Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven VI

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven VI

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Behalve de duidelijk omschreven bevoegdheden van den Ondernemingsraad, die wij om niet al te uitvoerig te worden niet in onderdeelen verder zullen behandelen, spreekt lid 4 van artikel 4 nog van de bevoegdheid van den Economischen Raad in dezen. De Economische Raad is de top-instantie van de eveneens in een Wetsontwerp voorgestelde Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Op voorstel nu van de bedrijfscommissie, waaronder te verstaan is een boven de bedrijven staande bedrijfstak-instantie, die eveneens volgens het Wetsontwerp op de Ondernemingsraden zal dienen te worden gevormd en dan wel door den Economischen Raad, die deze bedrijfscommissies instelt, kan deze Economische Raad, zijnde dus een instantie buiten de onderneming, aan den Ondernemingsraad al dan niet onvoorwaardelijk, dus ook onvoorwaardelijk, andere dan de reeds genoemde bevoegdheden verleenen volgens dit lid 4 van artikel 4. Bovendien kan deze Economische Raad volgens lid 3 nadere regelen stellen omtrent de reeds verleende bevoegdheden. Die Economische Raad is dus wel een machtig lichaam, dat samen met die bedrijfscommissie invloed doet gelden op de verhoudingen binnen de onderneming. Bij dat alles staat er dan steeds nog die nominale erkenning van de zelfstandige functie van den ondernemer. Men moet het als ondernemer intusschen maar afwachten, wat er volgens het oordeel van bedrijfscommissie en Economischen Raad ten slotte nog zal overblijven als reëele waarde van die zelfstandigheid van den ondernemer in dezen.

Uit het voorgaande zal het duidelijk zijn geworden, dat zoowel Ondernemingsraad als bedrijfscommissie en Economische Raad maar niet als adviseerende colleges zijn te beschouwen, maar als dirigeerende. Zij treden voor een deel in de bevoegdheden van den ondernemer en beperken deze. Al dat nieuwe, dat voor het overgroote deel nog opgericht zal dienen te worden, zal dan de verbetering moeten brengen, de vernieuwing in het bedrijfsleven en de productie moeten stimuleeren.

Wat de positie van den ondernemer bij dit alles betreft denken wij aan de caricatuur, die onlangs van dit alles gegeven werd in de Saturday Evening Post. Daar ziet men zulk een Ondernemingsraad in vergadering bijeen. De zes leden van den Raad zijn druk in onderlinge discussie gewikkeld en hebben alleen aandacht voor elkaar. Als hopelooze eenling staat aan het hoofd van de tafel de ondernemer, de handen aarzelend omhoog geheven als om de aandacht te trekken van deze rond de tafel gezeten heeren. Met de blik in de ruimte, merkt hij op: Heeren, zou ik ook nog eens iets in 't midden mogen brengen? De stakkerd! Wanneer men nagaat dat de Wet voorstelt, dat bij een onderneming met 100 personeelsleden vijf leden zullen worden afgevaardigd in den Ondernemingsraad en dan daarbij overweegt, dat deze afvaardiging uit verschillende afdeelingen, b.v. van fabriek, kantoor, technische-en verkoopstaf zal dienen te geschieden, dan is m.i. de vraag gewettigd of daarmede nu gezegd kan worden, dat de arbeider of de werknemer inderdaad medezeggenschap heeft verkregen. Dat deze 5 heeren het krijgen is duidelijk, maar geldt dit voor het geheel? Wij voor ons vreezen, dat straks, wanneer dit Ontwerp van Wet eens wet zou zijn geworden, de ontwikkeling der dingen bij het ingrijpen op bestaande gezagsverhoudingen in de ondernemingen, door de feiten gedwongen eens tot dezelfde erkenning zal brengen, die onlangs de voorzitter van de Britsche Arbeiderspartij, de heer Shinwell, deemoedig aflegde t.a.v. de nationalisatie der mijnindustrie: „De nationalisatie van de mijnindustrie stond af vijftig jaar op het program der Arbeiderspartij. Wij dachten, dat wij er alles van wisten, maar het is een feit, dat dit niet het geval was”.

Crisis van het gezag, schreven wij boven dit artikel. Naar wij meenen terecht. Want allereerst constateerden wij verschil van opvatting en voorstelling, zoowel wat de zaak zelf betreft als wat de organen en instanties van die medezeggenschap aangaat. Zoowel het Voorontwerp van Wet als het Wetsontwerp geeft een weinig concrete omschrijving van de grenzen voor het gezag bij den gezagsdrager of de gezagsdragers in de onderneming, wil zelfs aan instanties, die de een nog verder dan de ander van de onderneming afstaan bevoegdheid verleenen om te bepalen welke extra bevoegdheden aan de afzonderüjke ondernemingsraden kimnen worden toegekend. Allerwegen gezagsverschuiving en dat zonder dat de rechtsgrond daarvoor voldoende is aangetoond.

Men moge nu zooals de heer A. Borst, Algemeen Voorzitter van het Verbond van Prot. Chr. Werkgevers in Nederland, in zijn radio-causerie van 18 Juni j.l. volgens het verslag daarvan in „de Werkgever" van 1 Juli j.l. van oordeel zijn, dat dit woord „mede­ zeggenschap" verschrikkelijk leelijk is, omdat er zooiets in zit van den Streber, het elleboogmannetje, dat een ander van zijn plaats drukt, de voornaamste vraag voor ons is: is de zaak der medezeggenschap juist en dan pas is het juiste woord voor de juiste zaak gekozen. En wat die zaak zelf betreft, vermeldt ook de heer Borst niet veel meer dan dat het daarbij „gaat veelmeer om een mede-besUssingsrecht ten opzichte van die zaken en d i e aangelegenheden, waarover en waarin ook de groep arbeiders medeverantwoordelijkheid wil en volgens velen ook kan aanvaarden". Aan het einde van zulk een zin weet men nog net zooveel als aan het begin.

Juist die nauwkeurige bepaling van den term medezeggenschap zou aan den dag brengen, dat de een daaronder geheel iets anders verstaat dan de ander. Van Prof. Dr de Gaay Fortman kan men b.v. in zijn „De arbeider in de nieuwe samenleving" (pag. 73/74) te dien aanzien tenminste nog lezen: „Het is een levensvoorwaarde voor de onderneming, dat in haar gezag wordt uitgeoefend en dat de noodige beslissingen snel en met doortastendheid worden genomen. Dat is onmogelijk wanneer de arbeider of een vertegenwoordiging hunnerzijds in eenigerlei vorm een medebeslissingsrecht krijgen. De economische me'dezeggenschap in de onderneming moet dus bestaan in een recht op de hoogte gesteld te worden van den gang van zaken in commercieel opzicht en een recht om te dien aanzien adviezen te geven". Hier beteekent medezeggenschap niet veel meer dan mede-overleg, ook al wordt dit niet betoogd vanuit principieel gezags-standpunt, want dan wil ook deze schrijver blijkens zijn eerder geciteerde woorden niet weten van een verschillend gezagsniveau voor wat hij noemt kapitaal en arbeid, of wat men ook zou kunnen noemen ondernemer en personeel. Hij bepleit deze medezeggenschap als medéoverleg uitsluitend vanuit praktisch utilistisch standpunt en dat kan ons niet bevredigen. Maar geheel anders staat het b.v. met deze zaak bij het N.V.V. Daar wil men blijkens het Rapport van de Commissie Ondernemingsraden van dit Verbond wel degelijk deze medezeggenschap verstaan zien als m e d e - g e z a g. Men wil, dat over zaken als van uitbreiding en inkrimping der onderneming, verplaatsing, sluiting, fusie en verkoop, het gaan produceeren van nieuwe producten, het invoeren van nieuwe productiemethoden e.d., de ondernemingsraad een mede-beslissingsrecht verkrijgt.

Het C. N. V., dat op 5 Mei j.l. over deze zaak der medezeggenschap een request richtte tot de Ministers van Sociale en van Economische Zaken bracht daarin als wensch ook naar voren, dat de ondernemer, voordat hij zijn balans met winst-en verliesrekening jaarlijks zou gaan vaststellen, deze vooraf in den ondernemingsraad ter discussie zou moeten voorleggen. Wij zien hier een duidelijke overschrijding van de bevoegdh, eden van hen, die onder den ondernemer werken. De'ondernemer heeft de roeping, maar ook het recht en de bevoegdheid de resultaten van den arbeid in de onderneming zoo te fixeeren, dat daarbij zoowel het bestaan der onderneming in de toekomst als de directe belangen in de eerste plaats van hen, die met of zonder hem eigenaren zijn van het goed en voorts van allen, wier positie bij deze onderneming is betrokken, zoowel binnen als buiten de onderneming, op de beste en meest verantwoorde wijze tot hun recht komen.

Wij brengen dit alles naar voren om duidelijk te maken, welke verschillende, ten deele geheel tegenovergestelde ideeën ten aanzien van de zaak der medezeggenschap in de onderneming leven bij de voorstanders van deze zaak.

In een dergelijke situatie nu verschijnt dit Wetsontwerp. Zonder vast kompas en zonder duidelijk uitgezet bestek zeilen wij het onbekende tegemoet, zoowel met de ondernemingen zelf als met de grootere economische verbanden, die gevormd zullen worden, als deze wetsvoorstellen worden aangenomen. ledere onderneming, waarin 25 personen werkzaam zijn, zooals de Voorstellers van het Wetsontwerp zelf erkennen, een totaal willekeurig getal, zal dan met deze zaak als verplichte instelling te maken krijgen. De organen van overleg in de onderneming, hier en daar bestaande en normaal groeiende, zullen dienen te worden aangevuld of vervangen door deze organen van gezag. Van deze onnatuurlijke bevordering van de zaak der economische medezeggenschap als economisch overleg in de onderneming, kan niet veel goeds verwacht worden. De tijd zal het leeren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CRISIS VAN HET GEZAG in het bedrijfsleven VI

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 augustus 1948

De Reformatie | 8 Pagina's