Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Als de verleiders der mystiek van God spreken, soms in bijbelsche taal, bedoelen zij feitelijk den heidenschen „oergrond aller dingen". En het aantrekkelijke voor den mensch ligt dan vooral hierin, dat hij zijn eigen zaügheid zich door eigen kracht verwerft.

Wij mogen nimmer vergeten, dat deze verleiding des satans heel dicht bij ons allen ligt en dat wij tegen niets meer altijd waakzaam moeten zijn dan juist tegen dit kwaad. Daarom spreken de oprechte kinderen. Gods in hun gebed steeds van dat „niets in of aan ons".

Maar als de gereformeerde beUjder in een nu weer, zelfs van synodocratische zijde aanbevolen „zelfonderzoek", dat dan in nauw verband staat mét de veronderstelde wedergeboorte, in eigen hart gaat zoeken naar „kenmerkon", ligt de zonde bij hem vlak voor de deur.

Ik ze; ; dit niet om iemand te beschuldigen. Ik iog deze waarschuwing eiken dag opnieuw voor de eigen aandacht.

Want wij willen niets liever dan, ook al roemen wij in vrije genade, toch iets bij ons zelf vinden, dat ons steun kan bieden voor ons geloof.

Het moge, als wij de schijnbaar diepzinnige redeneeringen der mystici, zoowel bij Rome als in de kringen der Reformatie lezen, ons vreemd voojkomen, dat zoovele heel eenvoudige en ongeleerde menschen, vooral in de dagen van Calvijn en Luther, in de strikken van een Böhme of David Joris vielen, de verklaring ligt hierin, dat de mensch het eigen werk zoo moeihjk verloochent.

Hier ligt ook de sterke aantrekkingskracht van Rome op van nature gevoelige zielen. Vandaar ook dat een Dionysius, de pseudo Areopagiet, zulk een groeten invloed oefende niet alleen in het Oosten, maar ook in het Westen.

Prof. Aalders zegt in zijn magistrale werk over de „Mystiek": „de heilsorde is bij Dionysius onzeker. Het is niet God, die deze opent, maar de actie gaat uit van den mensch. Deze vroomheid is ageerend, niet reageerend. God is rechtvaardig en geeft ieder, waarop hij recht heeft.

Het komt er slechts op aan, dat het schepsel zich van God bewust wordt, d.i. zijn beginsel terugvindt en de verdeeldheid tot eenheid herleidt.

En dit geschiedt dan volgens Dionysius in drie etappes: die als reiniging, verlichting en volmaking worden onderscheiden. En in dezen drieslag heeft Dionysius het schema gegeven voor heel de volgende mystiek der kerk.

De aantrekkelijkheid bij Rome voor den mensch is, dat hij toch door eigen werk zelf kan toebrengen tot de zaligheid zijner ziel.

Dr de Vogel geeft dit gereedehjk toe, als hij afscheid neemt van de reformatie, die zij nimmer recht verstond, en zich keert tot Rome.

In de zestiende eeuw, dus zegt zij, heeft zich de Reformatie tegenover de traditie der Roomsche kerk gesteld, allereerst met haar leer der heilsorde. Deze heeft die heilsorde, naar het oordeel der Reformatie, omgekeerd. En wel ziet zij verschil tusschen Luther en Calvijn inzake de goede werken, maar in den grond der zaak waren zij toch één: uit genade zijt gij zalig geworden, en dat niet uit u, het is Gods gave.

De mystieken der zestiende en zeventiende eeuw, met uitzondering van een Ekkehart, die Rome zeker te ver ging, richtten zich dan op het kruis van Christus. Maar heel hun imitatie bedoelde niet maar een navolging, maar werkeUjk een nadoen. Zij wilden door de aanschouwing van het Kruis het hjden van.

Christjis zelve doorlijden en daardoor weer zelf hun - zaügheid verwerven.

Dat is ook de ernstige dwaling van het onder gereformeerden zelfs wel aanbevolen werk van Thomas a Kempis. Verleidelijk boek, dat in den grond der zaak geen rechte zondekennis leert.

Het zou zeker niet oninteressant zijn, de leeringen van een Ekkehart of Böhme hier eens nader te bezien, maar veel gevaarlijker voor de Reformatie was het bekende werkje van een onbekenden schrijver van die dagen, de „Theologia Deutsch", een werkje, dat zelfs Luther van streek bracht. Hij beval de lezing van harte aan. En toch, niets was gevaarlijker dan dat.

Men staat, ziende wat in dat werkje geleerd wordt, verbaasd over het feit, dat Luther zich zoo kon vergissen. Maar de oud-leerltng van den nominalist Occam was tegen de verleiding der mystiek niet ten volle gewapend. Wat ook later wel bij de piëtisten in Duitschland en hier te lande bleek.

„Het karakter van dit wericje", zegt prof. Is. van Dijk, „komt al dadelijk uit in het opschrift boven het vijfde hoofdstuk: hoe men dit verstaan zal, dat de mensch zal worden: weislos, willenlos, lieblos, begierdelos, erkenn-los". Hier denken wij aanstonds aan de zeven nieten van Schortinghuis, die in de achttiende eeuw, vooral in mijn provincie, zooveel kwaad heeft gedaan: ik kan niet, ik wil niet, enz. Het leek zoo vroom. Het was zoo verkeerd.

De schrijver van de „Theologia Deutsch" staat sterk onder den invloed van Dionysius. God, zoo zegt hij, ifi aller dingen wezen, en in zich zelf onveranderd en onbewegeUjk. Hij beweegt en verandert alle andere dingen. Daar hebben wij den „onbeweeglijken beweger" van den heiden Aristoteles. Het gedeelde of onvolkomene is datgene, wat uit dit volkomene is ontsprongen, evenals een glans of schijn, die uitvloeit uit de zon, of uit een licht.

Daar hebben wij de leer der emanatie.

Dit uitgevloeide nu — dat is al het geschapene — heet creatuur en geen van deze gedeeldheden is het volkomene. Het gedeelde is begrijpelijk, kenbaar en kan uitgesproken worden.

Maar het volkomene is voor alle creaturen ais creaturen onbegrijpelijk, onuitspreekbaar, onkenbaar, als creatuur. Daarom noemt men het volkomene niet, want het is niets van dat alles. De creatuxir als creatuur kan 't volkomene niet kennen, begrijpen, noemen, noch denken. Zal de mensch dus God kennen dan moet hij zich vrijmaken van al het creatuurlijke. God, die het hoogste goed is, wil zich voor niemand verbergen, als Hij slechts een aandachtige ziel vindt, die geheel gereinigd is van alle creaturen. Want. voor zooveel wij ons vrijmaken van het creatuur worden wij ontvankelijk voor den Schepper. En dit zou Pau}us dan bedoelen, als hij zegt: als het volkomeïie komt, d.i. als het gekend wordt, zoo wordt het gedeelde, d.i. creatuurlijkheid, geschapenheid, ikheid, zelfheid, mijnheid, alles, versmaad en voor niets gehouden. En zoo gaat het voort.

Dteze gedachte: het volkomene is niet te noemen, spreekt • uit alle mystiek, die zoo hoog opgeeft van het z w ij g e n. Juist in dat zwijgen spreekt dan de ware verheffing onzer ziel tot God. God is nabij, zegt een dichter, dat alles in ons zwijge. Otto, de man van het numineuzè, het „heilige", roemt dan ook dat zwijgen. En ik hoorde er in radioredevoeringen ook zoo gevoelig van spreken.

Psalm 150, ja heel de Schrift, die zegt, dat al wat adem heeft God den Heere zal loven en prijzen, bestaat voor den mysticus niet.

Zien wij hier niet de echt satanische werking? God de Heere wil, dat Zijn schepsel Hem zal loven, dat ds mensch heel den lof van alle schepsel Gode met groote bhjdschap zal toebrengen. Daartoe geeft Hij den inensch den mond, de taal. Maar zegt. de booze tot den ongeloovige: vloek God, of negeer den Almachtige, tot de vrome kinderen Gods wordt gefluisterd: zwijg toch, want daarin nadert gij het dichtst tot God.

De Christus der Schriften is in heel dat werkje „Theologia Deutsch" niet aanwezig. Er is wel de imitatio, d.i. de verloochening van onzen Heiland en Heer. En toch hoevele duizenden werden door dit werkje verleid. En deze verleiding is er nog van allen kant.

Het trok onlangs mijn aandacht, dat in een der synodoqratische bladen de oude onderscheiding: geen mysticisme, maar wel mystiek weer werd aangeprezen. Een onderscheiding, die eigenhjk niets zegt. De schrijver wees met instemming op het werk van den fijnen, doch niet gereformeerden auteur van het reeds door mij genoemde werk over de Mystiek, n.l. prof. Aalders. En hij zag blijkbaar niet hoe in dit werk de mystiek ten grond van alle geloof wordt gelegd, evenzeer als dit voorheen bij de ethischen als Chantepie de la Saussaye het geval was.

Dan ziet de hervormde emeritus-predikant ds D. A. Vorsten de dingen toch zuiverder.

Het is een zeer merkwaardig teeken, dat deze predikant met den pater-jesuiet dr M. M. J. Smits van Waesberghe een groot werk uitgeeft, getiteld: Nederlandsche mystiek.

Ds Vorsten nu zegt, dat er in het Nederlandsehe protestantisme weinig mystiek is. Daarin kon hij zich wel vergissen, helaas. Bij Rome echter, dus verklaart hij, neemt de mystiek een groote plaats in. Zij is daar zielsbehoefte, innerlijk leven.

De mystiek zal overal, waar ter wereld zij zich ook openbaart, altijd en overal, zoo gaat hij voort, , het-. zelfde gelaat vertoonen. Het uiteindelijk doel van alle mystiek is de unio-mystica, de vereeniging der ziel met God, of, iii het Oosten, met den oergrond van het leven. In het katholicisme worden voortgaande. Godzoekende zielen in een zóó ontzaghjke spanning gedreven, dat zij niets meer aanzien, en niet meer met de wereld der veelvuldige vormen en verschijningen verbonden zijn, maar dat zij voortgaan, machtig, ademloos, en met één vurig verlangen, de plaats te bereiken, waar zij de onveranderhjke, onbegrijpeHjke en zalige versmelting met God zullen beleven. Dan zijn zij binnengetreden in eene zoo geheel eigen wereld van geestehjke ervaringen, dan zich bewust geworden van in te zijn gegaan in zoo diepe verborgenheden van de eigen ziel en zulke spanningen te beleven, die alleen maar kunnen worden verstaan door hen, die ze ondergaan. Zij kunnen er niet over spreken. Het is „namelooze verrukking", „hemelsche bedwelming", een „verzinken in heilige dwaasheid".

Wie, die dicht bij de Schrift leven mag, ziet hier niet de satanische verleiding, die de bewogenheid der hel doet aanzien voor verrukking der eeuwige zaligheid.

Deze mystiek nu vindt ds Vorsten ook weer bij mevrouw Roland Holst en Boutens, om enkele namen te noemen. Hij zegt, dat het den mysticus niet meer gaat om vergeving, of om verlost te worden van het kwellend bewustzijn der zonde. Want hij weet deze vergeving in de verbondenheid met God besloten. Het gaat hem om de loutering.

Ten slotte worden de oude mystieken: Ruysbroeek, Tauler, Jan Luiken en Ekkehart verheerhjkt. Het protestantisme, zoo wordt verklaard, moge het wel weten. De geschiedenis is ook Gods werk, Gods oordeel. En hierbij is niet-van 't grootste belang, of een kerk een beetje ruimer wordt en e„en grooter getal Christenen in zich kan opnemen, of een behjdenis wordt vernieuwd en eenigermate aan den nieuwen tijd wordt aangepast, en' of groote groepen christenen zich aansluiten ' bij een wereldraad van kerken. Het eenige, dat van waarde is, dat is, of inderdaad de Geest Gods doorbreekt van uit de kerk van Christus tot het hart der wereld, of mensch en kerk alles willen prijsgeven, om in de verhoudingen dezer wereld God te dienen, en Henf alleen.

Wij mogen, zoo besluit ds Vorsten zijn betoog, alleen maar hopen en bidden, dat ook van uit het Nederlandsche protestantisme de wegen gevonden en betreden worden, die naar de diepte leiden, naar de diepten der mystiek en de Godsaanschouwtng, opdat ook hier een geestehjke vernieuwing openbasir moge worden, die deze verslagene en tot wanhoop gebrachte wereld tot zegen zal zijn en haar ziel zal doen ontwaken en zal doen leven in de „stilten Gods".

Zoo spreekt ook de ongeloovige Engelsohe schrijver Aldous Huxley in zijn „Grey Emminence".

Ook dit alles behoeft geen commentaar.

Wij willen nog nader zien hoe de waarschuwing „verabsoluteer niet" feitelijk, in dezelfde lijn ligt als deze aanbeveling van het , .absolute".

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 april 1949

De Reformatie | 8 Pagina's