Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Kuyper's Ijjn,

VIII.

Christus, de nieuwe Wartel van den berboren kosmos.

In artikel 2 van de Statuten van de Vereeniging, -die zich iiet bestudeeren, propageeren en vruchtbaar maken van de jonge calvinistische wijsbegeerte ten doel stelt, wordt gezegd, dat zij „belijdt den Christus der Scliriften, den Verlosser van heel het leven, als den nieuwen Wortel ook van het wetenschappelijk leven".

In deze woorden wordt weer een fundamenteele grondgedachte van de wijsbegeerte der wetsidee geteekend. Zij gaat n.l. uit van het geloof, dat Jezus Christus is de nieuwe Wortel van het herboren menschengeslacht en aldus van gansoh den herboren kosmos.

In den eersten Adam is eenmaal heel de mensdiheid en gansch de wereld van God afgevallen — in den Tweeden Adam worden menschheid en wereld verlost, hersteld in de gemeenschap Gods.

Niets van de wereld gaat in den Christus verloren. Alle geslachten des aardrijks worden in Hem gezegend. In Hem is het volle menschenleven principieel vernieuwd. Uit Hem leeft nu het herboren menschengeslacht. Uit Hem en door Hem wordt die vernieuwing principieel verwerkelijkt in de zijnen: in heel hun leven, in alle levensuitingen, in alle levensverbanden. ^^)

Weer moeten we naar Dr Kuypeir wijzen als den man, die deze centrale gedachte onder ons volk tot gemeengoed heeft gemaakt en aan wien de wijsbegeerte der wetsidee zich ook in dezen heeft aangesloten.

De menschen — zoo schrijft hij — zijn „niet gelijk losse zandkorrels naast elkaar neergelegd, maar als de twijgen en bladen van eenzelfden boom in organisch verband geschapen. Adam was onzer aller wortel, en als de wortel van een boom verkankert, kankert heel de boom met al zijn takken. Zoolang dus Adam ons hoofd en onze wortel blijft, blijven wij deelen in al de bittere gevolgen van zijn geestelijken dood. En redding kan en zal er niet zijn, tenzij het mogelijk blijkt, om ons een nieuw Hoofd en een nieuwen Wortel te geven, en ons uit dit Hoofd en op dien nieuwen Wortel te laten bestaan en te laten leven."

Welnu dit laatste is gesclüed. D< e almachtige God heeft door een daad Zijner genade het organisme der menschheid zoo omgeschapen, dat toen Adam gezondigd had, hij als hoofd wegviel en Christus als Hoofd in zijn plaats kwam „en dus niet maar Adam, maar Christus de Wortel wierd, waarop dit nieuwe organisme van ons geslacht bloeien kon. Dit herschapen mensohelijk geslacht is de kerk, het Lichaam van Christus, of de vergadering der volmaakt rechtvaardigen. In dit nieuwe organisme gaat het oude op. En gelijk het oude in Adam was saamgevat en door Adam als hoofd' en wortel beheerscht wierd, zoO' staat nu dit nieuwe organisme onder Christus als het Hoofd en wordt in heel Zijn leven en bestaan door Christus als Wortel beheerscht." ^')

Christus als het Hoofd en de Wortel der herschapen en herboren menschheid voert in en met die menschheid den strijd tegen Satan. Dit is de eeuwenoude strijd tusschen de civitas Dei (koninkrijk Gods) en de civitas terrena (rijk der wereld). „Die ontzettende strijd, dien het leger onder zijn Veldheer tegen Satan strijdt, om het Godsrijk te stichten, breidt zich uit over heel het terrein van ons menschelijk leven op aarde. Die strijd wordt gestreden in de harten, in de huisgezinnen, in de familiën, in de gesprekken, in de publieke opinie, bij handel en nering, in bedrijf en beroep, in wetenschap en kunst, bij wieg en graf, kortom, zoover uw menschelijk leven strekt, strekt ook die strijd. En die strijd wordt nooit anders gevoerd dan door Jezus zelf. Hij, de levende Heere, is het, die in de harten Zijner uitverkorenen. Zijn trouwe dienstknechten, zin en inzicht inlegt, geestdrift en bezieUng wekt, werkingen, krachten en gaven inbrengt, toewijding en liefde doet ontstaan, en zelfs het woord op de lippen doet komen." ^^)

Men ziet het: neutraal terrein is er voor de geloovigen niet!

„Geen duimbreed is er op heel 't erf van ons mensohelijk leven, waarvan de Christus, die Mier Souverein is, niet roept: „Mijn!""'^)

Wanneer nu over den Verlosser als de n Christus gesproken wordt, dan — zoo betoogt Kuyper — treedt het vleeschgeworden Woord voor ons als mensch.

Met den naam Christus of Ge zalfde wordt Hij immers aangeduid als den Ambtsdrager, den drager „van het hoogste en heihgste ambt; van het ambt in volstrekten zin; zoodat hij eigenlijk de eenige ambtsdrager en daarom de Ciaisr tus is."

Een ambtsdrager — dat kan alleen een menscb zijn! „Ambt toch is bediening van goddelijke macht door schepselen, hetzij engelen, hetzij menschen. De engelen er nu buiten latende, kan Jezus dus geen ambt, vooral niet het ambt dragen, tenzij hij als mensch voor God trede, hetzij eeuwig in Zijn raad, hetzij feitelijk na Zijn vleeschwording. God had ook aJle ding zelf rechtstreeks kunnen regelen, en geen dienst van menschen bezigen. Dan ware er nooit een ambt en dus ook nooit een zalving geweest. Maar nu dit Gode anders heeft beliefd, en Hij den dienst der menschen verordineerde, nu ontstond het ambt als bediening door menschen van goddelijke macht."

Christus is ver or dineer d en gezalfd met den Heiligen Geest tot het drievuldige ambt van Profeet, Priester en Koning — en als zoodanig verschijnt Hij voor ons als mensch — dat is Kuyper's opvatting. Toen de zonde in de menschheid was ingebroken, ontstond de noodzakelijkheid om bij den gevallen mensch, over wien God gedachten der ontferming had, een Middelaar te doen optreden. „Voor dat Middelaarschap den mensch Christus Jezus te verordineeren. En nu dien mensch Christus Jezus te doen ingaan in het drieërlei ambt van Profeet, Priester en Koning.. In den Middelaar „treedt voor u niet het eeuwige Woord maar het Vleeschgewordene; niet de Zone Gods, maar de Zoon des menschen, niet de Goddelijke persoon, maar de mensch Christus Jezus." Als om alle misverstand af te snijden, schrijft Kuyper nog: „Hij is v er or dine er d, en verschijnt dus hier niet als de Tweede Persoon der Drieëenheid, die onmogelijk ooit g»' zalfd kan worden." "o)

Scherp onderscheidt Kuyper dan ook de almacht, die de Tweede Persoon van het Godde^ iqk Wezen in zichzelf bezit eeuwiglijk en de macht, die de Christus krachtens zijn zalving tot Koning ontving.

„Overmits echter over geen der drie ambten van den Christus zoo schromehjke verwarring en 200 ingrijpend misverstand bestaat, als over Jezus' Koninklijke waardigheid, zij den lezer gebeden, hierbij van meet af streng te willen letten op het onderscheid tusschen hetgeen aan den Tweeden Persoon in de D rieëeiiheid als God •eeuwiglijk toekomt, en hetgeen op Christus als Middelaar voor een tijd gelegd is."

„Als Schepper was ook de Tweede Persoon in (to heilige Drievuldigheid over al het geschapene vanzelf en zonder eenige opdracht, absoluut sou ver e in, tezamen met den Vader en den Heiligen Geest". Maar deze absolute souvereiniteit van den .Zoon „heeft niets gemeen met het K-oninklijk ambt van den Middelaar. Een ambt onderstelt iemand boven u, die u dat ambt op> toagt. Alle ambt is een dienst of bediening, die in opdracht van een meerdere vervuld wordt."

Welnu, op den mensch Jezus Christus, onzen Middelaar, is gelegd het koninklijk regiment over Sion, over de Kerk, het „volk des Heeren".

„Let wel: gelegd. Over Sion is tot Koning gezalfd niet de Tweede Persoon in de heilige Drievuldigheid, want deze... kan nooit tot iets •erordineerd of gezalfd worden. Maar toen de Tweede Persoon, toen het Woord vleesch wierd en ^ Middelaar versoheen en de mensch Christus Jezus voor het oog des Eeuwigen stond, toen kon "ei die mensch Christus Jezus gezalfd «a kon wel die mensch Christus Jezus verordineerd, en kon wel, bij de gratie Gods en door God, dien Middelaar het Koninklijk regiment over Sion worden gelegd.

En dit nu is geschied." ^i)

Bij deze meegedeelde, opgelegde, ambtelijke koninklijke macht van den Middelaar, den mensch Jezus Christus, óver Zijn Kerk, mogen we niet blijven staan.

Op een bepaald tijdstip — bij opstanding — hemelvaart — het gezet worden ter rechterhand Gods — is die ambtelijke, koninklijke macht geweldig vergroot! De Christus is toen uitermate zeer verhoogd. Hem is gegeven een naam boven allen naam. Hij is gezet aan de rechterhand Gods, ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en allen naam die genaamd wordt.

Met deze machtsvergrooting van den Christus is weer „niet bedoeld de Overhoogheid die Hem als den Almachtige krachtens Zijn Godheid toekomt, want aan de Godheid kan nooit iets toegevoegd noch ook iets ontnomen worden..."

„Neen, dit verhoogd worden, tot Koning der koningen, en tot aangesteld Machthebber over alle creaturen in den hemel, op de aarde en onder de aarde, is een nieuwe waardigheid, een nieuw ambt, dat aan helgeen de Zoon als Middelaar reeds bezat, opzettelijk is toegevoegd".

Dat geschiedde vooreerst als loon na lijden, als kroon na kruis. „Koning over Sion was Hij reeds vóór Zijn kruis en aan het kruis, tot Machthebber over de geheele schepping is Hij eerst aangesteld n a Zijn kruis, als loon voor Zijn verlossingswerk."

Maar bovendien kreeg Hij deze nieuwe macht omdat Hjj zóó alleen in staat zou zijn werkelijk Koning over Sion te wezen. „De kerk staat niet buiten de wereld, maar i n de wereld. Ze is vervlochten in het leven der natiën en der volken, ze' is ingestrengeld in de macliten der duisternis en het leven der engelen. En daarom kan het regiment over Sion niet uitgevoerd of Sions Koning moest ook alle deze machten aan zich dienstbaar kunnen maken.

Dit nu was geen onnatuurlijke sa^mvoeging van ambten, overmits Sion in oorspronkelijk verband met de wereld en haar volken en haar machten staat, en (zie Ps. H) in Zijn Koning aan het hoofd der volken gesteld was.

Zoo gaat dus het Genadewerk tot in het Scheppingswerk terug, en de band die in de Schepping gelegd, maar door de zonde losgerafeld! was, komt in het koninkrijk der genade terug."

Ontzagwekkend is deze maclit van den Middeilaar. „Alle werking van God Drieëenig, èn bij het instorten van gaven èn bij de leiding en de sturing van het leven der kerk en der volken, (gaat) alleen door den Middelaar (uit)."

Natuurlijk mag deze grootsche arbeid van den Middelaar er geen oogenblik toe leiden den Drieieenigen God ook maar een seconde werkeloos te denken. „God Drieëenig is en blijft de altoos wellende Fontein, waaruit van oogenblik tot oogenblik aan den verhoogden Middelaar de macht en de mogendheid toevloeit, en Hij beschikt er geen oogenblik over dan krachtens last en opdracht van den Heere, wiens de oorspronkelijke majesteit en mogendheid is Het is en blijft altoos eeniglijk God, dat eeuwige Wezen, waarvan alle kracht en werking uitgaat, alleen maar het belieft Hem, deze kracht en macht te werken door den Middelaar." 02)

Op deze magistrale wijze heeft Dr Kuyper de positie, den arbeid en de macht van den Christus in Kerk en wereld geteekend.

Innig dankbaar voor deze inzichten, waarvan de beteekenis en de vruchtbaarheid nog bij lange na niet zijn doorzien, sluit de wijsbegeerte der wetsidee zich in dezen geheel bij Dr Kuyper aan. Ook hier is zij voor alles leerlinge van dezen gi-oote in Israël.

a V.


56) Dr H. Dooyeweerd; De Wijsbegeerte der Wetsidee; I, p. 32, 64 V.V.; 471 v.v.; 477; III, 448, 468 v. enz. Ds J. M. Spier; Inleiding enz., p. 28 v.v.

57) E Vote; II, p. 324 v.v. In zijn „De Gemeene Gratie" spreekt Kuyper ook van Christus als den Wortel van het Herscheppingsleven en van de Particuliere Genade. Als „Scheppingsmiddelaar" is Hij het tevens van het „Scheppingsleven en de Gemeene Gratie. Deel II, p. 645.

58) E Voto; II, p. 134 v.v. Vgl. hierbij vooral: De Gem. Gfatie, II, p. 680 v.v.

59) Souvereiniteit in eigen Kring; p. 35.

60) E Voto; I, p. 279 v.v.; vooral p. 282, 288/9. Vgl.: Gemeene Gratie, p. 646. „De Christus beteekent: de Gezi

™. en stelt ons alzoo den Middelaar voor als vereenigd met ^e menschelijke natuur, en in die natuur verordineerd tot net volbrengen van een dienst of taak. Dit nu kan nooit "in God als God, en dus ook niet van den Tweeden Persoon der Drieëenheid gezegd" worden. God als God is in de •ealYing altoos actief, nooit passief. God dient niet, "aar h^erscht.... Cliristus of Gezelfde is alzoo een ? aam dien de Middelaar alleen draagt in verband met Zijn 'eeschwording, en in zooverre hij creatuurlijk gestalte heef t ingenomen."

ingenomen." Kuyper wijst er daar op, dat de naam „de Christus", fachtens de vereeniging der beide naturen in eenigheid des ersoons soms ook gebezigd wordt als rechtstreeks god- '^ ei IJk e werken worden bedoeld.

Ie H ^^^ ^^ ? °°"- '^^" *''^' ^^° „Gezalfde" heeft krachns de aanstelling in Gods eeuwigen Raad. In dien zin is l '•^|? .s van eeuwigheid „de Christus". aan"t i" verlossings-middelaarschap treedt in werking nstonds na den val. Zoo is dus de Christus reeds aanwe- ^« m het Oude Testament.

61) E Voto, I, p. 324 v.v.

62) E Voto, I, p. 328 v.v.; II, p. 31 v.v. Kuyper wijst hief naar Ps. 47 en 68. Verder betoogt hij, dat alleen omdat de Middelaar Gods Zoon en Zelf God was Hij „a 1 s mensch als onzer één en onze broeder, Zijn alomvattende souvereiniteit over hetgeen in den hemel, op de aarde en onder de aarde is, a m b t e 1 ij k kon dragen bij de gratie Gods".

Vergelijk hierbij: De Gem. Gratie, III, p. 280/1.

Merkwaardig is in dit verband, dat Kuyper Christus' wondermacht uitsluitend in verband zet met Zijn menschelijke natuur. Men mag „de wonderen van den Zoon des menschen niet omzetten in wonderen van den Zone Gods". Zijn wondermacht „blijft tot het einde toe een menschelijke macht, d. i. een macht, vallende binnen het kader van onze menschelijke natuur.... In Hem is de heerschappij, de Koninklijke heerschappij, die in het Paradijs teloor ging, teruggekeerd. In Jezus' wondermacht schittert weer de glorie van den mensch-koning". Pro Rege, I, p. 153 v.v.

De beteekenis van deze opvatting van Christus' macht over gansch de Schepping voor de leer der Gemeene Gratie blijft hier onbesproken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELUKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 april 1939

De Reformatie | 8 Pagina's