Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

De vredesconferentie stelde, voor zij aan het werk toog, vragen van volkenrecht aan de orde, allereerst omtrent het reglement.

Dit verdient inzonderheid, voor ons antirevolutionairen, onze volle belangstelling.

Want wij leven nog altijd onder den druk van de revolutionaire beginselen voor het volkenrecht, de beginselen der revolutie van 1789. Wij zien dit het best, als wij deze beginselen vergehjken met die, welke nog invloed oefenden bij den vrede van Westphalen in 1648, gelijk bekend, door alle schrijvers over het volkenrecht erkend als voor dit recht van groote beteekenis.

Toen oefenden de beginselen der reformatie nog hun invloed, konden zij nog mee hun stempel zetten op de handelingen der overheden.

Ik noem er vier.

Allereerst de wezenlijke erkeiming van de souvereiniteit van den Drieëenigen God, Die aan staten en volkeren hun rechten schenkt.

In de tweede plaats de heiligheid der verdragen, die toen inzonderheid door de pauselijke pretentie en de keizerhjke heerschzucht van Habsburgers en Bourbons, groote schade leed.

De paus van Rome verbeeldde zich immers het recht te hebben om plechtige eeden te kunnen ontbinden. Recht was er niet voor ongeloovigen en niet voor ketters.

Men weet hoe onze Prins Willem de eerste en hoe Calvijn en Luther zich tegen deze pretentie

verzetten. In de derde plaats de gelijkheid van de verschillende staten, klein en groot, gelijke rechten bij de onderhandelingen.

En eindeUjk in de vierde plaats: erkenning van souvereiniteitsrechten der verschillende staten, in de historie geworteld.

Op deze beginselen der reformatie moeten wij nu zeer bepaaldehjk letten. Op alle vier.

Welnu — op de vredesconferentie geldt niet meer de belijdenis van den souvereinen Drieëenigen God, Immers, grondslag is de waardigheid van den braven humanistischen mensch. Ik wees daarop reeds bij de bespreking van het reglement van den nieuwen volkenbond.

De heiligheid van de verdragen wordt tengevolge daarvan ten zeerste ondermijnd, want bij de machtigen geldt de regel: dat recht is wat ons nuttig is. Het is nog niet in te zien, dat Molotof bijv. in dit opzicht veel verschilt van Hitler.

Sovjet-Ruslands geleerden hebben een eigen volkerj-echt ten voeten uit opgetrokken. En het is niet zeker, dat Stalin daarvan afwijkt. Alleen, werd in het begin gezegd, dat de Sovjetstaat geen grenzen kent, toen men nog dacht aan de wereldrevolutie, thans staan de oude Tsaristische, Russische, nationale idealen op den voorgrond. Maar het beginsel zien wij thans werken in de Russische aspiraties.

En of Engeland en Amerika in den grond der zaak van alle imperialisme vrij zijn mag zeker worden betwijfeld.

De gelijkheid van de staten, klein of groot.

Het is dit beginsel, dat de kleine staten, die niet direct onder den druk van Rusland staan, er toe leidt, om zieh krachtig te weren.

En het mag ons tot tevredenheid stemmen, dat vooral onze afgevaardigden kloeke taal durven te spreken en goede voorstellen doen.

Het is werkelijk geen vormkwestie, als zij pleiten voor het recht der vredeconferentie, om haar eigen voorzitter in vrijheid te kiezen, of, als zij er op staan, dat beslissingen bij gewone meerderheid van stemmen worden genomen.

De kleinen moeten het telkens verUezen, omdat zij niet eensgezind kunnen zijn, maar dat neemt niet weg, dat zij verstandig deden, dit beginsel van de gelijkheid der staten op den voorgrond te stellen. En het doet ons goed, als wij vernemen, dat onze mannen, Starkenborgh en Van Boetzelaar zoo goed van zich hebben afgesproken. Maar zelfs, al zouden zij het telkens hebben gewonnen, al stond ook voortaan vast, dat de kleinen ia alles gelijk zullen staan met de groote staten, dan zijn wij er nog niet.

Dan komt de belangfrijke vraag: hoe zouden wij van dit gelijke recht gebruik maken?

Een rooversbende kan natuurlijk in onderlingen strijd geraken als het gaat over de verdeeling van den buit en de sterken kunnen de zwakken gaan benadeelen. Maar in zulke bende wordt de veel voornamere vraag niet aan de orde gesteld; deze n.l.: mogen wij wel stelen, mogen wij ons het goed van anderen wel toe-eigenen? Staat daar niet geschreven: gij zult niet stelen, en: gij zult niet begeeren?

Ik wil twee voorbeelden uit de geschiedenis aanhalen.

De restauratie na de Fransche revolutie was in wezen even revolutionair als deze.

En het Weener Congres volgde, in weerwil van de frases der Heilige Alliantie, het voorbeeld van Napoleon.

Volgens het jacobijnsche volkenrecht, dat door Napoleon tot de uiterste consequenties werd doorgetrokken, beslist het geweld, toen van den eenen geweldhebber over de grenzen, over de verdeeling an Europa in staten en nationaliteiten.

Op het Weener congres in 1815 deden de machtigen, de groote vier van toen, hetzelfde.

Zooals Groen het zeide: zij verdeelden de volken alsof het kudden schapen waren. Zij bepaalden de grenzen naar hun voordeel.

En de kleine staten moesten toen ook op de deurmat voor dê poort der conferentie wachten, hoe er over hen werd beslist.

Zij protesteerden, maar niet uit beginsel, want ook die kleinen volgden graag den regel: als er toch wordt verdeeld, willen wij er ook wel graag wat van hebben. En daarmee schaadden zij hun hoogste belang, want de kleine zwakken ihebben lleen maar belang bij de ih a n d h a v i n g van het echt. Ook al zou het schijnbaar in hun nadeel ijn.

Het andere voorbeeld geldt de wereldconferenties n den Haag van 1901 en 1907.

De opzet scheen te zijn: ontwapening, en daaroor vaststelling van den vrede. De practijk werd: eperking van de ellenden van den krijg. Welnu, oen kwam de vraag aan de orde: hoe moet het, ls een groote staat er toe overgaat een kleine te ezetten.

De grooten wilden dan wel eenige regelen stellen, m het den bezetten staat nog zoo gemakkelijk ogelijk te maken.

De kleinen zeiden echter: wat? Gij móógt ons iet bezetten!

Is het niet precies, alsof een sterke buurman bij komt en zegt: ik kan nog wel eens in de noodaak komen te verkeeren, dat ik uw huis in beslag eem, laat ons daarom een regeling treffen, dat gij r toch nog zoo'n klein beetje wezen kunt.

Dan zegt de zwakke: maar dat is onrecht, gij oogt mijn huis niet in beslag nemen. De sterke ntwoordt echter: nu ja, maar ik doe het toch,

als mij dat zoo te pas komt. Het is dus voordeelig voor u, om met mij een regeling aan te gaan.

Ziedaar de geschiedenis van het landsoorlogsreglement.

Het was toen vooral de Belgische afgevaardigde, die flink van zich afsprak, en van onzen kant werd. hij gesteund.

De grooten zetten eohter door en de kleinen legden er zich ten slotte bij neer. Maar — wij hebben het aan den lijve ondervonden wat zulk landsoorlogsreglement waard is. Het was beter geweest, dat de kleinen zich aan het principe hadden gehouden: geen onrecht, beter dan regeling van onrecht. Geen macht boven recht is beter dan een theoretische bespreking van het geweld, dat tegen het recht ingaat. — Welnu — thans moeten wij in het bijzonder op het vierde beginsel letten, dat ik noemde en dat bij den vrede van Westphalen eerüjk ra zijn groote waarde werd erkend, en ook gedurende meer dan een eeuw werd ge-eerbiedigd. Geen staatje of stad en volk had ooit aantasting van zijn souvereiniteitsrechten te vreezen. Niet dat er geen belagers waren, ik denk nu maar aan Lodewijk XTV, maar de verdedigers waren er ook, en dan noem ik weer onzen Oranjevorst, Willem HE. Het waren juist de Oranjevorsten, die de beginselen van het Volkenrecht, het wezenlijke recht, met kracht steeds hebben verdedigd. Juist daarin ligt de groote beteekenis van het ihuis van Oranje in de wereldge­

schiedenis. Dat vierde beginsel is erkenning der bestaande souvereiniteitsrechten, het afwijzen van het geweld der grooten, alsof zij gerechtigd waren de wereld te verdeelen, grenzen te schenden, volkeren her- en derwaarts te schikken, alsof zij kudden schapen zouden zijn.

Bij den vrede van Versailles werd die schaar van het geweld duchtig gebruikt en het gevolg is geweest, dat deze vrede geen vrede bleek te zijn, doch alleen maar een wapenstilstand. Hebben wij sinds 1918 vrede gekend in de wereld?

Wij zijn er dus niet, als wij op de huidige vredesconferentie geUjkheid van rechten zouden verkrijgen. De groote vraag is, hoe wij die gelijkheid zullen gebruiken.

De kleine volken hebben maar één groot belang: handhaving van het wezenlijk volkenrecht, ook van de souvereiniteitsrechten en de rechten op eigen, in de historie geworden grenzen.

Kon men aantooren, dat er voorheen onrecht in dit opzicht was geschied, en dat is het geval zeer zeker, dan zou nu de toeleg moeten zijn, dit onrecht te herstellen.

Maar zoo zal het niet gaan.

Men zal weer gaan knippen en afscheuren en samenvoegen, naar het belang der grooten, die het daarom niet onderling eens kunnen worden, omdat

zij staan voor geweldige tegenstrijdige belangen. Maar als nu de groote vier aan het knippen en scheuren gaan met al het onrecht daaraan verbonden, wat behooren de kleinen dan te doen, als zij eens de gelijkheid verkregen?

Het antwoord kan niet anders zijn dan: het recht handhaven; voor (handhaving van het recht te pleiten.

En zeker moeten zij niet dit standpunt innemen: als er toch geknipt wordt en gescheurd, laten wij dan zorgen ook een stukje van den buit te behalen.

Maar juist, en dit moet onze groote zorg zijn, juist dit beginsel wordt door onze regeering niet geeerbiedigd en gezien in zijn groote beteekenis vooral voor de zwakken en kleinen.

Want de troonrede heeft het gezegd: wij vragen grenswijziging. Het heeft mij getroffen, dat ook in de rechtsche pers — want een antirevolutionaire pers hebben wij niet meer — aan dit groote beginsel niet wordt gedacht, en dat men mee gaat praten, hoe die grenswijziging het best ware te geschieden, zooals ook in onzen kring lustig over de annexatie werd gepraat, zonder aan het beginsel, dat hier gelden moet, te denken.

Wij moeten bidden en werken, zooveel wij kunnen, dat in Parijs weer gedacht wordt aan de groote beginselen van een waarachtig volkenrecht, zooals dat onder den invloed der reformatie in 1648 nog mocht geschieden. Ook na 1918 is daaraan gedacht. Laat ons maar eens denken aan het werk van Prof. Fabius over het Volkenrecht. Vergeten wij dat?

En thans vernemen wij geen stem in deze richting?

Het bewijst dat ook wij onder den invloed van de revolutionaire beginselen voor het Volkenrecht geraakten.

Ook te dien aanzien moeten wij weer echte antirevolutionairen willen zijn.

Wij moeten weer belijden, dat het de almachtige, Drieëenige God is, die het recht handhaaft, dat Hij schonk, en die het onrecht, het revolutionaire volkenrecht, daarmee straft, dat er geen vrede zal zijn, zoolang wij niet weer 2ajn absolute souvereiniteit erkennen en daarnaar handelen.

Met vriendelijke groeten en heilbede uw toege- [negen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 augustus 1946

De Reformatie | 8 Pagina's