Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE FRIESCHE BIJBELVERTALING.

2

Men zal moeilijk kunnen zeggen, dat deze vertaling van de Heilige Schrift in het Priesch er te vroeg gekomen is. Integendeel is zij eer-st vóór enkele jaren tot stand gekomen, dus wel zeer laat. Nog niet te laat. We zullen dat althans hopen. Hoelang wereld en menschheid en volken, en ook het Friesche volk, nog door God gedragen zullen worden voordat Hij met het eindgericht komt, is ons niet geopenbaard. Het kunnen slechts tientallen van jaren zjjn, maar het kunnen ook eeuwen wezen. En wat in dien tijd met de menschenwereld in haar geheel, en met de onderscheiden volken, en ook met de Friesche natie, gesöhieden zal, is ons onbekend. Daarom neen, van te laat mogen we nu nog niet spreken. Maar toch wel zeer laat is een Friesche overzetting van den Bijbel in het licht gekomen. Onze Friesche voorgeslachten hebben in dezen hunne roeping wel zeer verzaakt.

Toen in de zevende en latere eeuv/en hier het Evangelie begon gepredikt te worden — en Friesland strekte zich toen zuidwaarts en oostwaarts veel verder uit dan nu — moet dat wel, behalve in het Latijn, geschied zijn in het Friesch. Dit is niet alleen conclusie onzerzijds. Er zijn ook berichten, die dat mededeelen. Deze toestand zal geduurd hebben al de middeleeuwen door, tot ongeveer den Hervormingstijd, zij het ook, dat, in verband met de staatkundige gebeurtenissen en verhoudingen, allengs het HoUandsch meer in gebruik gekomen is bij de prediking en het Godsdienstonderwijs. J. Buitenrust Hettema schrijft: , , De geestelijken van de oude moederkerk waren echte Friezen en sermoenden hun leken in hun eigen taal. Er moet van den Bijbel veel, zoo niet alles in de landstaal bestaan hebben". Dit moge echter waar zijn, sohrifteUjk bewijs ontbreekt. Uit al die eeuwen hebben we geen vertaling van den Bijbel, of van eenig Bijbelboek of Bijbelgedeelte, in het Priesoh over, dan die van de tien geboden.

De Hervorming deed groote behoefte aan den Bijbel gevoelen. Maar in hoevele talen deze ook werd overgezet, in het Friesch geschiedde het niet. Men achtte büjkbaar aan den Hollandschen Bijbel genoeg te hebben. Ook werd in Friesland alleen in 't HoUandsch gepreekt voor de gemeenten, en het religieuze onderricht en gesprek in het HoUandsch gegeven en gevoerd, nu af geaen van het samenspreken der Friezen onderling, en van wat te dezer zake op de Academie en de Latijnsche Scholen en dergelijke inrichtingen voorviel. Gijsbert Japicx berijmde de psalmen in het Friesch, en ook D. J. Altlhuyzen. Maar geen Bijbelboek wer4 in het Priesch overgezet, laat staan dan (ie geheele Bijbel. In het begin der 18e eeuw, in 1714, jwam uit Engeland een verzoek tot den Rector van 'ïe Latijnsche school te Dokkum om het Onze Vaaer in het Hindeloopersche over te brengen, aan welke uitnoodiging hij gevolg gaf. En in 1740 kreeg Ds C. H. Braunius een soortgelijk verzoek, eveneens uit Engeland, n.l. om Matth. 6 te willen vertalen in het dialect van Molkwerum. Maar welke doeleinden de vragera ook gehad mogen hebben met deze hunne uitnoodigingen, het was geene zaak van en voor het Friesche volk. Drie eeuwen gingen heen, de 16e, en de 17e, en de 18e, van 1500 tot 1800, zonder dat eene poging gedaan werd, voorzoover althans nu bekend is, om den Bijbel, of een grooter of kleiner gedeelte daarvan, in het Friesch te vertalen voor het Friesche volk.

Met de 19e eeuw echter kwam daarin een weinig verandering. Omstreeks 1825, wat vroeger óf wat later, het preciese jaartal is niet bekend, vertaalde Ds P. Boeles, die van 1817 tot 1825 predikant te Pmgjum geweest is, het Evangelie naar Lucas, doch slechts de eerste helft, de hoofdstukken 1-12. Waarom niet verder? Dat schijnt niet bekend te zijn. Met welk doel? Ook die vraag moet open bUjven.

Een tweede vertaler was Ds W. van Borssum Waalkes, die van 1844 tot 1866 te Goënga stond, en het Evangelie naar Marcus in het Priesch overzette, omdat hij merkte, dat zijn catechisanten niet best met het HoUandsch overweg konden. Daarom vertaalde hij dit Evangelieverhaal in het Friesch, las er dien catechisanten gedeelten uit voor, en besprak deze met hen- in het Friecdh.

Ten derde komt Dr J. Halbertsma, die op verzoek van Prins L. L. Bonaparte te Londen in 1857-1861 het EvangeUe naar Mattheüs . in het Friesch overbi-acht. Deze Prins wenschte zooveel mogeüjk onderscheiden vertalingen van dit EvangeUeverhaal te bezitten en in het Ucht te doen verschijnen. Tegen de honderd van zulke vertalingen moet hij op • eigen kosten hebben doen vervaardigen.

P. Boeles en J. Halbertsma hielden zich niet aan de Statenvertaling, maar volgden den grondtekst.

In 1879 deed G. Colmjon te Leeuwarden verschijnen een Friesche vertaling van het Evangelie naar Lucas. Hij, met zijn uitgevers, waren van plan, langzamerhand het geheele Nieuwe Testament in het Friesch te publiceeren. Maar er was zoo weinig belangstelUng voor, dat zij van dit plan moesten afzien.

Een 20-tal jaren later, in 1897, vertaalde S. K. Feitsma voor EvangeUsatiedoeleinden het EvangeUe naar Marcus.

Dat is alles, wat de 19e eeuw in dezen opgeleverd heeft. Het was niet veel. En de interesse er voor bij het Friesche volk was uiterst gering. Toch kwam er roering. Betere tijden waren op komst. Men kreeg meer oog voor het eigene, de waarde en schoonheid, en de beteekenis van het Friesch op onderscheiden gebied. Dit werkte ook door op Godsdienstig terrein en ten aanzien der Heilige Schrift. Ook het Friesch is schepsel Gods, Hem tot eere, dat dus ook tot Zijne eere gebruikt moet worden. En als product of uiting van de Friesche volksziel, spreekt zij ook die ziel het innigst toe. Zoo leerde men de vertaling van Gods Woord in het Priesoh zien als Goddelijke roeping, ea als plicht jegens het Friesche volk. Daar komt samenwerking, G. Postma en P. de Clercq gaan vereenigd aan het werk en willen de vijf eerste boeken van het Nieuwe Testament in het Friesch overzetten en uitgeven. Zij stellen zich daartoe in verbinding met het Hoofdbestuur van het ChristeUjk Friesch Gezelschap. Gedeelten verschijnen in het Tijdschrift „Yn üs eigen Tael". Maar de vertalers, ontstemd over oritiek, en over mededeeling daarvan ook in genoemd Tijdschrift, hebben hun werk afgebroken, en zijn bij Joh. 12 blijven steken. Ook hebben zij de Tien geboden en een 58 Psalmen vertaald.

Eindeüjk wordt er met de vertaling van den Bijbel in het Priesch meer ernst gemaakt, en tracht men die door te zetten. Het Hoofdbestuur van het ChristeUjk Friesch Gezelschap draagt aan Dr G. A. Wumkes en A. de Vries op den gewenschten arbeid te doen. E. B. Polkertsma had reeds het boek Jona vertaald en de drie brieven van Johannes. Drs F, Minnema de Openbaring van Johannes en de Handelingen der Apostelen. Daarna is het werk wel niet vlot doorgegaan, maar toch steeds voortgezet, hoezeer er ook afwisseling of verandering van werkzame personen kwam, vooral bij revisoren. Dr G. A. Wumkes evenwel is aldoor de man in dezen geweest en gebleven. Hij is de vertaler van de nu verschenen Bijbel in het Priesch, zoowel wat betreft het Oude Testament, als wat aangaat het Nieuwe.

Hij heeft eene eerste vertaling gemaakt van het Nieuwe Testament, maar deze later weer vervangen door een andere. De eerste was te vrij.

Aan . de eerste overzetting van het Nieuwe Testament heeft Dr G. A. Wumkes — met revisoren — gewerkt van 1915 tot 1926, dus een tiental jaren. Aan ? ; ijn tweede overbrenging van 1926 tot 1933, d.i. een 7-tal jaren. Over beide te zamen alzoo 17 jaren. Aan die van het Oude Testament van tóSS tot 1943, derhalve ook 10 jaar. Aan de vertaling van den geheeien Bijbel samen van 1§15 tot 1-^3, d.i. 28 jaar.

In 1943 heeft het Nederlandsch Bijbelgenootschap den geheelen Bijbel in het Friesch itó^^geven. Het Nieuwe Testament afzondermk reeds in 1933.

Zoo is dus eiadeüjk Gods Woord ook in bet Friesch verschenen. En zoozeer bleek zij nu begeerd, dat bijna de geheele oplaag van vijf duizend exemplaren reeds cenige vféken vóór de verschijning vsras uitverkocht.

De heer S. E Wendelaar Bonga, uit wiens hoofdstuk „Biïieloersettingen yn it Frysk" in het boekje „By de Fryske Bibel" ik hier allerlei gegevens overgenomen heb, schrijft blz. 47/48 ter zake van de uitgaaf vi^at ik nu in het Hollandsch vertaal: „Het Christelijk Gezelschap nam het initiatief: het Bijbelgenootschap stond voor de kosten; Dr G. A, Wumkes, reeds een man op jaren, maar met een arbeidslust en werkkracht als een jonge man, won den tijd uit voor de vertaling, een reuzenarbeid voor één man alleen. Ongetwijfeld is de Bijbel in de Friesohe taal Dr Wumkes' levensarbeid. De kroon op den ouden dag. E. B. Folkertsma, Frieschkundige bovenmate, zorgde voor het Priesch-zuivere en gaf aan Friesland een taalmonument van onvergankelijke waarde. De drukker Jongbloed schonk zijne liefde en medewerking aan dit groote werk; hem zal het iets groots zijn de vervulling van zijn wensch te zien, n.l. dat van zijn persen de Bijbel tot zijn volk gekomen is. En alle drie, de een niet minder dan de ander, hebben vandaag hun wenschen en begeerten verkregen. Want de Bijbel is gereed, is ons volk aangeboden en eenige duizenden exemplaren zijn reeds in onze huishoudingen ingekocht".

Dat was in 1943 en '44. En nu lezen we in het pas verschenen 88ste nummer van het Maandbericht voor het Nederlandsch B ij belgenootschap, Oct. 1943, o.m.:

„De tweede druk van de Friesche vertaling van den bijbel in een uitgaaf met galjardletters is gereed gekomen Er kwamen, met name van den boekhandel, reeds zooveel bestellingen voor in, dat het op het oogenblik beschikbare aantal exemplaren bijna uitverkocht is Tevens is er ter perse een zakuitgaaf van de Friesche vertaling van den bijbel ", blz. 14.

Met deze aanhaling van den heer Bonga zijn we gekomen tot de bespreldng van het karakter van de nu tot stand gebrachte vertaling van den geheelen Bijbel.

Een ieder die wel eens aan vertaalwerk gedaan heeft, weet, dat vertalen, goed vertalen, een moeilijk werk is. Daar komen zooveel vragen bij te pas. Letterlijk vertalen? Naar den zin overzetten? Het milieu en de gedachtensfeer van het oorspronkelijke bijhouden? In zegswijzen, levensgewoonten, plaatsehjke toestanden en omstandigheden van het volk, in welks taal overgebracht zal worden, weergeven?

Maar afgezien van deze en dergelijke vragen, merkt elke ernstige vertaler wel, dat de oorspronkelijke taal en die, waarin vertaald moet worden, elk hare eigenaardigheden hebben, zoodat overzetting woord voor woord maar niet steeds doenlijk is. De woorden hebben dikwerf meer dan ééne beteekenis, al naar den zin, waarin zij voorkomen. En dat loopt in de onderscheiden talen som.s vrij wat uiteen. Spreekmanieren, voorstellingen, verhoudingen, voorwerpen, bij de verschillende volken in de onderscheiden landen en uit tienen honderdtallen van jaren mteenUggende tijden, zijn vaak anders. Denken we maar aan planten en dieren en munten. Bij. vertalen komt ook als van groote beteekenis ter sprake de rijkere of armere kennis der beide talen waaruit en waarin overgezet moet worden, het zuiverder of minder zuiver taalgevoel van den vertaler. Ook nog de gestage verandering die bij levende talen aldoor intreedt.

Vandaar dat eene vertaling nooit volmaakt is, d.w.z. in alles, tot in het kleine toe, het oorspronkelijk, volkomen en zuiver weergeeft. Alle menschenwerk op aarde en in deze tijdelijke, door zonde en vloek gekarakteriseerde bedeeling, is onvolmaalct. Dat geldt ook van alle vertaalwerk, ook van alle overzetting van den Bijbel. Men heeft dat reeds van ouds geweten, en daarom ook, in overeenstemming met eigen opvattingen, naast de LXX, of de Grieksche vertaling van het Oude Testament, andere overzettingen daarvan in de Grieksche taal trachten te geven, die de vertalers dan natuurlijk voor beter hielden. Naast de Itala of oud-Latijnsche vertaling der Heihge Schrift kwam de Vulgaat, en naast deze werden later ook weer andere Latijnsche vertalingen gegeven door Commentatoren en anderen. Luther's Bijbeloverzetting in het Duitsch werd door lateren verbeterd of vervangen, welk proces al maar doorgaat. In het Engelsch kwam Tyndal's vertaling, daarna de King James' vertaling, later weer verbeterde edities hiervan, of andere ter vervanging, in Engeland en in Amerika. De Statenvertaling bij ons diende tot verbetering en vervanging van andere Bijbelvertalingen in het Hollandsch destijds, en werd later door velen h.i. verbeterd of ook vervangen, zij het al niet officieel en kerkelijk. En dit proces gaat nog steeds door. En deze al of niet werkeUjk verbeterende en vervangende vertalingen werden daarna, of worden straks, weer door nog weer andere, metterdaad of vermeend verbeterde vervangen. Het is hier een stroom die aldoor vloeit, zij het dan ook niet snel, wat ook wel goed zal zijn, en dat niet alleen in het Hollandsch, maar ook in andere talen.

Aan deze beweging zal ook de vertaling des Bijbels in het Friesch in den loop der jaren wel niet ontkomen.

Natuurlijk kunnen we ook reeds van te voren zeggen, dat ook z^f als werk van zondige, gebrekkige, mensdhen, niet volmaakt is, en ^rroeger of later ook wel verbetering zal noodig hebben, hetzij om den grondtekst nauwkeuriger uit te drukken, hetzij om het EViesch zuiverder te bewaren. Gelijk er in onze Statenvertaling wel Hebraïsmen, Graecismen, Latinismen, Germanismen, voorkomen, zoo komen in deze Friesche vertaling wel Hollandismien voor. We mogen dat natuurlijk noemen. In den Bijbel worden v/el vermeld of geschreven dingen en toestanden, die in onze streken niet gevonden worden, en ook meermalen voorstellingen gegeven, of manieren van zeggen aangewend die bij ons onbekend zijn, of ongebruikeiijk. En ja, hoe moeten die dan het best weergegeven worden? Zoo dringen dan allicht - ismen uit die andere talen in, of woorden en vormen, welke tevoren in onze taal niet aangetroffen werden. En als vanzelf kunnen we het niet anders verwachten bij deze vertaling der Heilige Schrift in het Friesch.

Maar dit neemt niet weg, dat m.i. deze overzetting des Bijbels in het Friesch over het geheel zeer goed geslaagd mag heeten, en van een veelszins prijzenswaardig karakter is, zooals de Statenvertaling ondanks haar later ontdekte gebreken indertijd eene voortreflijke overzetting in het Hollandsch was.

Om dit te staven, zou ik eigenUjfe gedeelten dezer Friesche vertaling u moeten voorlezen. Maar dan zoudt gij nog maar indrukken bekomen van kleine gedeelten. De tijd zou verbieden, groote deelen van verschillenden aard ten gehoore te geven, die vereischt zouden zijn om een indruk van het geheel te verkrijgen. Doch het voorlezen van zulke deelen wordt nu bovendien uitgesloten door dezelfde omstandigheid als die het wensdhehjk, zoo niet noodzakelijk, maakte, dat ik nu in het Hollandsch tot u sprak over de BYiesche Bijbelvertaling. Velen uwer zouden immers over de juistheid en schoonlieid dezer Friesche vertaling, en haar veelszins uitnemend karsjkter, toch niet kunnen oordeelen. Dan zou men wat ongewone, melodieuze klanken kunnen hooren, zonder echter over de v/aarde der vertalüig als zoodanig een eigen oordeel te kunnen vormen. Daarom moet ik het in dezen nu wel laten bij een enkele als autoritaire uitspraak of verklaring. Gij behoeft haar echter niet louter op mijn gezag aan te nemen. Zelf kunt gij oordeelen. Leest den geheelen Frieschen Bijbel door. En wanneer gij u daartoe nog niet in staat voelt, leert dan het Friesch, om aldvis den Bijbel ook in het Friesch te kunnen lezen en over de waarde zijner vertaling te Ininnen oordeelen. Ongetwijfeld zult gij dan hier en daar ook wel iets aantreffen, dat u vasthoudt, even doet nadenken, omdat gij er in het Hollandsch als onopmerkzaam over heen gelezen hadt, en dat misschien ook een eenigszins andere voorstelling bij u wekt, dan die gij u met het Hollandsch gevormd hadt. Zoo zult gij u dan tevens alvast eenigszins, min of meer, toebereiden en voorbereid hebben, om, wanneer gij later een beroep ontvangt naar ééne onzer kerken in Friesland, of in Friesland komt te verkeeren, u in een Friesch miUeu te kunnen redden en u daar wat meer thuis te gevoelen. S. GREIJDANUS.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 december 1946

De Reformatie | 8 Pagina's