Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEESTEIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTEIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Het Avondmaal.

Van een broeder kreeg ik een schrijven, waarin hij vroeg of ik eens iets wilde zeggen over het Avondmaal.

Met vrienden had hij over het Avondmaal gesproken; daarbij waren dingen ter tafel gekomen, waarmee hij niet récht raad wist.

Inzonderheid de vragen: „hoe denkt Calvijn o.ver dit sacrament"; en — „wat te zeggen van de voorstelhngen, die Andrew Murray geeft in zijn boek:

„De Kracht van Jezus' bloedf'j hadden hem be> wogen, zich tot mij te wenden.

Laat ik dien broeder eerst zeggen, dat ik erg blij met zijn vragen ben.

Ik ben overtuigd, dat het Avondmaal des Heeren in het leven van menig kind van God niet di© plaats heeft, die het moest innemen; en — dat dit een gevolg is van gebrek aan inzicht.

Men weet er geen raad mee; men verwacht er iets van, maar omdat men niet tot het Avondtmaal nadert gelijk het behoort, vindt men niet wat men zoekt.

Zoo wordt men teleurgesteld en zet het Avondmaal practisch buiten zijn leven.

Al is het dus zóó, dat men er niet toe komt een „Geestelijk Advies" te vragen, dat er honderden zijn, die daar wel behoefte aan gevoelen, daarvan ben ik overtuigd.

Daarom ben ik zoo blij dat dit schrijven mij dfl gelegenheid opent oih zulk een advies te gevert Het zal mij zeer aangenaam zijn, wanneer zich hierover eens eenige correspondentie ontwikkelde.

Bij alles, wat ik over het Avondmaal ga zeggen, wil ik uitgaan van de klare omschrijving, die ia Zondag 25 van den Heidelbergschen Catechismus van de sacramenten gegeven wordt.

De sacramenten worden daar genoemd: „Heilige, zichtbare waarteekenen en zegelen van God ingezet, opdat Hij door het gebruik daarvan de belofte des EvangeUes des te beter te verstaan geve en verzegele; namelijk, dat Hij ons vanwege het eenig slachtoffer van Christus aan het Kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade schenkt".

En als dan gevraagd wordt of dan beide, het Woord en de Sacramenten daarhenen gericht en daartoe verordend zijn, dat zij ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis als op den eenig en grond onzer zaligheid wijzen, dan luidt bet antwoord: „Ja zij toch, want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie en verzekert ons döoï de Sacramenten, dat onze volkomene zaligheid in de eenige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is."

De groote waarde dezer woorden ligt hierin, dat daarin zoo helder als glas deze zaken worden geleerd:

a. Woord en sacrament zijn in wezen één. Het sacrament zegt ons precies hetzelfde, als het Woord.

Het verschil ligt alleen in de wij ze van zeggen. Het Woord zegt het ons ia hoorbare klanken; het sacrament zegt het in zichtbare teekenen.

Het sacrament is zichtbaar, tastbaar Woord.

}). Daaruit volgt, dat het sacrament ons ook nooit iets kan geven, dat het Woord niet geeft.

Noch bij het ontvangen van den Doop, noch' bij het gebruiken van het Avondmaal krijgen wij iets, dat wij ook niet al hadden door het geloovig aanvaarden van het Woord.

c. Ook ligt hierin opgesloten, dat het Sacrament ons nooit iets kan geven, tenzij wij het ontvangen op dezelfde wijze, waarop wij dat ook het hoorbare Woord doen, n.l. in het geloof.

Elke gedachte, dat het sacrament als zoodanig, van zichzelf, zonder dat wij er geloovig mee bezig zijn, iets uit zou werken, is ten eenenmale onjuist. Het ontvangen, het gebruiken van het sacrament zonder meer, baat ons niets.

Indien nu iemand zegt: „als dat waar is, waarom heeft God dan naast het Woord ook nog het sacrament gegeven? " dan antwoord ik: „God deed dit niet omdat het Woord niet voldoende is, maar Hij deed' dit om der wille van onze grovigheid en zwakheid. Zooals een onderwijzer een figuur op het bord teekent om het woord, dat hij sprak te V e r d u i d e 1 ij k e n, niet om iets aan zijn gesproken woord toe te voegen, zoo voegt God aan het Woord' het sacrament toe als illustratie,

Zooals de jongeman aan het meisje, dat hij trouw beloofde, een ring geeft, niet om daarmee aan zijn belofte iets toe te voegen, maar om daardoor die ééne, zelfde belofte zwaarder, doordringender klank te geven, zoo voegt God, bij de belofte des Woords, het sacrament; niet om daarmee ons iets te verzekeren, wat Hij ons in het Woord ook al niet verzekerd had, maar alleen om aan die zelfde verzekering forscher, aangrijpender klank te geven.

Het eerste heeft God noodig geacht om der wille van ons onverstand, het tweede om der wUle van onze ongeloovigheid."

Bij den Doop zijn deze dingen ons over het algemeen wel duidelijk.

In het Woord belooft God ons de afwassching der zonde, rechtvaardigmaking en heiligmaking, door het bloed en den Geest van Christus. Als nu iemand gedoopt wordt, dan staat God daarbij en zegt: „Ziet nu eens; zóó als het lichaam hier gewasschen wordt met water, zoo wordt Mijn volk van de zonde gewasschen door het bloed en den Geest van Christus.

Gerechtvaardigd, geheiligd".

Maar God gaat verder en zegt: „Ziet, zoo zeket* als deze mensch naar het lichaam met water gewasschen wordt, zóó zeker geef Ik hem de af\Vassching der zonden."

En wat zal nu de vrucht van den Doop zijn?

Als iemand dien Doop geloovig aanvaardt, dan zal de weldaad van de afwassching der zonden daardoor klaarder, sprekender voor zijn oog staan en het ongeloof, dat nog in hem overgebleven was en telkens het geloof van den troon wilde dringen, zal daardoor verder teruggedrongen zijn en minder dan tevoren zich Icunnen laten gelden.

Zoo wordt het geloovig bezig zijn met den Doop een voortdurende verrijking van het leven des geloofs, een voortdurend meer en beter te boven komen van het ongeloof.

Nieuwe dingen lirijgen wij door den Doop niet, maar het inzicht in wat wij hebben wordt rijker en het genieten daarvan bestendiger.

En nu het Avondmaal.

In wezen is de weldaad, die wij door het geloof deelachtig worden, één.

Nochtans kunnen wij in die eene weldaad onderscheidene elementen onderkennen, die elk op zijn beurt, meer op den voorgrond kunnen worden geschoven.

Zoo zijn wij b.v. gewend het ééne, ondeelbare heil in Christus saam te vatten in de twee woorden: vergeving der zonden en eeuwig leven.

Met die twee woorden correspondeeren min of meer de twee sacramenten 'Doop en Avondmaal.

Bij den Doop gaat het niet alléén om de vergeving der zonden; immers ook de heiligmakinjg komt hier in geding; en heiligmaking is leven, eeuwig leven.

Maar op den voorgrond staat de vergeving dter zonden.

Bij het Avondmaal is het anders. Zeker, 'de vergeving der zonden blijft daar niet buiten beschouwing.

Hoe zou dat kunnen, waar gebroken brood en vergoten wijn ons spreken van den zoendood des Heeren.

Maar, — op den voorgrond staat „het eeuwig leven".

Dit verschil lusschen Doop en Avondimaal ligt in den aard der teekenen.

Bij den Doop is het teeken een afwassching. Bij het Avondmaal is het teeken een maaltijd.

En nu zie ik weer den Heere, onzen God, bij de Avondmaalstafel staan en ik hoor Hem zeggen: „Ziet, zooals een mensch door brood en wijn gevoed wordt voor het tijdeUjke leven, zoO' wordt Mijn volk gevoed door den gekruisigden Christus ten eeuwigen leven."

En voorts: „Zoo zeker als gij dit brood eet en dezen wijn drinkt, zoO' zeker geef Ik u in Christus het eeuwige leven".

Hiermee is evenwel de spraak van het Avond^ maal niet uitgeput.

Paulus zegt in 1 Corinthen 10:16: „De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankze^ende zegenen, is die niet de gemeenschap des bloicds van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap des lichaams van Christus? "

Uit deze woorden blijkt, dat wij door den gekruisigden Christus gevoed worden ten eeuwigen leven, doordat wij met Zijn Uchaam en bloed gemeenschap hebben. Deze zelfde waarheid had de Heiland reeds verkondigd toen Hij zei: „Die Mijn vleesch eet en Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven. (Johannes 6:54.)

Dus (nog eens) het Avondmaal beteekent en verzegelt mij, dat ik door wezenlijke gemeenschap met het lichaam en bloed van Christus het eeuwige leven heb.

Dit zal zeker voor ieder duidelijk zijn. Maar nu komt de vraag, waarin die gemeenschap bestaat en hoe aan liet Avondmaal die gemeenschap wordt geoefend.

Daarover den volgenden keer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTEIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's