Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Het debacle na 1944. Het jaar der beslissingen.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

29

Het jaar 1944 — meer nog dan 1942 — is het jaar van de groote kerkelijke beslissingen geworden.

Ongetwijfeld reeds in 1942 waren de onheilvolle leerbeslissingen gevallen. Maar men kón toen nog strij-' den vqpr herstel. De kerkelijke weg daarvoor lag nog volledig open.

In 1943 werd de situatie ernstiger. In dat jaar immers werden alle bezwaarschriften door de synode van de baan geveegd en de kern van wat als leer was vastgesteld duidelijker getoond en steviger op de consciëntie gebonden dan ooit. Het laatste gewichtige besluit dat zij nam was hét afwijzen van e§n verzoek van prof. Schilder om, terwijl hij zich bereid verklaarde over de leeruitspraken van 1942 niets te zullen zeggen of schrijven, de geheele zaak nog eens in studie te nemen en hangende dat onderzoek de binding aan wat was vastgesteld op te schorten. Evenals alle bezwaarschriften en verzoeken wees de synode ook dezen voorslag zonder meer van de hand. En na dat gedaan te hebben werd de synode plechtig gesloten.

Eindelijk in 1944, vielen de onzalige, synodale beslissingen welke'een scheur in Christus' kerk onvermijdelijk maakten en haar dan ook door de kerk dreven.

TerwiUe van het verstaan van wat daarna volgde noemen en typeeren we deze beslissingen even zoo kort en duidelijk mogelijk.

1e. Op Vrijdag 2 Juni 1944 nam de Synode het besluit „aan de classis Gorinchem te berichten, dat cand. H. J. Schilder niet kan worden toegelaten tot den dienst des Woords en der Sacramenten", overwegende, „dat cand. Schilder bezwaren houdt tegen de leeruitspraken .van 1942, bepaald tegen de daarin voorkomende aanhaling uit de verklaring van 1905" en, „dat cand. Schilder niet beloofd heeft niets te zullen leer en, dat met de genoemde ] eeruitspraken in strijd is". ^)

Zonder eenigen twijfel is dit het belangrijkste besluit dat door de schismatieke synode van 1943/45 werd genomen.

Wat toch was het geval?

Cand. Schilder was in 1943 door de Geref. Kerk van Noordeloos als haar predikant beroepen. In overeenstemming met de kerkenorde werd hij daarna door de classis Gorinchem geëxamineerd. Het examen was uitstekend. Na afloop daarvan werd hem gevraagd of hij zijn instemming met de leeruitspraken van 1942 wilde betuigen. Cand. Schilder verklaarde, dat zonder meer, niet te kunnen doen. De classis besloot (daarop zich tot de synodale deputaten „voor zwarigheden" te wenden om advies. Geheel uit eigen beweging verklaarden deze deputaten aan hem, dat de Synode haar leeruitspraak over het houden der kinderen voor reeds wedergeborenen, had uitgevaardigd met de bedoeling „vast te leggen dat de sacramenten — indien zij n.l. waarachtig sacramenten zijn — het aanwezig geloof verzegelen".")

Cand. Schilder antwoordde daarop, dat hij de stelling, „dat de sacramenten het aanwezig geloof bezegelen, onder geen beding kan aanvaarden en derhalve ook geenerlei uitspraak die deze concluisie zou insluiten". ^) Hoewel de deputaten volmacht hadden in verband met de door hen met cand. Schilder^ gevoerde besprekingen onmiddellijk aan de classis Gorinchem advies te geven hoe deze diende te handelen, deden zij dat niet. Zij brachten de zaak in verband met het groote belang daarvan éérst op de^ synode. Het was immers veel beter, dat de geheele synode een beslissing in deze aangelegenheid nam, dan dat een aantal deputaten slechts een advies aan de bedoelde classis zond.

Nog levendig herinner ik mij de synodale vergadering, waarin het sjmodale leerbesluit over deze zaak viel. Diep was de verontwaardiging, dat een candidaat durfde te ontkennen, dat het sacrament aanwezig geloof verzegelde! Sacramenten waren toch immers voor de geloovigen en verzegelden dus ook het geloof. Iemand die deze waarheid loochende kon toch geen predikant worden!

In de toen gevoerde discussie geschiedde iets, dat zeer ver strekkende gevolgen zou hebben! In zijn beantwoording van de vragen deelde de rapporteur, prof. Grosheide n.l. mee, .dat de besprekingen met cand. Schilder niet zoo zeer hadden geloopen over het Praeadvies en de Toelichting maar over art. 33 van de belijdenis! Naar het oordeel van de deputaten n.l. was cand. Schilder daarmee in strijd gekomen. Wanneer de synode dat ook nog eens nadrukkelijk uitgesproken wilde zien, zou dat heel goed kunnen!

Onmiddellijk vloog ds Van Dijk op en constateerde met nadruk, dat noch in het voorgelezen rapport van de deputaten, over de met cand. Schilder gevoerde samensprekingen, noch in de conclusies over een afwijking van de belijdenis bij dezen candidaat werd gesproken! En hij wees zichtbaar bewogen op de ontzaglijke beteekenis van een dergelijke uitspraak! Als de synode inderdaad zou uitspreken, dat ambtsdragers en leden op grond van art. 33 der Nederlandsehe Geloofsbelijdenis gelooven moeten dat de doop aanwezig geloof verzegelt, dan moeten en • zullen er zeer ernstige dingen gebeuren, zoo waarschuwde hij!

En toen is het ontzettende en onbegrijpelijke geschied: de synode besloot, resoluut en verbeten, met op twee na algemeene stemmen — die van ds Van Dijk en van ds Bos! — aan het rapport de zinsnee toe te ^voegen, dat cand. Schilder afwijkt van de belijdenis omdat hij niet aanvaardt dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen.

Omdat altijd weer getracht wordt dit hoogst ernstige besluit te verdonkeremanen en te vergeten, zal ik het even letterlijk overnemen.

„De Synode — zoo luidt het in art. 429, pag. 125 der Acta — besluit met op twee na algemeene stemmen dit voorstel (om cand. Schilder niet toe te laten tot den dienst des Woords en der sacramenten — C. V.) te aanvaarden, nadat in het rapport is toegevoegd de uitspraak, dat cand. Schilder ook blijkt af te wijken van wat de kerken in artikel 33 Nederlandsehe Geloofsbelijdenis aangaande de sacramenten belijden".

Men voelt de enorme beteekenis van deze' uitspraak. Want ze zegt dat de Synode — inderdaad de S y - node en niet maar een paar deputaten — onomwonden uitspraken:

1e. dat de eigenlijke bedoeling der Sjmode van de bekende zinsnee uit de verklaring van 1942 omtrent het houden voor wedergeboren was: vast te leggen dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen;

2e. dat ook in art. 33 der Ned. Gel. belijdenis deze stelling wordt geleerd;

3e. dat wie genoemde stelling verwerpt derhalve in strijd met de belijdenis komt;

4e. dat wie in dit punt tegen de belijdenis ingaat, niet tot het ambt van dienaar des Woords kan worden toegelaten.

Dit is het éérste gewichtige besluit, door de synode in 1944 genomen, dat we wilden noemen.

Een besluit, dat, we voegen het er even bij, nog nimmer werd herroepen en dus nog onverzwakte kracht en beteekenis heeft.

2e. Den 23sten Maart van hetzelfde jaar schorste de synode prof. Schilder als hoogleeraar en predikant op grond van artt. 79 en 80, daarbij uitsprekende, dat deze zich „aan de In art. LXXX K.O. genoemde zonde van scheurmaking" had schuldig gemaakt.*) Dit geschiedde, volgens de door de Synode aan de kerken gezonden toelichting, vanwege „de heiligheid van des Heeren huis, het door God gestelde gezag der kerkelijke vergaderingen, de samenbinding in ons kerkelijk leven, de vrede van de kerk des Heeren en niet minder het waarachtige heil van prof. Schilder zelf"! 5)

Den 3den Augustus daarop volgende o n t s l a a t deze zelfde synode hem als hoogleeraar en ontzet ze hem uit zijn ambtelijke bediening als predikant, overwegende dat hij de in art. 80 K.O. „genoemde zonde van scheurmaking" had verricht en „geenerlei blijk van toenadering en boetvaardigheid aan den dag (had) gelegd, noch ook zijn afwijking beleden heeft, ondanks het ernstig vermaan, dat daartoe tot hem is uitgegaan en dat hij integendeel volhaMt in zijn zondige houding". ^) Ondertusschen was ook prof. Greijdanus op 26 Juli geschorst o.a. omdat hij zich „aan het aanrichten van scheuring en tweedracht in de kerken en aan herhaaldelijke overtreding van het 5de en 9de gebod had schuldig gemaakt".') Bovendien — het was wel een zéér zwarte tijd — wierp de Synode stiekum niet minder dan een gehééle kerk, die van Bergschenhoek, uit het verband der kerken. Want, nadat de kerkeraad van deze kerk aan de synode had verklaard zich vrij te maken van bepaalde, met name genoemde, synodale besluiten, kreeg hij een brief thuis, waarin te lezen stond, dat de Synode in haar vergadering van l^ept. enz. besloten had, „den schismatieken kerkeraad met wie zich onder zijn leiding stellen niet langer als Geref. Kerk in het verband van de Geref. Kerken in Nederland te beschouwen"! Inderdaad geschiedde dit stiekum, want in de officiëele, gedrukte acta van de zitting van 1 Sept. 1944 is er geen letter over te vinden! Alleen komt op p. 163 van de Acta, verslag gevende omtrent de zitting van 8 Aug. 1945 de mededeeling voor, dat bij de synode een missive is ingekomen van de kerk van Bergschenhoek, inhoudende, dat zij het verband met de Gereformeerde Kerken heeft verbroken! ^)

Een aperte leugen! gedaan. Zooiets heeft die kerk nooit

Misschien schaamde de synode zich ten slotte toch nog wel een beetje over zoo'n schandstuk.

Laten we het hopen.

De beteekgnis van deze feiten is intusschen weer zéér groot en veelomvattend.

Want deze personen en deze kerk hadden gestreden voor het behoud van een waarlijk gereformeerde kerkregeering. Zij verdedigden het aloude en oergereformeerde recht, tegelijk ook den aan allen opgelegden plicht — vastgelegd in art. 31 K.O. der Kerkorde — om ieder besluit, dat een meerdere vergadering neemt, te toetsen aan het woord des HEEREN om, wanneer zij bevinden, dat het daarmee — óf met de vastgestelde Kerkenordening —^ niet overeenstemt, in den kerkelijken weg, daartegen bezwaar aan te teekenen, zonder gedwongen te worden het onmi, ddellijk uit te voeren!

De Synode vernietigde dit recht. Zij eischte van elk door haar genomen besluit onmiddellijke en onvoorwaardelijke uitvoering door iedereen en stond, op straffe van uitwerping en schorsing, het indienen van bezwaarschriften alleen toe op voorwaarde, dat men begon met zich naar haar wil te schikken en haar besluit uit te voeren.

Met andere woorden, zij voerde principieel een volstrekte, synodale hiërarchie, of anders gezegd, een syno do-cratie in. Van deze hiërarchie werden de professoren Schilder en Greijdanus en de kerk van Bergsehenhoek de eerste slachtoffers. In den Naam des Heeren, onder de beschuldiging van de zwaarste zonden, werden zij weggezonden!

3) Onder leiding van ds de Graaf had de kerkeraad van Amsterdam in het voorjaar van 1944 een laatste poging ondernomen om een uitweg te zoeken uit de al benauwender wordende kerkelijke impasse. Da, t een - kerk als die van Amsterdam, onder de leiding van een man als ds de Graaf, zulk een poging ondernam deed de hoop in menig hart weer gloren. Alles werd gedaan om overeenstemming onderling te bereiken. In een hotel te Bloemendaal confereerden een groot aantal „synodalen" en „bezwaarden" twee dagen lang van den morgen tot den laten avond. In de daar gevoerde discussies draaide het geheel en al om 't amsterdamsche bemiddelingsvoorstel. Ja, als het in 'Bloemendaal had moeten beslist worden ... maar...!

’t Amsterdamsche voorstel kwam ter synodale tafel.

De pit ervan was een verzoek aan de Synode, of ze wilde verklaren, dat de uitspraak uit de leerbeslissing van 1942 over het voor wedergeboren houden der kinderen ook zoo, mocht gelezen worden, dat „de kinderen des verbonds naar de belofte Gods in Christus geheiligd zijn en dat zij daarom te beschouwen en te beh8, ndelen zijn als kinderen welke deelen in die genadige gezindheid Gods (op de synode werden deze twee woorden veranderd in „goedwilligheid en genade Gods te onswaart") tengevolge waarvan Hij op Zijn tijd de wedergeboorte werkt, totdat bij het opwassen uit hun wandel of leven blijkt, dat zij het bloed des Testaments onrein achten, waardoor zij geheiligd waren". ^)

De ontvangst ter synode was allesbehalve vriendelijk.

De kerkeraad van Amsterdam, welke beleefdelijk had verzocht of ds de Graaf zijn voorstel mocht toelichten — wie kon dat beter dan de opsteller? — kreeg kort en goed nul op dat rekest. ^'')

En dat was nog maar het begin!

Want op 26 Juli — ik zie ds de Graaf en ds Sikkel nog op de gaanderij in de Oosterkerk zitten, belevende hun groote ontgoocheling! — wees de synode de amsterdamsche formule af o.a.:

„omdat zij het onmiddellijk verband tusschen het in Christus geheiligd en de wedergebodrte verzwakt"11)

Duidelijk werd uit deze beslissing — met het amsterdamsche bemiddelingsvoorstel! waren bovendien ook nog een paar andere in de prullemand geworpen — dat:

1e. volgens de synode wedergeboorte en het in Christus-geheiligd-zijn zakelijk hetzelfde zijn;

2e. dat ze niet bereid bleek den bezwaarden ook maar het kleinste beetje , , ruimte" te verschaffen: ze gaf ze geen millimeter toe, vroeg het allerlaatste en sloeg iedere poging om de standpunten dichter bij elkaar te brengen vinnig en resoluut af.

4e. Terwijl de synode zoo met haar, zwaarste kanonnen opereerde en hevig toesloeg, sprak zij ook haar laatste — en wederom scherpste — woord over de binding aan de nieuwe gecreëerde „geloofsuitspraken".

Na voorlezing van een rapport waarin o.a. v/erd verklaard, dat ieder de — twee jaar later afgeschafte — leeruitspraken als , , Goddelijke waarheden moet aanvaarden", sprak de synode o.a. uit, dat „het niet genoeg geacht kan worden, dat ambtsdragers de ieeruitspraken niet bestrijden, maar als regel moet worden gehandhaafd, dat zij met de gedane lecruitspraken behooren in te stemmen; al kan in bepaalde gevallen (!!) bij gebleken bezwaren tegen een bepaald punt (!!) genoegen worden genomen met de verklaring, dat men niets zal leeren, wat met deze uitspraken niet ten volle in overeenstemming is"; en

„dat de kerken het recht hebben van te verkiezen ambtsdragers of van afgevaardigden te verwachten, dat zij instemmen met de leeruitspraken der synode (altijd onder voorbehoud van hun recht tot het indienen van gravamina in den kerkelijken weg), en van hen ook een uitdrukkelijke verklaiing te vorderen, indien daarvoor een genoegzame reden aanwezig is naar het oordeel der betrokken vergadering". ^^)

Men ziet: de strik was nu volkomen dichtgehaald: de leer was zoo klaar mogelijk ontwikkeld; iedere onduidelijkheid was verdwenen;

de binding was zoo strak mogelijk aangehaald, en de volledige opper-heerschappij van de synode was 'theoretisch volledig uitgewerkt en practisch consequent toegepast.


1) Acta der Generale Synode 1943/45 p. 125.

2) Reformatie Stemmen No. 10/11 4, 18 Jan. 1945.

3) Idem No. 12, 1 Febr. 1945.

4) Acta p. 113/4.

5) Toelichting p. 51.

6) Acta, p. 154.

7) Acta, p. 152.

8) Zie: De Reformatie van 19 Oct., 9 en 16 Nov. 1946.

9) Zie: Acta, p. 381.

10) Acta, p. 137/8. Op de commissievergadering, waar Ds de Graaf werd toegelaten gaf de Voorzitter den leden der commissie de gelegenheid vragen te stellen aan Ds de Graaf. Nadat een paar onbeteekenende vraagjes gesteld waren-en Ds de Graaf geantwoord had In enkele minuten werd Ds de Graaf bedankt en kon hij gaan.

11) Acta p. 140.

12) Acta p. 143/4, 389.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's