Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

PARTIJORGANISATIE.

Nu allerwege gewerkt wordt aan den wederopbouw van de partijorganisaties, zoowel in onzen kring als daarbuiten, is het goed ons rekenschap te geven van dé beteekenis der organisatie. Steeds sta ons goed voor oogen dat de organisatie niet no. één is. De organisatie in één partijverband is te danken aan een gemeenschappelijk aangehangen en verdedigd beginsel. Dat beginsel is no. één. Dat beginsel brengt ons bij elkaar, doet ons elkaar zoeken en doet ons, om in het staatkundig leven bij verkiezingen enz. daadwerkeUjk invloed te kunnen oefenen en ons beginsel tot practische gelding te kunnen brengen in raden en staten, komen tot partijorganisatie. Dat is in den modernen tijd de weg waarlangs het politieke leven des volks zich beweegt, de manier waarop de volksinvloed, die behoort bij het parlementaire stelsel, concreet merkbaar wordt. Niet, dat daarmee alles van den volksinvloed is gezegd. Die volksinvloed is er ook b.v. in de pers waarin ontwerpen van wet worden besproken en eventueel becritiseerd. En nog wel op andere manieren kan de volksinvloed blijken. Wie den volksinvloed beperkt tot het partijleven met daaraan nauw verbonden verkiezingen voor de Kamer zonder welker medewerking geen wet wordt tot stand gebracht, die ziet de dingen te eng. Het leven is breeder. Er is ook al volksinvloed op het regeeringsbeleid inzake het onderwijs, daarin dat ge uw kinderen stuurt naar de christelijke school. En een regeeringskabinet handelt niet verstandig wanneer het aan dergelijken volksinvloed geen aandacht besteedt.

Maar het is toch een feit dat vooral door de partijorganisatie, waarin het belijden en verdedigen en uitdragen van bepaalde politieke beginselen is geconcentreerd, de volksinvloed op het regeeringsbeleid zich doet gelden.

De wortel der organisatie, de bron van haar leven, is haar beginsel. Door dat beginsel wordt zij in leven geroepen, en door dat beginsel alleen kan zij waarlijk in leven blijven. En zij is ten doode opgeschreven, wanneer zij nog wel als organisatie blijft voortbestaan, maar haar beginsel heeft losgelaten.

Dat gevaar is er steeds in alle partij- en organisatieleven. Ik denk b.v. aan de kerk. In het kerkelijk leven is het mogelijk dat het organisatieleven alles wordt, met achterstelling van het levensprincipe der kerk. We hebben dat in de laatste jareii gezien. Het kerk verband verkreeg zulk en nadruk, de kerkelijke organisatie in classes, particuliere en generale synodes verkreeg zulk een klemtoon, dat het waarachtig fundament der kerk, de eenigheid des waren geloofs, waarop ook het kerkverband gegrondvest dient te zijn, werd ondermijnd en afgebroken, en in samenhang daarmee de vrijheid der plaatselijke kerk werd te niet gedaan. Het is zoo geworden in de (nu synodocratische) Gereformeerde Kerken, dat velerlei leer en practijk, die vroeger stellig sterke tegenspraak zou hebben ont­ moet — en dat niet alleen van de zijde van hen, die thans behooren bij een naar art. 31 K.O. vrijgemaakte en dat artikel onderhoudende kerk — niet slechts wordt geduld maar met instemming wordt begroet, mits maar aan het kerkverband wordt vastgehouden, mits de kerkelijke organisatie maar wordt erkend. Dat staat nu bovenaan. En het beginsel waaruit het kerkverband wordt geboren en waardoor het kerkverband wordt gedragen, de eenigheid des waren geloofs, staat op den achtergrond.

Zulk een verheerlijking van de organisatie boven het beginsel, dat de organisatie verwekt en baart en onderhoudt, kan zich ook voordoen in het politieke partijleven.

Prof. Mr D. P. D. Fabius wees reeds in 1908 op dat gevaar. Hij schrijft in , , Staatkundige Gedachten" met als ondertitel „Twee brieven van Dr A. Kuyper besproken" blz. 108 w: „Voor iedere partij is eene goede organisatie van groot belang. Zonder organisatie kan eene partij niet bestaan

Echter mag nooit uit het oog verloren worden, dat voor eene partij de organisatie niet het eenige is, zelfs het voornaamste niet. De organisatie moet het beginsel dienen, dat de eigenlijke grondslag der partij is

Eene organisatie, schoon op zichzelve goed, wordt echter tot wezenlijk gevaar voor eene partij, als daarop eenzijdig gewicht wordt g: elegd; het belang, de kracht, de macht der organisatie schier alles wordt, en voor de zuiverheid der beginselen de liefde afneemt.

Dat zich nimmer verschijnselen openbaren, welke ook voor de antirevolutionaire partij uit dit oogpunt eenigszins bedenkehjk zijn, zoude ik niet durven zeggen. Het moet de aandacht trekken, dat sommigen, althans in het openbaar, telkens spreken van de georganiseerde antirevolutionaire partij; op het nieuwe toevoegsel zoozeer den nadruk schijnen te leggen, dat het schier is, alsof in dat oord meer nog dan in het volgende de verklaring van hunne geestdrift gezocht moet worden. Voor de organisatie komen zij op; voor het belang der organisatie; de discipline moet gehandhaafd worden...

Ja, telkens loopt een verschil van inzicht over den eisch van het beginsel voor de practijk, dat kalme bespreking niet zoude uitsluiten, maar, omgekeerd, eischen, gevaar tot een kwestie van partijorganisatie gemaakt te worden; beschouwd te orden als iets dat de organisatie aan het wankelen rengt; en gerekend te worden tot een geding over het leiderschap in de partij. Bepaaldelijk als men in sommige punten eene meening omhelst en bepleit, afwijkende van wat in de Standaard gezegd wordt, zijn enkelen erop uit daarin critiek op de leiding der partij te zien, een ondermijnen van des leiders positie en van de gansche organisatie. et is alsof bijna elke gedachtenwisseling de partijorganisatie min of meer op losse schroeven stelt; alsof de eenheid niet door onderlinge bespreking gezocht moet worden, maar deze eigenlijk verbiedt. Het lijkt soms, als jagen sommigen bovenal er naar m maar een , , partijgevoelen" te hebben, dat krachtens eisch der organisatie voor ieder, die mee wil doen, bindend gezag heeft".

Het is duidelijk dat Fabius bij dat verschil in inzicht niet het oog heeft op de fundamenteele beginselen der a.r. partij. Daarin is juist de partijeenheid gegrond. Hij heeft het oog op afgeleide toepassingen van die beginselen. En daarover moet volgens sommigen zoo schrijft hij, ook al eenheid bestaan, en wie afwijkt van hun gevoelen, ondermijnt het partijleven en tast de leiding aan.

Merkwaardig!! Fabius had in-het partijverbana precies denzelfden strijd te strijden, dien Schilder e.a. gestreden hebben in het kerkverband. Ook daar was het zoo dat sommigen niet slechts wilden een eenheid op grond van de drie Formulieren, zij wilden ook eenheid in afgeleide theologische vraagstukken, en wie afweek van hun gevoelen tastte het kerkverband aan en miskende het gezag van de leiding (de synode!!).

De geheele passage, die ik heb geciteerd, kunt ge met enkele noodige veranderingen toepassen op den kerkstrijd van de laatste jaren.

Gewaarschuwd door Fabius en staande in de realiteit van een kerkeUjk leven dat uiteengereten is vanwege een onjuiste waardeering van het kerkverband (de organisatie) en het gezag in dat kerkverband (de leiding), zullen we bij den we4eropbouw van het politieke partijleven waakzaam zijn. Alle organen in de organisatie moeten hun eigen juiste plaats hebben. Daar moet leiding zijn, natuurlijk. Niemand die het zal ontkennen. Maar de zelfstandigheid der plaatselijke kiesvereenigingen worde met kracht gehandhaafd.

Toen ik, eenigen tijd na de bevrijding, een' vergadering van de a.r. kiesvereeniging bijwoonde, heb ik mij grootelijks verbaasd, dat het agendum voor die vergadering was toegezonden door het centraal comité. Dat is betrekkelijk een kleinigheid. En toch moeten we ook in kleinigheden voorzichtig zijn. Ik heb er niets op tegen dat een partijleiding

de aandacht vestigt op te behandelen pimten. Maar de vanzelfsprekendheid, waarmee een bestuur zulk een agendum accepteert en afwerkt, is onjuist.

Ook inzake candidaatstelling voor verkiezingen is er gevaar voor hiërarchie. Officieel blijft de zelfstandigheid der kiesvereenigingen ten aanzien van de adviezen der leiding gehandhaafd. Maar ik heb toch den indruk dat een kiesvereeniging die van het advies afwijkt niet welgevallig is. Dien geest moeten we niet hebben. Dan krijgt de organisatie een verkeerde plaats. En dan is het waarachtig partijleven vanuit de beginselen ten ondergang gedoemd.

Sappemeer.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's