Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Jezus Christus, de vrouw des Vaders verlossend".

Het evangelie naar Mattheüs begint met dat wonderlijk aandoende geslachlsregister. En wij vragen ons af waartoe ter wereld het tocli dient. Het dient om de koningsrechten van den Heiland vast te leggen. Want al mogen dan de menschen van tegenwoordig meer naar macht dan naar recht vragen, in de Kerk van Christus rusten alle zaligheden en rechten op het recht van den Koning der Kerk.

Wanneer dan Mattheüs zijn evangelie gaat schrijven voor Joden en Jodenchristenen, dat evangelie over den Koning Israels, dan zal hij toch eerst op de vraag moeten antwoorden: „Waaruit blijkt toch, dat Jezus van Nazareth recht heeft op den koningstitel? Want al Zijn krachten en prestaties, al Zijn wonderen en woorden, hebben ons niets te zeggen, wanneer Hij niet rechten bezit om alzoo op te treden? " Deze rechtsvraag beheerscht ons geheele leven.

Maar nog iets anders laat dit merkwaardige geslachlsregister ons zien. Het verhaalt ons hoe Jezus Christus in het vleesch gekomen is; n.l. ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria. In het eerste deel van Matth. 1 (vs 1—17) laat de schrijver zien, dat Jezus, de Zoon van David, toch wel van den Heiligen (ieest ontvangen moest worden. Eentonig klinkt liet refrein: „Hij gewon, gewon, gewon". Maar dan komt er een onderbreking. Bij Jozef leest ge niet: „En hij gewon Jezus". Maar er staat dit te lezen: „Jacob gewon Jozef, den man van

Maria, uit welke geboren is Jezus, gezegd Christus". Niet als alle anderen voor hem wijst Jozef een zoon aan als drager der messiaansclie recliten, maar hij wordt als vader aangewezen, hem wordt een zoon toegewezen; den Zoon van God, tevens zoon van Maria.

Dat vraagt natuurlijk om een verklaring.

En die geeft de schrijver in het tweede deel van Matth. 1 in vs 18—25.

Jezus Christus niet geboren door den wil des mans, maar door den wil des Vaders. Waarom op deze manier?

Om als Middelaar te kunnen optreden, als tweede Adam; niet beladen met erf schulden; maar om als Davids Heer deel te hebben aan Davids erfrechten. Zoo alleen kan Hij als Middelaar het verband tusschen den Vader en Diens volk herstellen.

Wanneer wij nu een gedeelte van dit geslachlsregister nader willen bespreken, dan doen wij dat om een bepaalde zijde van Christus' Middelaarscliap te belichten.

Jezus zal de „vrouw" des Vaders verlossen. Ge weet hoe de Schrift telkens God teekent als de Man van Israël, Die klaagt en toornt over de echtbreuk en afval van Zijn vrouw. Nu, dan triumfeert in Jezus Christus de genadeheerschappij des Heeren in Davids Huis.

Want de echtbreuk van vader David wordt verzoend, (vs 6)

De echtscheiding van een zoon Davids wordt verhinderd.

Het echtverbond door den Heere Davids wordt hersteld.

I. De echtbreuk van vader David verzoend.

Twee koningen worden hier aan elkaar verbonden door een vrouw.

Die in de gansche Schrift bekend zal blijven staan als de vrouw van Uria. Dat werpt een donkere schaduw over deze twee grooten van Israël. Want groot was toch David; groot in zijn snelle opkomst aan het hof van Saul; groot in het dulden van diens ongenade; groot in zijn wachten op 's Heeren tijd, dat hij den troon bezetten zou over 's Heeren volk. En als koning was hij groot in het beoorlogen van de vijanden. Zijn naam was wijd en zijd gevreesd. Een koning, die zijn volk een glorievolle toekomst voorspelde. Sterk in het bedwingen van de vijanden. Maar zwak in het bedwingen van zijn hartstochten!

En dan Salomo. Symbool van Israels heerlijkheid.

Geen rechtvaardiger rechter dan hij. Geen, die met meer wijsheid was vervuld dan hij. Wilt ge een koning zien — zooals menschen graag een koning zien, wijs, rechtvaardig, rijk — zie naar Jeruzalem, waar deze zoon van David regeert.

Maar — deze beide gróóte koningen blijven aan elkaar verbonden door een vrouw — de vrouw van Uria. Het is een droeve herinnering voor alle Joden, het is het nog voor alle menschen, wanneer wij lezen hoe hier echtbreuk officieel geregistreerd wordt in het geslachlsregister van den Zone Davids, onzen Heiland. En zoo herinnert ons de Schrift aan een zeer droeve geschiedenis. Zij vraagt ons te bedenken of David wel de koning kan zijn, die zijn volk tot God kan brengen? Of David nu heusch het ideaal was van een theocratisch vorst? En ons antwoord moet zijn: Neen! Want de koning moet Gods volk dienen, moet de rechten van zijn onderdanen eerbiedigen en handhaven.

Maar zie dan hoe deze theocratisclie koning zich als een oostersch tyran ontpopt. Hoe hij ruw ingrijpt in de rechten van zijn volk en zich vergrijpt aan de vrouw van een zijner getrouwste knechten, aan de vrouw van Uria. Zoo deed een ambtsdrager des Heeren. Wat een gruwelijke overü-eding met Bathseba. Laat zij zelf zooveel schuld hebben als zij heeft, het is van David een schande-

lijk machtsmisbruik geweest toen hij deze vrouw tot zich komen liet en liaar man Uria door list en onder schijn van recht den dood injoeg.

Uria! En dan herinnert ge u hoe deze man, behoorend tot Davids lijfwacht, door David op alle mogelijke manieren bewerkt wordt om zich uit te geven voor den vader van het te verwachten kind. Én het moest ergernis wekken, dat een koning, die toch niet voor niets in Sauls plaats gekomen is, nu zelf in Sauls zonde viel (n.l. de wet der theocratie schenden) en trappen durfde op het huwelijksgeluk van een man en een dochter van zijn volk. Een vorst, die zich publiek zóó vergat, gaf aan het volk een heel slecht voorbeeld en misbruikte zijn positie voor het plegen van geweld. Want hoe hooger plaats men inneemt, des te voorzichtiger moet men leven.

Door zoo te handelen heeft David zelf de grondslagen gelegd van de Absaloms-revolutie. i)

En het is zoo duidelijk als de dag, dat zóó'n koning toch werkelijk niet in staat is om 's Heeren volk te regeeren in gerechtigheid.

De vrouw van Uria! Maar door David zich wederrechtelijk toegeëigend. En deze man is nogwel de gezalfde des Heeren, de drager van de belofte van den grooten Davidszoon; van den Messias, Die Zijn volk bevrijden moet van alle vijanden. Deze David en deze vrouw van Uria zijn een ergernis en een dwaasheid voor ieder weldenkend mensch.

Op deze manier is de genade-heerschappij des Heeren in het huis van David tot een spot en aanfluiting gemaakt. Een caricatuur van wat God bedoelde.

Maar dan komt ook 's Heeren oordeel door Nathan! Op Davids daad stond onder Israël de doodstraf. Maar, zegt nu Nathan, de vader blijft leven, maar deze zoon van David zal in zijns vaders plaats sterven. En wat de vader ook bidt tot den Heere, God nam de ziel van het kind tot Zicli. Eerste blijk van 's Heeren genadeheerschappij. Want in Davids berouw, in die uitbarsting van smart is het werk van den Heiligen Geest te zien. Daar is strijd gevoerd tusschen zonde en genade. En gelijk eerst de zonde als koning heerschte in het hart van dezen koning, zoo is nu de genade veel meer overvloedig geworden. Groot en koninklijk is David in Zijn berouw. "Voor wie gelooft is David hier op het hoogtepunt van zijn macht. Nooit is de mensch grooter, dan wanneer hij voor den Heere buigt.

De genade-heerschappij des Heeren is nu verder ook hierin te zien hoe David de zonde vergeven wordt. Want dat is de macht Gods, dat Hij genade en verzoening geven kan in dit samenknoopsel van ongerechtigheden. Dat nu David, ondanks alles, nog koning blijven kan, dankt hij, naast souverein welbehagen, aan den dood van zijn zoon. En nu wordt hem een andere zoon geboren uit deze vrouw van Uria. Salomo is zijn naam. Hij zal de drager der nationale en messiaansche beloften zijn. Want weer komt Nathan en zegt, dat zijn naam zou wezen: Jedid-jah. Want de Heere had hem lief!

Dat slaat ons met stomheid!

Want wanneer nu Mattheüs ons verhaalt, dat David, de koning, Salomo gewon bij haai-, die Uria's vrouw was geweest, dan schittert hier tegen den diep-donkeren achtergrond van schrikkelijke zonden: ontucht, moord en leugen, de genade des iHeeren HEEREN, de gadelooze verbondstrouw Gods. En wanneer dan een mensch murmureert en zich ergert aan 's Heeren doen, dan zegt de Schrift, dat Nathan zoo spreken moest en dat God zoo handelen wilde om des Heeren wil. Hier is sprake van het welbehagen Gods. Salomo, Israels koning, door Godzelf gegeven. Jedid-jah!

Maar deze twee zonen van David en de vrouw van Uria schaduwen het werk van den grooten Zoon van David af.

De ééne sterft om 's vaders schuld en zonde, opdat vader toch maar zal regeeren. En de ander leeft om 's vaders huis te bouwen en voort te zetten tot aan den Christus toe, om de heerschappij van vader over te nemen.

Zoo is de echtbreuk van vader David verzoend. Ondoorgrondelijk welbehagen Gods! Ergernis en dwaasheid!

Achitofel ergert zich dood, hangt zich op, , wanneer hij ziet hoe David, de tyran, terugkeert naar den troon en merkt hoe de Heere hem weer op den troon zet. Hij weigert Gods bestuur te erkennen, wanneer Deze David rechtvaardigt om Zijn welbehagen. Achitofel kan het niet verdragen, dat evangelie van vrije genade, dat David terugvoert naar den troon met de boodschap, dat God goddeloozen rechtvaardigt. ^)

En zoo nu is het Huis van David een aanstoot in deze wereld. Omdat God erin triumfeert door genade en zelfs de echtbreuk van David verzoent; van een David, die zich vergrepen had aan 's Heeren volk en de rechten der theocratie misbruikte voor eigen lusten,

Tusschen David en Salomo staat de vrouw, die wij moeten blijven kennen als de vrouw van Uria. Och neen! niet deze vrouw beheerscht de situatie. Wanneer het satan gelukt was zijn boos plan te volvoeren, dan was Uria's vrouw de val geweest voor David en zijn huis. Maar nu beheerscht 's Heeren genade de gansche situatie. Door geloof ziet ge schitteren in David — Uria's vrouw .— Salomo — souvereine genade!


1) cf. K. Schilder, „Christus in Zijn lijden", II, 238 v.v.

2) a.w. II, 242 v.v.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1937

De Reformatie | 8 Pagina's