Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Immers bemint Hij de volken. Deut. 33 : 3.

DE „VOLKEREN", VAN JAHWE BEMIND.

Als Mozes, alvorens heen te gaan, • zijn kudde verzamelt, en haar zijn zegen geeft, dan passeeren ze één voor één zijii geestesoog: „de stammen, naar Gods naam genoemd". En dan spreekt hij met gezag over die stammen het Woord des Heeren. Gelijk in vader Jacob, toen hij zijn zonen zegende, niet maar een famiHe-vader het woord nam, ja, niet sleelhts een aartsvader, doch een „klerk" van den Heiligen Geest, d.i. een man, die toen voor alle volgende eeuwen openbari.ngsinstrument was, en van 'Wien de H. Geest een deel van den bijbel heeft doen uitgaan, zoo is het ook in den middelaar van 't oud verbond, in Mozes. Beide mannen zijn instrumenten van den Heiligen Geest; beide zijn heiüge menschen Gods, van den H. Geest gedreven zijnde, dragers van de inspiratie, die deij; bijbel ingaf.

Als de Geest tot Jacob invaart, dan zijn er nog maar twaalf zonen. Gaat Hij daarentegen bij Mozes over tot de üispiratie, dan zijn de twaalf zonen tv, faalf stammen geworden. En dezen zegent Mozes. Immers bemint Mozes' Zender de volken. Welke volken? Niet de volkeren van rechts en links, gelijk sommigen — ter ondersteuning eener gemeene-gratie-leer — gemeend hebben uit deze Schriftplaats te mogen afleiden, doch de stammen Israels. Dat zijn twaalf „volken";

384 zooals ze wel vaker in den bijbel worden genoemd. I Wel kan een ziel uit „haar volken" worden uitge- j roeid, maar die „volken" iheeft de Heere toch Uef. ' Hij bemint die stammen. |

En zóó wordt de liefde van Jahwe over Israels ! volks-gemeenschap hier beleden. Sommigen meenen, I dat goede lezing van den tekst de vertaling: „Hij ' bemint zijn volk" zou opleveren (Bertholet), of 1 een andere (Steuemagel), die vrijwel op hetzelfde , neerkomt. Hoe de oplossing dezer teksteritische vraag voorts zou mogen zijn, één ding is duidelijk: het in twaalf stammen georganiseerde volk deelt in de üefde van zijn Bondsgod.

Hierin nu is wat wonderlijks. Want toen vader Jacob zijn twaalf zonen zegende, zag hij in en onder hen veel verkeerds. Hen „berispende", wees (hij veel zonden van hen aan. Denk slechts aan wat hij van Simeon en Levi te zeggen had. En daaraan niet alleen.

Maar al zag Jacob in zijn gezin veel zondigs, hij heeft het toch gezien als kerk. Hij is zich dan ook ervan bewust, dat hij zijn zonen komt zegenen; wat Jacob (in Gen. 49) met zijn zonen te doen heeft, is veel meer dan een „revue" der twaalf, waarin lof en blaam elkaar afwisseleni); neen — het is voorspelling èn zegening 2). Want in de twaalf zonen zijn de twaalf stammen begrepen; en in deze de k er k: God de Heere „ziet" in die twaalf zonen de twaalf stammen. En daarom heeft Hij de zonen hef, want in hen zijn de stammen begrepen. Zooals al de Levieten in Levi's lendenen begrepen zijn, wanneer in een beteekenisvolle ure Levi Melchizedek begroet, en voor lueni treedt in een bepaalde rechts-relatie, zoo is het ook met al de stammen: ze zijn in de lendenen der twaalf zonen van Jacob begrepen; en zóó ook tredeji de stammen met de stamvaders in dezelfde rechtsrelatie.

dezelfde rechtsrelatie. Maar nu, — wat is meer: het bloed of de belofte? En wie zijn meer: de kinderen des vleesches, d.w.z. die uit het vleesch geboren zijn, dan wel de zonen der belofte, d.w.z. die uit de belofte geboren zijn?

Het antwoord moet de belofte zelf geven, want zij verklaart het 'bloed en de bloedgeschiedenis. Niet omgekeerd.

Wehiu, de belofte aan Abraham luidde, dat hij vader van vele volken zou worden. Ook van heidenen, d.w.z. van zulken, die zijn bloed niet zouden hebben in de aderen, maar toch gerekend zouden worden met zijn kinderen. Zij zouden worden ingeënt op den ouden stam als vreemde loten. Hun afkomst zou uit de heidenen zijn; hun bloed derhalve niet dat van vader Abraham, noch dat van Izaak dan wel Jacob.

En dus zijn kradhtens deze belofte Jacobs kinderen eigenlijk gesproken uit de belofte geboren kinderen. De uit het vleesch en bloed, langs den bloedweg der natuur, uit Abraham geborenen zijn niet ALS ZOODANIG kinderen des verbonds, of leden van de kerk; want de lijn van Vorst Messias loopt over Izaak, niet over Ismaël; en over Jakob, niet over Ezau. Maar Izaak is dan ook door het WONDER verwekt en geboren. En door het WOORD is Jakob, schoon naar de bloed-wet de minste, wijl de jongste, en de niet-gerechtigde, toch GESTELD tot erfgenaam van den zegen, die anders toekomt aan den oudste; den eerstgeboortezegen. Dat is te zeggen: als nu Jacobs twaalf zonen geordineerd zijn tot een kerk-gezin, een patriardhaat, en als hun nakomelingen zijn geordend tot een in twaalf stammen afgeteekend kerkvolk, dan heeft God de HEERE primair in hen niet het vleesch en bloed gekroond met de door Mozes hier bezongen liefde, maar dan heeft Hij in hen primair zijn eigen BELOFTE lief; want ze zijn een wondervolk; een volk, welks vader Izaak door het wonder is verwekt, en welks vader Jacob door het souvereine woord' van reohtsposities schéppende verkiezing is gesteld tot erfgenaam. In Izaaks geboorte en in Jacobs kroning met den grooten zegen bewees Jahwe die God te zijn, die de d o o d e n roept om te leven, en wat niet is, roept als zijnde, Rom. 4 : 17.

Maar dan is het eigenlijk ook niets „vreemds", als God de Heere straks kinderen Abraham gaat verwekken, die door de BELOFTE zijn geboren, door het WOORD zijn toegebracht, zonder dat zij ook maar een droppel van het bloed van Abraham in de aderen hebben. Het zijn kinderen, niet van Abrahams of Jakobs bloed, maar wél van de 'aan deze vaderen geschonken BELOFTE. In die belofte n.l. zijn ze Abraham toege z è g d als zonen, en ook oor-spronkelijk toegezegd, dadelijk, in eerste linie en in eersten graad. „Vader van vele volken" (etihnê), zou Abraham immers worden? En aangezien dus de stam van Jakob met zijn twaalf takken een BELOFTE-stam. is, en Jakobs vleesches^boom primair BELOFTE-boom is, daarom doet Jahwe ook volstrekt niets vreemds, als Hij' straks, als de tijd maar eenmaal is gekomen, op dien Jakobs-stam in-ent loten, die „vreemd" zijn, wat het bloed, en de afkomst, betreft, maar die toch worden in-ge-ent op den ouden-stam, omdat eenzelfde WOORD hen riep, eenzelfde belofte hen trok, en éénzelfde Evangelie hen den NAAM van Israels kinderen dragen deed. Dat zijn de belofte-ldnderen, de door het Woord getrokkenen, die uit de heidenen eenmaal zouden komen naar den berg Israels. Ze zouden niet het vleesch, maar «wel de naam van deze stammen dragen. Vreemde loten wat het bloed betreft; geënte loten wat de rechten des verbonds aangaat.

En zóó is het te verstaan, dat straks in het laatste bijbelboek de 144.000 verzegelden van de laatste dagen niet het bloed van Jakobs twaalf stammen hebben, maar wel hun namen, d.w.z. hun rechtstitels, dragen. Uit de twaalf stammen elk 12.000 verzegelden. Ja, dat is nieuwtestamentisch: de twaalf patriarchen van het oude vinden hlun parallel in de twaalf apostelen van het Nieuwe Testament. Maar de twaalf apostelen zijn „vaders" in Israël uitsluitend door het Woord, niet door hun vd e e s c h. Daarom worden de g e e s t e 1 ij k e kinderen, die de twaalf apostelen in de laatste dagen door het Woord zullen gewinnen, niet genoemd 12.000 uit Petrus, 12.000 uit Johannes, 12.000 uit Jacobus verzegelden, doch: 12.000 uit Ruben, 12.000 uit Simeon, 12.000 uit Levi verzegelden. Het Woord der belofte heeft hen gebaard, maar de hand des Heeren heeft ze op den twaalf-stammen-boom geënt. Want het bloed en de bloedbaan is door Ihet Woord bepaald geweest (en niet het omgekeerde), tot op den tijd, dien de Vader te voren besteld had.

Zóó ziet dus de Heere, Israels God:

als Jakob 's Heeren zegen doorgeeft, dan „ziet" God in de 12 zonen al de 12 stammen:

en als Mozes 's Heeren zegen doorgeeft dan „ziet" Hij in de 12 bloedverbonden stammen al de 12 g e e s t e 1 ij k e stammen, die den naam der twaalf bloedgemeenschappen dragen, maar niet meer hun vleesch en bloed bezitten.

En dat is nu het geheim van Gods „amor antecedens" en „amor consequens", d.w.z. van zijn voorafgaande en zijn daamavolgende liefde. Remonstranten hebben geleerd, dat dat t w e e-erlei liefde ! is. De é é n e is volgens hen „ruim", want eerst heeft God aUe menschen hef, of b.v. alle stammen, maar de andere is „eng"; waiit later, als God ziet, dat lang niet allen van Zijn liefde zijn gediend, tueeft Hij slechts weinigen Hef, de lievelingen-vande-laatste-keur; de uitverkorenen tot zaligheid op grond van hun vooruitgezien geloof. Zoo is dan God veranderüjk; er is een „vóór" en „na" in'Hem, en wat in Hem , , na"-komt, dat is iets anders dan wat in Hem „vóór"-gaat.

Maar anders leert het de Schrift.

Ze leert het anders, als ze ons de geheimen van Gods RAAD ontsluiert.

Maar, omdat we in dien raad zelf niet kunnen zien, daarom leert ze het ons ook anders als ze I ons de BELOFTE laat verstaan.

Toen aan Abraham VELE VOLKEN . (ethnê) zijn beloofd, was daarin reeds gezegd: als 't er op aan komt. Abraham, dan zijn uw kinderen eigenhjk niet uit het bloed verwekt, maar door de BE- I LOFTE verwekt. Met andere woorden: de b 1 o e d- baan kan wel dienst doen in het tot aanzijn roepen van uw kinderen, doch daarin niet beheerschend: behéérschend is het Woord, de W o o r d - b a a n. Ik de HEERE „zie" als uw kinderen in de verte de kerk-menschen van de nieuwtestamentische bedeeling, die eigenlijk de bedeeling van het oorspronkehjke, definitieve, niet meer voorloopige is; de kerk-menschen uit ALLERLEI bloed, en ALLERLEI volk, en ALLERLEI taal, maar door eenzelfde BELOFTE-WOORD tot Mij getrokkenen, de geroepenen door het WOORD. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en alle die daar verre zijn zoovelen als er de Heere God toe ROEPEN zal — door 't WOORD.

En daarom is bij God de amor consequens heel en al aanwezig in den amor antecedens. Dat is: Gods volgende liefde is heel-en-al verdisconteerd in zijn voor-af-gaande. Want al zijn liefde is in eeuwigheid bij Hem, gelijk al zijn werken Hem van eeuwigheid bekend zijn. Niets is in Hem veranderüjk. En aangezien Hij zijn eigen gedachten kent van eeuwigheid, en daarin onveranderlijk is, daarom staat het met u en mij alzóó.

Als Jakob zegt: Hij heeft mijn twaalf zonen lief, dan heeft Jahwe eigenhjk de 144000 geestelijke kinderen lief; en dus die 12 stammen, en dus die 112 zonen.

En als Mozes zegt: Hij heeft de twaalf stammen hef, dan heeft Jateve eigenhjk de 144000 geestelijke kinderen hef, en dus de 12 stammen, en dus de 12 zonen.

En daarom: in de zonen ziet Hij stammen; en in de stammen zendingsgemeenten; en in de zendingsgemeenten de geconsummeerde kerk.

Zou ik dan op zij gaan voor een Jood? Of hij voor mij? Of vóór mij?

Ik hoor er rechtens bij; niet als een vondeling, of als een bij gratie toegelaten onder-duiker-zondervast-adres. Maar ik hoor er rechtens onder. Ook op u en mij zag Mozes, toen hij sprak: Immers heeft Hij de volken lief, de 12 stammen, zijn volk. De stammen naar Gods naam genoemd gaan derwaarts op Werwaarts? Wel, in Davids dagen naar den berg Sion, waar nu, anno 1946, een machinegeweer staat tegen de aanhangers van den geheimen zender: Qol-Jisjraëel, de Stem-van-Israël, en, nog steeds anno 1946, naar een kerkje in de adhterbuurt, en eenmaal naar de concentratiekampen, waar weer de machinegeweren opgesteld zijn, ditmaal tegen de geloovigen van de GeesteUjke- Stem-van-Israël, uit den aether óillang verdreven, maar in het geloovig hart bewaard en steeds weer aan-gehoord en tenslotte, ja, naar boven, naar den hémelschen Berg Sion, een glazen zee met vuur gemengd, alwaar de 144000 verzegelden staan, en i nog veel meer, Gods Qansche Israël.

Immers bemint Hij de volken. Zijn volken.

Hij ROEPT daarom zoo permanent door 't Woord

van zijn belofte.


1) Holzinger.

2) Gunkel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 september 1946

De Reformatie | 12 Pagina's