Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater,

Een der giftigste boeken, die ooit over Calvijn en de Reformatie zijn geschreven, verscheen in het jaar 1934 van de hand van den bekenden internationalen schrijver Stephan Zweig. De Fransche vertaling heeft ten titel: Castellion contra Calvin.

Zweig behoorde tot die allerwege populaire schrijvers, die bij voorkeur hun werken wadden aan bekende historische figuren.

Zoo Emil Ludwig met zijn „Napoleon" of „Goethe", Maurois, de beste naar ik meen, met zijn „Eduard VII" of „Disraeli", Zweig zelf met zijn „Cesar Borgia". Steeds schitterende stijl, boeiende teekening, zeer onderhoudende lectuur, maar licht en luchtig en niet steeds betrouwbaar. Meer historische roman, dan echte geschiedbeschrijving.

Zweig nu was zeer diep getroffen door het optreden van zeker een der meest miserabele figuren in de geschiedenis der menschheid, zijn tijdgenoot Hitler. Hij kende een namelooze angst voor de tyrannic van den nationaal-socialist. Daarin gelijk aan de Nederlandsche schrijvers Du Perron en Menno Ten Braak, die grooten invloed oefenden door hun trotsch geschrijf op de Nederlandsche jeugd.

De diepe teleurstelling over den val eener door hen hooggeloofde cultuur, en een verterende angst voor Hitler dreef zoowel Zweig als de andere twee in den dood. Zij kenden geen andere uitkomst dan den zelfmoord.

Zweig nu, willende Hitler verklaren, zocht naar een voorlooper in de historie. Hij had zich veel moeite kunnen besparen, want hij teekende immers reeds het monster der Borgia's der Renaissance als type van de ergste misdadigheid.

Maar dit was Zweig niet voldoende. Hij zocht een ergeren misdadiger. En vond dien in — Calvijn, den man der Reformatie.

Het meest ergerlijke van het geval was nog wel, dat hij zijn inlichtingen verkreeg van den Geneefschen pasteur Jean Schorer.

Hoe werkte nu Zweig?

Wel, de sinistere, zwarte figuur van Calvijn diende hem tot den donkeren achtergrond, waarop de lichtende gestalte van den humanist Castellion, voorvader dan van Zweig, te beter en schooner uitkwam.

Castellion woonde een tijdlang in Geneve en trachtte in de kerk der Reformatie in te dringen. Calvijn stelde zich kloek tegenover dezen libertyn, die toen naar Bazel vertrok en, na Servets dood, Calvijn heftig aanviel, om daarna de tolerantie te prediken. O, die humanisten waren zoo lief en zoo zacht. Net als thans nog — behalve wanneer zij met een echten zoon van Calvijn te doen krijgen.

De verhouding van Castellion ten opzichte van Calvijn kan het best worden vergeleken met die van Erasmus tegenover Luther.

Beiden „bezwaarden" van dien tijd, wien het echter verging als de ouders van dien blindgeborene; zij bleven graag aan den veiligen kant van de poort der synagoge. Zij wilden geen „scheurmakers" heeten en „bleven in de kerk". Daarbuiten viel ook niets dan onaangenaamheden te verwachten. Toen nog heeï. wat erger dan nu.

Castellion, de nobele humanist, de verdraagzame, , verlichte mensch.

Maar Calvijn, de despoot, belust op niet dan macht, , vervuld met een demonischen ijver, tot verdelging van wie hem tegenstond. Verzwakt door een ascetisme, dat Hitler immers ook kende, naar men zei.

Het portret kreeg al meer gelijkenis met den Duitschen tyran van deze eeuw. En de persoon van Calvijn werd op de meest ergerlijke manier naar beneden gehaald.

Servet was een gevaarlijke ketter, die reeds door de roomsche curie geschikt werd geacht voor den brandstapel, maar die deze voor hem minder aangename waardeering wist te ontkomen door in Geneve veiligheid te zoeken. Daar zette hij zijn gevaarlijke propaganda voort, zijn brutale loochening van God-Drieëenig.

Calvijn gevoelde zich daaromtrent zeer ongerust. Wij hebben alle reden dat ook te zijn. Want een samenleving kan niets ergers treffen en er is geen grooter gevaar voor de vrijheid in den staat en in de maatschappij dan dat een mensch de Drieëenheid durft te weerspreken.

Maar het kenmerkende van die dagen was, dat deoverheden meenden de roeping te hebben zulke ketterij tegen te staan met haar zwaard. En dat ook Calvijn van oordeel was, dat het tweesnijdend woorcj. der Schrift deze hulp der overheid behoefde. Dit was naar onze overtuiging een vergissing.

Een vergissing, die echter voor dien dag zeer begrijpelijk was.

Zweig doet geen enkele poging om te letten op den. tijd waarin Calvijn leefde en op de omstandigheden, waarin de stad Geneve verkeerde.

Wie weet thans niet, hoe deze stad, die zich van de Savoische en Roomsche bloedige tyrannic had vrijgevochten, eiken dag gevaar liep overrompeld te worden door den van buiten loerenden vijand.

Alle innerlijke twist kon voor de kracht naar buiten uiterst gevaarlijk worden. De strijd voor de vrijheid van den staat was toen zeer nauw verbonden met dien om de vrijheid der kerk.

Daar is thans, naar ik meen geen ernstig historicus, die niet toegeeft, dat geen man, in geen tijd, ooit meer voor de vrijheid der volkeren, voor den kamp tegen booze tyrannic heeft gedaan dan Calvijn.

De Calvinistische reformatie is de bron en de waarborg onzer constitutioneele vrijheden. Laat men die stelling van onzen Groen eens weerleggen. Er is menige poging daartoe verricht, doch geene is geslaagd.

Als Zweig nog leefde, zou men hem de vraag kunnen stellen, of het hem kon ontgaan, hoe in het verzet tegen Hitlers tyrannic de zonen van Calvijn allerwege op den voorgrond stonden, terwijl het nageslacht van Castellio óf zich neutraal hield óf zich gewillig boog onder het nazi-juk.

Maar dat alles verstond Zweig, vervuld met haat tegen den Christus der Schriften en Zijn getrouwe dienstknechten, niet.

Calvijn was de voorlooper van Hitler.

Hij wilde den dood van Servet. Hij, die heerschte in Geneve met een geweldige tyrannic, die niets ontzag, dreef Servet naar den brandstapel. En hij miste den moed die terechtstelling bij te wonen, maar, ware hij er geweest, gewis zou hij door Zweig zijn getee-

kend als een soort tijger, die zich verlustigt in het kermen van zijn slachtoffer.

Zweig zegt, dat Calvijn Rome wilde overtroeven in ijver voor wat hij zag als de ware leer, want hij weigerde Servet over te geven aan de papisten. Trouwens, zoo vervolgt Zweig dan, het blijft een eere voor de katholieke kerk, dat zij duizend jaren aarzelde vóór zij den eersten mensch om zijn afwijkende gevoelens den dood toewilde.

Dat durft een historicus te schrijven, die, om slechts één ding te noemen, moest weten, hoe de Paus in Rome een Te Deum deed zingen ter eere van de bedrijvers der gruwelen in den Bartholomeusnacht.

Ook van Roomsche zijde is er veel gelasterd over Calvijn, maar het werd in den laatsten tijd vrijwat beter, wat men treffend kan zien aan de nobele wijze, waarop de thans tot kardinaal verheven Dr de Jong in zijn zeer belangrijke kerkhistorie schrijft over Calvijn en de andere Reformatoren. En daarom geloof ik niet, dat er één in de Roomsche kerk zal gevonden worden, die zich verheugt in helpers als Zweig en anderen. Men weet daar zeer goed, dat, als men daar de Reformatie aanvalt, men Rome niet sparen zal.

Nu vertelde ik van het boek van Zweig hoofdzakelijk om iets te zeggen over de vlotte wijze, waarop van gereformeerde zijde ten onzent steeds bij eiken aanval van den kant van het ongeloof, waar men dan werkte met het geval Calvijn-Servet, gereed stond een „mea culpa", wij hebben gezondigd, te stamelen.

Ik heb dat eigenlijk nooit goed kunnen verdragen.

Gij Calvinisten, zoo zeide men dan, zoudt voor de vrijheid hebben gestreden? Laten we dan Servets brandstapel eens U mogen voorhouden .En dan zei Dr Kuyper zelfs: zeker, hier past ons het boetekleed.

Al mogen wij ook ter vergoelijking wijzen op den tijd waarin Calvijn leefde.

In het artikel in de „Christelijke Encyclopaedic" van de hand van Ds Landwehr lees ik, dat Calvijn de middeleeuwsche dwaling nog niet te boven was.

Nu moeten wij natuurlijk open oogen hebben voor de fouten ook van Calvijn. Hij was, als wij allen, een zondig mensch en hij had zijn gebreken. Menigmaal dient zulke bekentenis er toe, om hem, die er op wijst, gelegenheid te geven een hooge borst op te zetten. Wij staan daar thans ver boven, ziet U? Nu — laten "wij dan onzen tijd eens aanzien.

Ook zelfs in de kringen der eens kerken. gereformeerde

Er zijn ook andere middelen ter vervolging dan brandstapels, al moet worden toegegeven, dat die het meest radicaal zijn.

Voor het aangezicht van onzen God moeten wij onze zonden, ook die van eiken dag der door Hem gegeven Reformatie willen belijden.

Maar wij behoeven niet voor onze tegenstanders op de knieën te vallen, inzonderheid niet, als zij zooveel boter op hun hoofd hebben, zoo deze beeldspraak het onder onze distributie nog kan uithouden.

Als jong journalist aanwezig op een groote vergadering van allerlei soort lieden werd ik door iemand op een zekere meewarige wijze geïnformeerd omtrent een onzer mannen, waaromtrent booze geruchten — lasteringen naar later bleek, liepen inzake zijn moreel gedrag.

Ik zei: mijnheer, zou het niet verstandig zijn in een huis zoo vol gehangenen van de strop te zwijgen? Hij dacht even na en zei toen: U hebt gelijk.

Het is het toppunt van brutaliteit, als de man van revolutionaire beginselen, wanneer de Reformatie ter sprake komt, aan welke de wereld ook van thans nog de vrijheden, die zij bezit, danken moet, van Calvijn inzake Servet gaat reutelen; de man, die juist door zijn gehoorzaamheid aan het Woord Gods, door zijn prediking van de souvereiniteit Gods de krachtigste strijder mocht zijn, die de geschiedenis kent tegen alle mogelijke tyrannic.

Wil men ernstig .spreken over Calvijn en Servet — wij zijn allen dag daartoe bereid. Wij kunnen op grond der feiten zeggen, dat Calvijn Servet niet heeft veroordeeld, dat hij zelfs clementie voor hem pleitte en het schavot voor hem vroeg in plaats van den brandstapel.

Het waren de politieke tegenstanders van Calvijn, die toen het roer in Geneve in handen hadden, en Calvijn gaarne weerstreefden, die Servet veroordeelden en doodden.

Calvijn bekleedde geen enkele politieke positie in Geneve. Hij had zelfs niet het stemrecht voor den Raad.

In Bazel was hij wel stemgerechtigd burger geweest, doordat hij zich aansloot bij het gilde der kleermakers, want daar zaten toen de meeste warhoofden en daar kon hij dus veel goeds doen.

Maar in Geneve vergat hij het heelemaal te zorgen dat hij kiezer werd. Geen was belangeloozer dan hij.

Zweig vertelt, dat Calvijn zich liet beschermen door een politiecorps, dat zijn vertakkingen verre buiten Geneve had. Welk een dwaasheid. Is het nu noodzakelijk voor de zonde van Calvijn aanstonds het hoofd te buigen, als daar een man van revolutiebeginselen komt en roept: en Servet?

Ik meen van neen.

De mensch is van natiu'e een dwingeland en kan slecht tegenspraak verdragen. Maar wanneer daar ooit eenige vrijheid is geweest van het woord, dan dankt de tyrannieke wereld dit aan het bestaan eener kerk, die buigt voor het Woord.

En dat deed Calvijn. En dat was zijn kracht in den strijd tegen alle tyrannic.

Met hartelijke groeten en heilbede.

Uw toegenegen MARNIX.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 juni 1947

De Reformatie | 8 Pagina's