Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rondom de Kuyper-lltteratuur.

VII.

Ook wanneer men alleen in hoofdtrekken Groens beginsel inzake de verhouding van Kerk en Staat wil teekenen, mag toch niet onvermeld blijven de diepgaande wijziging in de toepassing van dit beginsel, waartoe Groen in het najaar van 1862 werd genoodzaakt.

Sinds najaar 1862 toch proclameerde hij met gToote kracht een radicale scheiding van Kerk en Staat, als eisch van het ééne, zelfde beginsel, waaraan hij ook toen volkomen trouw bleef. En tot aan zijn dood toe bleef Groen déze scheiding begeeren.

Om deze veranderde beginseltoepassing te verstaan is het noodig iets van de werkelijke verhouding, waarin Kerk en Staat tot elkander stonden in het begin en midden der vorige eeuw, te bezien.

Deze verhouding was, ook na 1813, tot stand gekomen onder den invloed van een revolutionaire theorie, die aan de Kerk geen eigen plaats en geen eigen recht voor de vervulling van haar taak gunt 1)

Of deze theorie werd toegepast op de wijze, zooals Koning Willem I dat deed, of naar de methode van Thorbecke, dat is alleen maar een betrekkelijk verschil. De eerste maakte de Kerk tot een onderdeel van de staatsmachine, tot een werktuig nuttig voor den opbouw van den revolutionairen Staat. De tweede ontrukte aan de kerk een groot deel van haar specifieken arbeid, hield de kerk voortdurend in de boeien door den Staat gesmeed en liet de zoo beroofde en geknechte Kerk vervolgens haar „vrijheid". Een vrijheid, die naar Groen eenmaal opmerkte, wonderlijk veel op vogelvrijzijn geleek. ^)

Het revolutionaire streven kwam allereerst uit op het terrein van het onderwijs, s) De Staat zou voor het onderwijs zorgen. Aan de Gezindheden werd het recht om de jeugd naar de eigenaardigheid der Gezindheid op te voeden ontroofd. Het onderwijs zou gegeven worden op de ééne, algemeene, gemengde volksschool. Er moest immers eenheid komen! Eenheid, naar de moderne theorieën de eerste voorwaarde voor het welzijn van den Staat. „Derhalve Volkseenheid, eenheid van de Volksschool; nationaliteit der opvoeding; nationaliteit in den zin van het revolutionair beginsel; onderwerping van alle verscheidenheden; ook van die waarin het nationaal karakter zich openbaart, zoodra zij aan de vorming of aan het behoud dezer nieuwerwetsche nationaliteit hinderlijk zijn."*)

Sinds 1806 was dit onderwijs al minder christelijk geworden. Juist omdat alle Gezindheden op de volksschool vereenigd moesten worden daalde het christelijk peil dier scholen. Immers naarmate de Gezindheden zich meer van hun eigenaardigheid bewust werden, moest b.v. al meer het specifiek gereformeerde of roomsche worden ontzien, s) De Volksschool mocht christelijk zijn in zoo ver de algemeenheid van haar inrichting dat toeliet. „Soort en mate der Christelijkheid wordt aan tijd en plaats, aan de omstandigheden ondergeschikt."«) „De school was Christelijk in 1806 met aanbeveling, in 1830 met verwaarloozing, in 1842 met ter zijde-slelhng van den Bijbel".') Terwijl in 1857 de beruchte schoolwet van Van 'der Brugghen tot stand kwam, die een opleiding tot „christelijke" deugden ordonneerde, waarbij, naar de eigen woorden van den minister dit woord „christelijk" niet anders kon en mocht worden opgevat „dan dat alle leerstellige en dogmatische bestanddeelen, alles met één woord, wat tot het begrip des Christendoms, van zijn waarheden, van zijn feiten, van zijne geschiedenis behoort, van de gemengde school verwijderd moet blijven." s)

De Staat riep op deze wijs een schooi-godsdienst in het leven, waarvan de aard en het gehalte „door veranderbare wetten, door vorstelijke of ministeriëele Besluiten, door politieken invloed, door de luimen van een Gewestelijk of Plaatselijk Bestuur bepaald wordt". Een schoolgodsdienst gericht tegen alle bestaande gezindheden. Een school-godsdienst geheel naar den zin „van een nieuwe en zeer talrijke Gezindheid, de Gezindheid van het Indifferentisme of Universalisme, of hoe zij ook heeten moge." ^) Die nieuwe secte kreeg zoo feitelijk den voorrang, ja de alleenheerschappij in de volksschool. De lagere school werd het door den Staat betaalde propaganda-instituut voor het geloof dezer secte, voor het „christendom boven geloofsverdeeldheid". 1")

En terwijl de Staat dit onderwijs opdrong, werkte hij op alle mogelijke, soms zeer lage en sluwe manieren het christelijk, bijzonder onderwijs tegen. B ij zonder onderwijs mocht wel gegeven worden, werd zelfs gesubsidieerd, mits het van hetzelfde gehalte was als het openbaar onderwijs. Maar de oprichting van christelijke bijzondere scholen werd vóór 1848, waar men maar eenigszins kon of durfde, belet. En toen de vrijheid van onderwijs in 1848 grondwettig was vastgelegd, werd die vrijheid op inferieure en onwettige wijze beknot en met alle denkbare middelen werden de christelijke scholen, die „goddelooze broeinesten" tegengewerkt, ii)


1) De Maatregelen tegen de Afgescheidenen enz., 1837, p. 13 T. Kort formuleert Groen die revolutionaire theorie in zijn Handboek der Geschiedenis van het Vaderland ^, p. 680: a. het Gode meer gehoorzaam zijn dan de menschen, geldt niet; b. de staat begunstigt de kerkpartij, die in de suprematie van het wereldlijk gezag baatzuchtig berust; c. gebruikt gaarne de kerk als steun en werktuig (instrumentum regni); d. breidt gaarne zijn invloed uit, door overnemen (monopolizeren) van hetgeen de eigenaardige taak der kerk is (onderwijs, armbestuur); e. streeft naar hooger beschaving en verlichting, naar een soort van godsdienstelooze godsdienstigheid (religion civile), als band van de burgermaatschappij. _ _ .

2) Adviezen, II, (1857), p. 271. Ned. Ged., I, p. 164.

3) De Maatregelen enz., p. 9 v. Handboek, p. 680, 688, 742, 871. Het is ondoenlijk op te geven waar Groen over het onderwijs schrijft. Er is nagenoeg geen boek van zijn hand, waarin hij er niet min of meer uitvoerig over handelt.

4) Het Regt enz., p. 149.

5) Idem, p. 150 v.v.

6) Idem, p. 152.

7) Idem, p. 148.

8) Herhaaldelijk door Groen geciteerd. Zie b.v.: Vrijheid van Christelijk-Nationaal Schoolottderwijs enz., p. XXXIV, 125/6. Zie over de wet van 1857: hetzelfde werk p. XI v. En verder: Over het ontwerp van wet op het Lager Onderwijs (1857); De Tweede Kamer en de Volksopvoeding (1863); Studiën en Schetsen ter Schoolwetherziening (1865) enz.

9) Het Regt enz., p. 165 v.

10) Zie over dezen term van Thorbecke en de beteekenis er van: Adviezen, II, (1857), p. 269*. Vrijheid enz., p. XXXIV, 9, 51, 60, 117, 119, 122, 127, 138, 145, 148, 171, 177. Ned. Ged., III, 200, 308, 322.

11) Zie voor het bovenstaande: Het Regt enz., p. 139 v.; Vrijheid enz., p. 2, 9 (op deze pagina het woord „goddelooze broeinesten"), 115 v. De Tweede Kamer en de Volksopvoeding, p. 42 V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's