en haar eeredienst, 101.

3) Het wezen van den eeredienst, -24.

4) Dr G. van der Leeuw, De sacramenten, ' 14.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's