Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

y'' ".'"' Alle de geslachten dan van Abraham tot David zijn veertien geslachten, en van David tot de Babylonische overvoering zijn veertien geslachten, en van de Babylonische overvoering tot Christus zijn veertien geslachten. Mattheus 1:17.

Gbristus en de heerschappij over de geschiedenis.

(BU de herdenking van de geliaorte van Keizer Augustus, vóór 2000 Jaar.)

„Alle wegen leiden naar Rome", — ziedaai- de spreuk van hen, die in dezen tijd bewonderend herdenken, hoe keizer Augustus 23 Sept. 63 vóór Cihristus — 20 eeuwen geleden — geboren werd. Liet hij niet „de geheele wereld bescliTijven"?

„Alle wegen leiden naar Biethlehem", — ziedaar wat het Evangelie van Jezus Christus daartegen stelt.

Wanneer Mattheus de drie tijdperken, die hij in Israels gesdhiedenis onderscheidt, overziet, dan wijst hij op de Goddelijke regelmaat, die in hun successie zich afteekent. Het zijn telkens veertien geslachten, die hij ons doet ontdekken. De eerste periode loopt van Abraham tot David, de tweede van David tot de ballingschap, de derde van de ballingschap tot Cliristus, — en telkens telt hij precies veertien geslachten.

De riekenmeester, en de ambtenaar van den burgerlijken stand, kunnen ons hier dezen keer niets leeren. Want het cijfer van driemaal veertien is niet zóó bedoeld, als zij het plegen te hanteeren. Er kan geen sprake van zijn, dat Mattheus letterhjk telkens veertien opeenvolgende geslachten zag opikomen, geen meer, en geen minder. Als hij het zóó bedoeld had, zou hij met de Sehrift zelf in strijd komen. Er zijn blijkens haar kronieken meer geslachten geweest dan welgeteld veertien. Niet alleen het Oude Testament noemt ons andere namen, die hier voorbijgegaan zijn, maar ook Lukas, in zijn derde hoofdstuk, doet desgelijks. Trouwens, wat Mattheus hier geven wil, is principieel iets anders dan een kroniekmatiig geslachtsregister. Het is, gelijk boven ons hoofdstuk staat, „het boek der genesis, d.w.z. der wording van Jezus Christus". We ontvangen hier dus geen genealogische tabellen, maar een profetisch document, dat, om zoo te zeggen, de ontstaanswijze en de ontstaanswet van Jezus als den Christus, aanwijst en ontdekt. Het boek der genesis van Jezus Christus, zóó staat het er in het Grieksch boven ons hoofdstuk.

Want gelijk het Oude Testament begint met zijn Genesis, zoo ook het Meuwe. Gelijk' het Oude Testament in het eerste Genesis-boek het scheppingsverhaal doet uitloopen opi den eersten Adam, (ZOO wordt hier het hersoheppingsverhaal als in een ander Genesis-boek uitgewerkt, tot het ons leidt naar den tweeden Adam. De bedoeling van Matüieüs is, aan te geven, langs welke lijnen-vanwerken God gekomen is tot den tweeden Adaim. Of, gelijk Mattheus het voor zijn Israëlietisohe lezers nog scherper begrenzen wil: tot den waren David. „David" — de ware, de groote, de volle — zal „de geheele wereld beschrijven". Hoor, Israël!

Wij noemden daar David. Zijn naam wordt in den tekst op de gewone wijze, als eigen naam, genoemd. Maar ook waar wij hem niet lezen kunnen, wordt hij toch in deze „Genesis" aangeduid. Ge kunt Davids naam wel niet „tusschen de regels lezen", maar hij is er toch. kunstmatig in „verwerkt". En nu weet gij meteen, waarom Mattheus in plaats van precies uit te rekenen, hoeveel geslachten er in die drie perioden zoo al geweest zijn, uit al die geslachten er veertien uitkiest. Het cijfer veertien toöh is een verkapte naamsaanduiding. Zoo iets gebeurde meer, wanneer Joden voor elkander schreven; dan werd n.l. in een zeker getal vaak een gedaöhte of ©en naam verborgen. Hier is het al zeer gemakkelijk te weten, wat achter de getallen steekt. WannjeeT Matfcheüs tot driemaal toe veertien geslachten voor expresse vermelding kiest, dan weet hij, dat zijn lezers er mee bekend zijn, dat in het Hebreen wsch de letters ook cijfers kunnen zijn; men kan dus eiken naam in plaats van door een reeks van letters, ook door een reeks van cijfers weergeven. Die cijförs kan men dan weer bij elkander optellen, en zoo een getal krijgen, waaiin voor „ingewijden" de naam wordt aangeduid, en zich gemakkelijk laat raden. Zoo^ is het ook hier; wanneer ge in het Hebreeuwsch den naam David schrijft, en de letters leest als cijfers, en de langs dien weg verkregen getallen samenvoegt, dan is de uitkomst veertien. De Joden wisten allang, dat de naam David de getalwaarde van veertien had: er waren meer schrijvers, die zóó den heerUjken naam van David lieten „lezen". Joodsche lezers wisten bijzonder goed, dat Mattheus zeggen wil: drie maal veertien, dat beteekent: drie maal David. Het ging om David in de eerste, het ging om David in de tweede, het ging om David in de derde periode. David wordt voorbereid in de periode van Abraham tot David. David zit op zijn troon en heerscht in de periode van David tot. de ballingschap. David wordt van zijn troon gestooten en naar het vleesch vernietigd en gehrbken in de periode van de ballingschap tot Christus toe.

En dan schijnt David weg te zijn.

Maar dat is toch in werkelijkheid niet zoo. Want wanneer God tot drie maal toe den naalm van David uitgeroepen heeft en wanneer dus „David" er toch werkelijk gebleven is, óók in den bangen tijd, toen hij schijnbaar uit de wereldgeschiedenis weggevaagd was, dan is het niet een bedelaarskind, maar de groote David zelf, die daar verschijnt in BeÜilëhem. Dat kind in die kribbe is inderdaad de David, de groote David, gelijk onder dezen naam de profeten den Messias vaak hebben aangednid.

Hiermee wil Mattheus de ergernis van Christus' kruis reeds van te voren in verbinding plaatsien met de ergernis van Zijn geboorte. Inderdaad, in de derde periode was David ontkleed en onttroond'. Het was in die derde periode niet meer dan een afgehouwen tronk, wat van David overgehleven was. Maar juist in dien af gehouwen tronk komt de ware David terug. Het „echte" van David, dat wat David in de theocratie tot David maakt, is niet zijn goud en zilver, en niet zijn uiterlijk gelaat, maar het is de messiaansche heerlijkheid, die nooit met uiterlijk gelaat komt. Zoo is in Jezus Christus dan ook David pas tot zijn ware heerschappij gekomen; en zulks niet ondanks het verlies van Davids uiterlijke glorie, doch juist in en dO'Oir dat verlies.

En wij, die deze dingen lezen, hebben dit te bedenken. We leeren dan zien, hoe Christus allen uiterlijken schijn des vleesches doorbrreken moest, om zoo het rijk der messiaansche heerlijkheid te planten, en te heerschen, niet op het vleeschehjk sediment, dat reeds gegeven, maar in den loop der eeuwen tot puin vergaan w; as!, maar op den vasten grondslag van Zijn eigen dierbaar bloed, dat Hij gegeven heeft, om door het geven te nemen. Want de afgehouwen tronk van de derde periode, die brengt het scheutje voort dat eeuwig bloeit

De derde periode — die loopt voor de oogen van het vleesch uit op Augustus, den „Heer en God" van Rome, geboren vóór tweeduizend jaar. i) En die Augustus laat „de geheele wereld beschrij; ven"; ook den Zoon van Maria en Jozef, geworden uit een Vrouw, geworden onder de wet, onderdaan van den keizer, die hem straks tot één van de duizenden maakt, die door zijn zwaard geslacht zijn.

Maar voor het geloof mondt diezelfde derde periode linea recta in den Cliristus uit, in Jezus den Nazarener. Hij laat op Zijn manier „de geheele wereld beschrijven". En op denzelfden dag, nu Mussolini in Duitschland verblijf houdt, en den droom van Augustus weer wil realiseeren ïn den als God verheerlijkten Duoe of Führer, drager van de vergoddelijkte staatsmacht en - glorie, op dezen dag verheugen wij ons, dat de conscriptie van ónzen Koning Jezus Christus nog dagelijks verder (gaat. Hij beschrijft de geheele wereld: mijn Heere en mijn God, die groote David, Man naar

Gods hart.


1) De chronologie Wijve hier buiten beschouwing.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 september 1937

De Reformatie | 12 Pagina's